Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
- tot aanhouding van de onderhavige zaak totdat het besluit van de Europese Commissie onherroepelijk is geworden,
- tot aanhouding van de onderhavige zaak op de voet van artikel 28 van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (de Brussel I Verordening) totdat in een vergelijkbare procedure tussen meerdere eisers tegen BA, die aanhangig is in Groot-Brittannië, onherroepelijk zal zijn beslist,
- tot aanhouding van de onderhavige zaak totdat in een procedure tussen KLM, Martinair en Air France enerzijds en Equilib anderzijds, die aanhangig is in Frankrijk, over de rechtsgeldigheid van Equilib in hoogste instantie zal zijn beslist.
Tribunal de Commercete Parijs op 31 januari 2012 in eerste aanleg de vorderingen van KLM, Martinair en Air France heeft afgewezen.
Masterfoods) en de daarop voortbouwende rechtspraak en regelingen volgt dat de zaak in deze fase van het geding moet of mag worden aangehouden, nu de geldigheid van het besluit van de Europese Commissie van 9 november 2010 onderwerp is van een beroep tot nietigverklaring van dat besluit bij de Unierechter. Volgens Equilib mag de behandeling niet worden aangehouden. Volgens KLM c.s. moet de behandeling worden aangehouden.
Masterfoodsen de daarop voortbouwende rechtspraak en regelingen moeten worden begrepen in het licht van de taakverdeling die op grond van het EU-recht bestaat tussen de Unierechter en de Commissie enerzijds en de nationale rechter anderzijds en het doel van de regels die uit de taakverdeling en de goede werking van het EU-recht voorvloeien. Met betrekking tot de taakverdeling in mededingsrechtelijke zaken geldt dat uitsluitend de Unierechter beslist over de geldigheid van handelingen van de instellingen van de EU, terwijl de nationale rechter geen beslissing kan nemen die in strijd is met een besluit van de Commissie (zie onder meer het arrest van de HvJ EU van 6 november 2012, zaak C-911/11,
Otis, onder 53 en 54). Het doel van de regels die uit de taakverdeling en de goede werking van het EU-recht voortvloeien, is te verzekeren dat de nationale rechter alle algemene of bijzondere maatregelen treft die geschikt zijn om de nakoming van de uit het gemeenschapsrechtvoortvloeiende verplichtingen te verzekeren en zich onthoudt van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag in gevaar kunnen brengen en in het bijzonder om te waarborgen dat de nationale rechter, wanneer hij zich uitspreekt over overeenkomsten of gedragingen waarover de Commissie reeds een besluit heeft genomen, geen beslissingen neemt die tegen dat besluit indruisen (arrest
Masterfoodsonder 49 en 52).
Masterfoodsheeft het HvJ EU onder meer het volgende bepaald:
Masterfoodsheeft de nationale rechter ruimte te beoordelen of hij de behandeling van de zaak zal schorsen om een definitieve beslissing op het beroep tot nietigverklaring af te wachten of om het HvJ EU een prejudiciële vraag te stellen.
Masterfoods, namelijk daar waar de beslechting van het geschil afhangt van de geldigheid van het besluit van de Commissie, omdat de nationale rechter geen beslissing kan nemen die indruist tegen het besluit van de Commissie.
Otis, onder 52: