ECLI:NL:HR:2000:AA5635
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- R. Herrmann
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verjaring van schadevergoeding bij asbestblootstelling en mesothelioom
In deze zaak gaat het om de vraag of de vordering tot schadevergoeding van de erven van een overleden werknemer, die aan asbest is blootgesteld, nog kan worden ingesteld na het verstrijken van de verjaringstermijn van dertig jaar. De werknemer, [de overledene], was van 16 maart 1959 tot 7 juni 1963 in dienst bij de Koninklijke Schelde Groep B.V. en is in 1996 overleden aan mesothelioom, een vorm van kanker die wordt veroorzaakt door asbestblootstelling. De erven hebben in 1997 een rechtszaak aangespannen tegen de werkgever, maar hun vorderingen zijn in eerste instantie door de Kantonrechter en later door de Rechtbank afgewezen op grond van verjaring.
De Hoge Raad oordeelt dat de verjaringstermijn van dertig jaar, zoals vastgelegd in artikel 3:310 lid 2 BW, strikt moet worden nageleefd, maar dat er uitzonderingen mogelijk zijn. De vraag is of de termijn kan worden buiten toepassing verklaard op basis van redelijkheid en billijkheid, vooral in gevallen van verborgen schade. De Hoge Raad stelt dat de verjaringstermijn niet kan worden verlengd, maar dat er omstandigheden kunnen zijn waaronder de benadeelde niet in staat was om zijn rechten te doen gelden voordat de termijn verstreek.
De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de Rechtbank en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof voor verdere behandeling. De beslissing benadrukt het belang van rechtszekerheid, maar erkent ook de noodzaak om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van het geval, zoals de lange termijn tussen blootstelling aan asbest en de diagnose van de ziekte.