Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De feiten
2.De procedures tot nu toe
rechtbank] in kracht van gewijsde is gegaan. Hiertoe doen zij een beroep op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) van 20 september 2001, zaak C-344/98 (hierna: het Masterfoods-arrest), op artikel 16 lid 1 van de Verordening 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (hierna: de Verordening) en op de Mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking tussen de Commissie en de rechterlijke instanties van de EU-lidstaten bij de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag [thans de artikelen 101 en 102 VWEU, rechtbank]. (…)
rechtbank):
Het ligt thans op de weg van Equilib om haar stellingen met betrekking tot de causaliteit en de schade nader te concretiseren.Voor zover Equilib betoogt dat in verband met de door haar gevorderde verklaringen voor recht thans alleen de onrechtmatigheid aan de orde is en de schade pas in de schadestaatprocedure aan de orde zal komen, gaat dat betoog niet op, nu de rechtbank het weinig zinvol acht om in deze procedure slechts over de onrechtmatigheid van de gedragingen van de luchtvaartmaatschappijen in het algemeen te oordelen (welk oordeel immers in belangrijke mate is voorbehouden aan de Europese Commissie en de Unierechter). Wil in deze procedure - hangende de beroepsprocedure bij de Unierechter - voortgang kunnen worden geboekt, zal het debat zich derhalve moeten toespitsen op specifieke gedragingen van de luchtvaartmaatschappijen (routes, vluchten etc.) en specifieke activiteiten van de (beweerdelijke) cedenten namens welke Equilib haar vordering heeft ingediend. Voorts acht de rechtbank het mogelijk om uiteindelijk (indien de onrechtmatigheid van bepaalde gedragingen vaststaat) de schade in de onderhavige procedure te begroten op de voet van artikel 612 Rv. Het schadedebat zal derhalve in de onderhavige procedure moeten worden gevoerd.
Dit brengt met zich dat het voor een constructieve voortzetting van het debat tussen partijen noodzakelijk is dat in de eerstvolgende fase van de procedure concrete gegevens op tafel komen over het geleden nadeel. Pas daarna kan immers op een zinvolle manier inhoudelijk discussie worden gevoerd over thema's als toepasselijk recht, verjaring en causaliteit. Equilib dient in dat kader concrete informatie te verstrekken over welk nadeel door haar (beweerdelijke) cedenten is geleden in verband met welke activiteiten van de cedenten en waarom dit nadeel is veroorzaakt door de handelwijze van de luchtvaartmaatschappijen. Deze informatie zal de ingrediënten kunnen leveren voor een beoordeling van thema's zoals toepasselijk recht, verjaring en cessies.(…)
Equilib heeft immers niet geconcretiseerd jegens welke (beweerdelijke) cedenten als gevolg van het kartel onrechtmatig is gehandeld en welk nadeel door deze cedenten is geleden door toedoen van de luchtvaartmaatschappijen. Verder zal in het geval van toewijzing het verzamelen van de gevraagde documenten veel tijd in beslag nemen en hoge kosten meebrengen, terwijl bovendien is betwist dat alle gevraagde gegevens voorhanden zijn. Kortom: Equilib moet eerst haar stellingen zo goed mogelijk toelichten aan de hand van de informatie waar zij al over beschikt en de informatie waarover zij in overleg met haar cedenten kan beschikken. (…)
rechtbank):
Als de luchtvaartmaatschappijen de stellingen van SCC voldoende betwisten, ligt het vervolgens op de weg van SCC om haar stellingen, onder meer met betrekking tot de causaliteit en de omvang van de schade (welk nadeel is geleden door de cedenten en waarom is dit nadeel veroorzaakt door de luchtvaartmaatschappijen), nader toe te lichten. Een onderdeel van die toelichting zal betrekking moeten hebben op een analyse van alle relevante marktomstandigheden en in het bijzonder het werkelijke prijspeil dat ten laste is gekomen van de cedenten en het hypothetische prijspeil dat door de cedenten zou zijn betaald indien de gewraakte handelingen van de luchtvaartmaatschappijen achterwege zouden zijn gebleven (waarbij relevante inzichten mogelijk kunnen worden ontleend aan het
‘Werkdocument van de diensten van de Commissie, Praktische Gids betreffende begroting van schade bij schadeacties wegens inbreuken op artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bij de Mededeling van de Commissie betreffende de begroting van schade bij schadeacties wegens inbreuken op artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie’). (…)
rechtbank):
Aldus zal Equilib, naar het zich thans laat aanzien, op enig moment (indien en voor zover nodig voor de beslissing) specifieke gegevens in het geding moeten brengen over de vluchten waarmee de vorderingen van de materiële eisers verband houden.De luchtvaartmaatschappijen mogen dan ook, zoals steeds tot op heden, het voorbehoud maken van nader verweer na kennisname van concrete gegevens over alle relevante vluchten. Voor de goede orde wordt eraan herinnerd dat de rechtbank al heeft beslist dat de gestelde schade, indien nodig voor de beslissing in het geding, in deze procedure kan en zal worden begroot of geschat. Een verwijzing naar de schadestaatprocedure is niet aan de orde. (…)
in abstracto), omdat volgens SCC Rome II anticiperend moet worden toegepast (hetgeen zou betekenen dat Nederlands recht van toepassing is op de aan SCC gecedeerde schadevergoedingsvorderingen) en KLM c.s. meent dat de WCOD van toepassing is.
