ECLI:NL:PHR:2025:380
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en terugwijzing van de zaak wegens schending van het recht op het laatste woord in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die is veroordeeld voor feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van belastingaangiften door een rechtspersoon. De verdachte is bij arrest van 17 september 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De advocaat van de verdachte heeft zes middelen van cassatie voorgesteld, waarvan het vijfde middel zich richt op de schending van het recht op het laatste woord. Dit middel slaagt, omdat uit het proces-verbaal blijkt dat de verdachte na de repliek van de advocaat-generaal niet opnieuw het recht is gelaten om het laatst te spreken, wat in strijd is met artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de advocaat-generaal strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. De overige middelen behoeven geen bespreking, omdat het vijfde middel al leidt tot vernietiging.