Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene], geboren op [1991] in [geboorteplaats] , voor de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 lid 2 Wvggz:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 29 januari 2024, is een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, geboren in 1991, op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft deze machtiging verleend naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie, dat was ingediend na ontvangst van een nieuwe medische verklaring. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking van 3 januari 2024 al een tijdelijke zorgmachtiging verleend, maar de beslissing over de verdere zorg is aangehouden in afwachting van aanvullende informatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, haar advocaat, een psychiater en haar mentor. De advocaat van betrokkene heeft primair verzocht om afwijzing van het verzoek tot verplichte zorg, stellende dat betrokkene bereid is om vrijwillig in de kliniek te blijven en dat haar toestand verbeterd is. Subsidiair heeft de advocaat verzocht om de termijn van de zorgmachtiging te beperken tot zes maanden.
De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, gezien de psychische stoornissen van betrokkene en het risico op levensgevaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat verplichte zorg noodzakelijk is en heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van elf maanden, tot en met 3 januari 2025. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de zorgvormen die zijn aangevraagd, zoals het toedienen van medicatie en het insluiten van betrokkene, gerechtvaardigd zijn en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter F.C. Burgers en is openbaar uitgesproken.