algemeen – stelplicht/bewijslast
algemeen – stelplicht/bewijslast
- de akte uitlating gegevens/documenten van Equilib in Equilib I en II, met producties;
- de akte uitlating gegevens/documenten van SCC in SCC I en SCC II, met producties;
- de akte uitlating overlegging gegevens van KLM c.s. in Equilib I en II, met producties;
- de akte uitlating overlegging gegevens van KLM c.s. in SCC I en II, met producties;
- de overige luchtvaartmaatschappijen hebben zich in B-formulieren aangesloten bij de inhoud van de aktes van KLM c.s.
- de antwoordakte uitlating gegevens/documenten van Equilib in Equilib I en Equilib II, met producties;
- de antwoordakte uitlating gegevens/documenten van SCC in SCC I en SCC II, met producties;
- de antwoordakte uitlating overlegging gegevens van KLM c.s. in Equilib I en II, met producties;
- de antwoordakte uitlating overlegging gegevens van KLM c.s. in SCC I en II, met producties;
- de overige luchtvaartmaatschappijen hebben zich in B-formulieren aangesloten bij de inhoud van de antwoordaktes van KLM c.s.
3.Standpunten van partijen
shippers/cedenten afgenomen vluchten die aan de vorderingen ten grondslag liggen, (ii) het bestaan en de omvang van een eventuele
overchargedie aan de
freight forwardersin rekening is gebracht, (iii) de mate waarin de
freight forwardersdie beweerde
overchargeaan de
shippershebben doorberekend en (iv) de mate waarin de
shipperseen dergelijke
overchargeop hun beurt weer aan hun afnemers hebben doorgelegd. De eerste stap die nu moet worden genomen is dat Equilib en SCC op concrete wijze – en met stukken onderbouwd – stellen welke individuele transacties aan de vorderingen van de
shippers/cedenten ten grondslag liggen. Equilib en SCC dienen daarbij alle informatie te verschaffen die nodig is om haar stellingen te verifiëren (zoals datum, route, luchtvaartmaatschappij, gewicht, volume, tarieven etc.) op een zodanige wijze dat deze informatie toegankelijk is en kan worden verwerkt. Praktisch gezien dienen deze gegevens te worden aangeleverd in een doorzoekbare database.
airwaybillsen (ii) de daarbij behorende facturen zullen moeten worden overgelegd, alsmede (iii) de overeenkomst(en) inclusief de algemene voorwaarden tussen de afzonderlijke
shipperen de
freight forwarderdie de in de luchtvrachtbrief vermelde vlucht heeft geboekt. Verder is nog van belang ten aanzien van welke periode Equilib en SCC gegevens en stukken dienen over te leggen.
shippersdie gecontracteerd hebben met
freight forwardersdie op hun beurt luchtvrachtdiensten waarop de vorderingen zien bij de luchtvaartmaatschappijen hebben ingekocht. Om te kunnen beoordelen of de
shippersschade hebben geleden, is het derhalve ook noodzakelijk om vast te stellen (i) of en in hoeverre de
freight forwarderseen eventuele prijsverhoging hebben doorberekend aan de
shippers/cedenten (
upstream pass on) en (ii) of en in hoeverre de
shipperseen aan hen doorberekende prijsverhoging op hun beurt aan hun eigen klanten hebben doorberekend (
downstream pass on). Wat betreft de doorberekening door de
freight forwardersaan de
shippers(
upstream pass on) is het aan Equilib en SCC om aan te tonen dat een dergelijke doorberekening heeft plaatsgevonden.
