Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
7 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2021. De verdachte, geboren in 1986, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaten M. Berndsen en K. Canatan hebben namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het recht van de verdachte om het laatst te spreken niet in acht is genomen. Dit blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2021, waarin niet is vastgelegd dat de verdachte opnieuw het recht is gelaten om het laatst te spreken na de repliek van de advocaat-generaal en de duplicering van de raadsman. Dit vormt een schending van artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de verdachte het recht moet hebben om het laatst te spreken, op straffe van nietigheid.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatiemiddel slaagt en heeft de uitspraak van het hof vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op laatste woord voor de verdachte in strafprocedures en de noodzaak voor de rechtbanken om deze procedurele waarborgen te respecteren.