3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende:
(i) [Eisers] waren tot 1 mei 1997 werkzaam als accountmanager bij de afdeling D.N.I. van het kantoor van de bank aan de Sarphatistraat te Amsterdam. Deze afdeling was belast met het verzorgen van het betalingsverkeer ten behoeve van niet-ingezetene relaties. In oktober 1996 werd door de toenmalige chef van de afdeling een mogelijke fraude met nummerrekeningen binnen de afdeling geconstateerd. Op 18 oktober 1996 is aan de directeur van de interne Concernaccountantsdienst (C.A.D.) van de bank verzocht een onderzoek in te stellen. Ook de afdeling Concernveiligheidszaken van de bank heeft een onderzoek ingesteld.
(ii) In november 1996 heeft de bank het Openbaar Ministerie in Amsterdam en De Nederlandsche Bank informeel op de hoogte gesteld van de ontdekte fraude.
(iii) Op 13 november 1996 heeft de bank [eisers] geschorst en op 26 november 1996 zijn zij op staande voet ontslagen, maar dit ontslag is binnen 24 uur ongedaan gemaakt.
(iv) In december 1996 hebben [eisers] een vaststellingsovereenkomst gesloten met de bank. Onder verlening van finale kwijting over en weer is daarbij het volgende afgesproken:
a. het op 26 november 1996 aangezegde ontslag op staande voet wordt door de bank ingetrokken en de arbeidsovereenkomsten worden beëindigd door middel van een formele ontbindingsprocedure bij de kantonrechter, op neutrale gronden;
b. aan [eisers] wordt een reëel geredigeerd getuigschrift (met positieve strekking) verstrekt;
c. partijen zullen zich onthouden van het doen van uitlatingen die op enigerlei wijze schadelijk zijn of kunnen zijn voor (de goede naam van) de wederpartij en de bank zal zich onthouden van het doen van mededelingen aan derden over de vermeende betrokkenheid van [eisers] en over de beëindiging van hun dienstbetrekkingen; bij het doen van mededelingen aan de bedrijfsvereniging zal de bank zich beperken tot hetgeen in de stukken van de formele ontbindingsprocedure staat vermeld.
(v) Bij beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 30 januari 1997 zijn de arbeidsovereenkomsten van [eisers] ontbonden met ingang van 1 mei 1997.
(vi) Op 12 februari 1997 heeft de C.A.D. rapport uitgebracht. Op 13 maart 1997 heeft de bank bij de politie formeel aangifte gedaan van valsheid in geschrift, oplichting, verduistering en verduistering in dienstbetrekking. De aangifte was gericht tegen vier medewerkers van de afdeling D.N.I., onder wie [eisers]. Eind maart 1997 is tegen deze vier medewerkers een gerechtelijk vooronderzoek geopend.
(vii) Na de beëindiging van hun dienstbetrekking hebben [eisers] samen met anderen een nieuw bedrijf opgezet, te weten [A] N.V. In september 1997 is voor dat bedrijf een vergunning aangevraagd bij de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE). Naar aanleiding van die aanvrage heeft de STE informatie gevraagd bij de bank en bij het Openbaar Ministerie. Bij faxbericht van 12 februari 1998 heeft de bank aan de STE inlichtingen verschaft over het ontslag op staande voet, de intrekking van het ontslag en de daarop volgende ontbinding van de arbeidsovereenkomsten door middel van een pro-forma-procedure zonder toekenning van een vergoeding. Ook het Openbaar Ministerie heeft aan de STE informatie verschaft. Daarbij is vermeld dat [eisers] onderwerp waren van een reeds twee jaar lopend strafrechtelijk onderzoek naar bij een voormalige werkgever gepleegde grootschalige fraude.
(viii) Bij besluit van 19 maart 1999 heeft de STE de vergunningaanvraag afgewezen, op twee gronden:
a. de omstandigheid dat niet voldaan was aan het in art. 14 lid 1 van het Besluit toezicht effectenverkeer 1995 (Bte 1995) neergelegde vereiste van een tweehoofdige leiding; het besluit vermeldt dat "reeds hierom" de gevraagde vergunning moet worden geweigerd;
b. de omstandigheid dat de betrouwbaarheid van [eiser 2] naar het oordeel van de STE niet buiten twijfel staat, zoals is vereist krachtens art. 10 lid 2 Bte 1995.
(ix) Op 9 november 1998 zijn [eisers] door de politie aangehouden. Bij hen zijn huiszoekingen verricht waarbij voorwerpen in beslag zijn genomen. Onder [eiser 2] is een auto inbeslaggenomen.
(x) In het kader van de voorbereiding van een beslissing over de WW-uitkering heeft de bank aan het GAK informatie over [eiser 1] verstrekt bij brief van 6 mei 1999 en informatie over [eiser 2] verstrekt bij brief van 18 december 2000.