“during and after-methode”. Daarvoor is noodzakelijk dat ook de “
after”- dataset een voldoende omvang heeft om de prijsontwikkeling op basis van de gewone marktomstandigheden betrouwbaar te kunnen modelleren. In de Engelse procedure is voor deze benchmark de periode van 2007 tot 2012 gehanteerd. Equilib en SCC zullen dan ook niet alleen gegevens moeten overleggen met betrekking tot de periode waarop hun vorderingen zien, maar ook met betrekking tot de periode daarna (in ieder geval tot en met 2012).
shippers/cedenten) bevindt. Voor de beoordeling van de vorderingen is verder van belang op welke datum het luchtvrachtvervoer is afgenomen en op welke route het luchtvrachtvervoer betrekking heeft. Ook deze informatie hebben de luchtvaartmaatschappijen niet.
- i) onderbouwing van de vorderingen van Equilib en SCC door overlegging van gegevens;
- ii) het vaststellen van de meest geschikte economische analyse;
- iii) eventuele overlegging van nadere gegevens door partijen ten behoeve van die economische analyse.
shippershebben aangeleverd. Indien de
shippernog over de
airwaybillsbeschikte, zijn deze in de database verwerkt, er zijn echter ook
shippersdie de transacties in hun digitale systemen hebben verwerkt zonder daarbij de fysieke
airwaybillste bewaren, of
airwaybillszijn anderszins niet (meer) beschikbaar. Hoewel dus niet ten aanzien van elke transactie nog een
airwaybillvoorhanden is, hebben de
shipperswel transactiedata kunnen aanleveren ten behoeve van de database.
level playing field’ wordt gecreëerd, met andere woorden: de deskundigen van Equilib en SCC enerzijds, en van de luchtvaartmaatschappijen anderzijds, moeten over dezelfde gegevens kunnen beschikken.
overchargezou moeten berusten op transactiedata van de benadeelde
shippersdie hun vorderingen aan Equilib hebben overgedragen (die methode is internationaal niet gangbaar, mogelijk minder betrouwbaar, en bovendien kostbaar). Voor het economisch onderzoek naar de effecten van het kartel en de
overchargeis het wenselijk om van de karteldeelnemers zoveel mogelijk data te verkrijgen die zien op de wijze waarop het kartel is geïmplementeerd op de relevante afzetmarkt. De luchtvaartmaatschappijen hebben dergelijke data al in andere jurisdicties verstrekt en kunnen het derhalve ook in deze procedure. De deskundigen van Equilib en SCC (The Brattle Group en Oxera) hebben een gezamenlijk memorandum opgesteld (gedateerd
overcharge-analyse relevant achten. Equilib meent dat de luchtvaartmaatschappijen thans de gegevens en informatie moeten verstrekken zoals uitgewerkt in dit memorandum, waarbij Equilib opmerkt dat deze lijst van gegevens en documenten vanzelfsprekend afhankelijk is van de uiteindelijke uitgangspunten die bij de berekening van de schade zullen worden gehanteerd. Het betreft – net als in de Engelse procedure – steeds dat en informatie die de hele markt betreffen en niet slechts de betrokken afnemers (
shippers). De gegevens die nodig zijn voor de vorderingen van Equilib zien (slechts) op vluchten van en naar, en binnen, de EER, terwijl SCC – die aan haar vorderingen het bestaan van een wereldwijd kartel ten grondslag heeft gelegd – gegevens verlangt die ook zien op luchtvrachtdiensten tussen derde landen.
overchargeen hoe hoog die is geweest, aangezien de luchtvaartmaatschappijen betwisten dat van enige
overchargesprake is geweest, en dat vervolgens (ii) de
overchargezal moeten worden toegepast op de
value of commerce, ten einde (iii) per benadeelde te kunnen vaststellen welke schade de
shippers/cedenten als afnemers van luchtvrachtdiensten hebben geleden. Als de luchtvaartmaatschappijen het verweer voeren dat (iv) de
shippers/cedenten (een deel van) de
overchargehebben doorgegeven (het ‘
pass on’-verweer), zou dit in de laatste fase van het debat aan de orde moeten komen.
