Conclusie
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
de rechtbank) ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met 12 januari 2024 voor verschillende vormen van verplichte zorg.
3 Beoordeling van het middel
4.Beslissing
De rechter:
alser een gebrek is in de medische verklaring, de rechtbank geen zorgmachtiging mag verlenen, ook niet een zogenaamde ‘overbruggingsmachtiging’. De Hoge Raad heeft niet gezegd
dater een gebrek is.”
de bestreden beschikking) heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de periode van 3 januari 2024 tot en met 3 februari 2024.
3. De beoordeling
Op basis van de rechtspraak van de Hoge Raad moet in dit geval de rechtbank beoordelen of op het tijdstip dat de vernietigde beslissing werd gegeven voldoende grond bestond voor het verlenen van de verzochte machtiging.
dat bij de Hoge Raadalleen aan de orde is geweest of de rechtbank een ‘overbruggingsmachtiging’ mocht verlenen in het geval de rechtbank constateert dat er een gebrek zit in de medische verklaring.
Niet aan de orde is geweest de vraag of de medische verklaring van 30 november 2023, waar de rechtbank haar oordeel op heeft gebaseerd, daadwerkelijk een gebrek heeft. Omdat deze laatste vraag niet aan de orde is geweest en de rechtbank opnieuw moet beoordelen over het verzoek van de officier van justitie, betrekt de rechtbank in haar beoordeling ook de vraag of de medische verklaring van 30 november 2023 een gebrek heeft of niet.
De rechtbank is namelijk van oordeel dat aan de voorwaarden uit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is voldaan.Hierna legt de rechtbank uit waarom zij deze beslissing neemt.
Onder deze omstandigheden mocht de psychiater de medische verklaring opstellen buiten aanwezigheid van betrokkene en vertoont de medische verklaring op dit punt geen gebrek.
Dit betekent dat de medische verklaring op het moment dat het verzoek is ingediend, geen gebrek vertoonde. De rechtbank zal dus die medische verklaring bij de beoordeling van het verzoek betrekken.
3.Bespreking van het cassatiemiddel
onder a-d).
onder adat de rechtbank, door het in onderdeel 1 aangevoerde, (dan ook) niet heeft geoordeeld en beslist ‘in accordance with a procedure prescribed by law’ en dat de vrijheidsbenemende maatregel krachtens de verleende zorgmachtiging aldus niet kan worden aangemerkt als ‘a lawful detention of [a person] of unsound mind’ zoals bedoeld in art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM, en de daarop gevormde (vaste) rechtspraak van de Hoge Raad en van het EHRM. Betrokkene klaagt
onder bdat de rechtbank daarmee, of daarnaast, miskende dat de omstandigheid dat voor de beoordeling van de toewijsbaarheid van het verzoek van de officier van justitie tot verlening van de zorgmachtiging tot 3 februari 2024 onder art. 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM, géén sprake was van deskundige voorlichting (‘objective medical expertise’), gegrond op een door de onafhankelijk psychiater vastgestelde ‘actuele geestelijke gezondheidstoestand’, een schending betreft van het in art. 6 EVRM gewaarborgde beginsel van ‘fair trial’ (eerlijk proces).
onderdeel 2.