shippersals gevolg van het kartel hebben geleden bestaat uit een feitelijke (economische) analyse van:
- i) de
- ii) de
overchargeresulteert doorgaans in een percentage (dat teveel is betaald), de bepaling van de
value of commercein een totaalbedrag. Als dat percentage (de
overcharge) wordt toegepast op het totaalbedrag van de
value of commerceis de schade die de
shippersals gevolg van het kartel hebben geleden gegeven.
value of commercezal hoofdzakelijk worden verricht aan de hand van gegevens en documenten die zich in het domein van de
shippersbevinden (waaronder in de eerste plaats de
airwaybillsen bijvoorbeeld facturen waarmee de door de
shippersafgenomen luchtvrachtdiensten bij hen in rekening zijn gebracht), aldus steeds SCC.
value of commerceover (details van de) individuele
airwaybillswaarmee de door hen afgenomen luchtvrachtdiensten bij hen in rekening zijn gebracht, maar dit is slechts een deel van de totale
value of commerce. Gelet op de lange duur van het kartel en de geheimhouding hebben de
shippersniet meer alle gegevens en documenten uit de kartelperiode. Dit deel van de
value of commercekan bijvoorbeeld berekend worden door interpolatie van de gegevens en documenten waarover de
shippers wel beschikken. De deskundige van SCC (Oxera) komt op basis daarvan aan de hand van algemeen geaccepteerde interpolatiemethodes op een
value of commercevan € 2,68 miljard tot
value of commerce€ 3,26 miljard bedraagt. Een andere mogelijkheid is het aanvullen van de gegevens en documenten waarover de shippers beschikken met gegevens en documenten uit het domein van de kartelleden. Het is SCC bijvoorbeeld gebleken dat
master airwaybillsin een substantieel aantal gevallen de betreffende
shipper(en niet de
freight forwarder) vermelden.
value of commerce. Het betreft in ieder geval de volgende gegevens: welke
shipper/
shipper group; wanneer; welke luchtvrachtvervoerdienst (van en naar welk land) heeft afgenomen; en voor welk bedrag. Voor de transacties waarvan deze gegevens niet meer te achterhalen zijn, zal SCC de interpolaties van Oxera aan de luchtvaartmaatschappijen verstrekken. Al deze informatie kan op korte termijn (zes weken) worden verstrekt.
overchargeworden verricht aan de hand van gegevens en documenten die zich in het domein van de
shippersbevinden, maar zal de kwaliteit van de analyse van de
overchargebeter zijn als daarbij ook gegevens en documenten van de kartelleden zullen worden betrokken, niet alleen op transactieniveau, maar vooral omdat met informatie van de kartelleden een completer beeld zal kunnen ontstaan van de wereldwijde markt voor luchtvrachtvervoer en de effecten daarop van het kartel en aanvullende data en informatie die kunnen bijdragen aan het maken van een onderscheid tussen de gevolgen van het kartel enerzijds en marktontwikkelingen die niet het gevolg zijn van het kartel anderzijds. Net als Equilib wijst SCC erop dat het gebruikelijk is dat de kartelleden in kartelschadezaken data en informatie verstrekken die de gehele markt betreffen in plaats van informatie en data die alleen de betrokken afnemers betreft en dat deze lijn ook is gevolgd in de Engelse procedure. SCC verwijst voor de informatie die zij van de luchtvaartmaatschappijen wenst ook naar het door de deskundigen van Equilib en SCC (Brattle en Oxera) gezamenlijk opgestelde memorandum (zie hiervoor onder 3.7). Ook zij merkt hierbij op dat deze lijst van gegevens en documenten vanzelfsprekend afhankelijk is van de uiteindelijke uitgangspunten die bij de berekening van de schade zullen worden gehanteerd.
pass on-verweer van de luchtvaartmaatschappijen thans nog niet aan de orde.
4.De beoordeling
shippers/cedenten. Er is geen sprake van een collectieve actie door een belangenorganisatie op de voet van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een
litigation vehicleals zodanig heeft geen (bijzondere) positie in het Nederlands procesrecht.
shipper/cedent aan de stelplicht zullen moeten voldoen.
litigation vehiclesin diverse tegen truckfabrikanten aangespannen zaken (ECLI:NL:RBAMS:2019:3574) en naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 februari 2019 over de stelplicht van een
litigation vehicle(EWD) in het liftenkartel
litigation vehicle(rechtbank Rotterdam 29 mei 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:4441).
shippersvermeld op door hen overgelegde lijsten (in het geval van Equilib: annexen en in het geval van SCC: productie 56 bij antwoordakte rechtsgeldigheid cessies, tevens akte houdende vermindering van de grondslag van de eis) die luchtvrachtvervoer zouden hebben afgenomen. Een nadere onderbouwing en specificatie van die vorderingen (of luchtvrachtdiensten) hebben Equilib en SCC nog niet gegeven. De enige nadere specificatie die Equilib heeft gegeven betreft de matrix die Equilib op 4 november 2015 in het geding heeft gebracht met daarin een overzicht van de top 10 routes per jaar en per land. SCC heeft in de inleidende dagvaarding (en thans in haar aktes) een kwantificatie gegeven van het luchtvrachtvervoer dat de
shippers/cedenten zouden hebben afgenomen, maar zij heeft (nog) geen enkel inzicht gegeven in de onderbouwing daarvan. SCC heeft slechts foto’s van mappen met
airwaybillsin het geding gebracht.
shippersaan hen gecedeerde) vorderingen nader met stukken zullen moeten onderbouwen, althans relevante data betreffende de aan de vorderingen ten grondslag liggende vluchten/transacties in het geding moeten brengen. Het is aan Equilib en SCC om aan deze onderbouwing van hun vorderingen nader invulling te geven. Anders dan de luchtvaartmaatschappijen lijken te stellen, bestaat er (naar Nederlands (proces)recht) geen grondslag om Equilib en SCC te verplichten alle categorieën van gegevens die vermeld zijn op de in de Engelse procedure opgestelde ‘Scott Schedules’ te verstrekken of om Equilib en SCC anderszins op te dragen hoe zij invulling moet geven aan hun verplichting hun vorderingen voldoende te onderbouwen. Vanzelfsprekend kunnen Equilib en SCC bovendien niet worden verplicht om stukken in het geding te brengen (zoals bijvoorbeeld de
airwaybillsvan alle transacties die aan hun vorderingen ten grondslag liggen) indien deze stukken – door tijdverloop op anderszins – niet (meer) voorhanden zijn. Indien Equilib en SCC menen dat zij met het overleggen van door hen samengestelde databases hun vorderingen voldoende kunnen onderbouwen, kunnen zij met het overleggen daarvan volstaan.
upstream pass on(de stelling dat de
freight forwardersde toeslagen (volledig) aan de
shippershebben doorberekend). Equilib en SCC beroepen zich immers op het rechtsgevolg van deze doorberekening en moeten op de voet van artikel 150 Rv deze stelling onderbouwen en zo nodig bewijzen. Ook deze onderbouwing zullen Equilib en SCC in dit stadium van de procedure derhalve moeten geven. Indien SCC, zoals zij in haar akte van 12 juni 2019 lijkt te stellen, van mening is dat zij deze stelling reeds in de dagvaarding voldoende heeft onderbouwd, kan zij volstaan met een herhaling van haar stellingen op dit punt in de dagvaarding.
upstream pass on(de stelling dat de
freight forwardersde toeslagen (volledig) aan de
shippershebben doorberekend), is van toepassing (het bewijsvermoeden van) artikel 6:139q BW, welk artikel anticiperend moet worden toegepast (vergelijk Hoge Raad 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1483 (TenneT/ABB)).
- ii) wat de meest geschikte economische analyse is om de schade van Equilib en SCC (althans de
- iii) welke (nadere) gegevens door partijen moeten worden overgelegd (althans aan de deskundigen van de andere partij(en) ter beschikking moeten worden gesteld) ten behoeve van die economische analyse.
level playing field’ moet bestaan, maar anderzijds ook (en belangrijker nog) omdat alleen zo voorkomen wordt dat de rapporten van de deskundigen ‘appels en peren’ worden die op geen enkele manier met elkaar te vergelijken zijn.
downstream pass on) voorlopig nog buiten beschouwing.
shippersschade hebben geleden. Wel wordt nu reeds opgemerkt dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van dit verweer op de luchtvaartmaatschappijen rust.
5.De beslissing
23 oktober 2019:
- voor de in rechtsoverwegingen 4.9 en 4.11 bedoelde aktes aan de zijde van Equilib en SCC, waarna de luchtvaartmaatschappijen een antwoordakte kunnen nemen;
- voor de in rechtsoverweging 4.19 bedoelde aktes aan de zijde van alle partijen;