ECLI:NL:HR:2023:1475

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
21/05236
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak wegens schending van het recht op laatste woord in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2021. De verdachte, geboren in 1986, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaten M. Berndsen en K. Canatan hebben namens de verdachte cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het recht van de verdachte om het laatst te spreken niet in acht is genomen. Dit blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2021, waarin niet is vastgelegd dat de verdachte opnieuw het recht is gelaten om het laatst te spreken na de repliek van de advocaat-generaal en de duplicering van de raadsman. Dit vormt een schending van artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de verdachte het recht moet hebben om het laatst te spreken, op straffe van nietigheid.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatiemiddel slaagt en heeft de uitspraak van het hof vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op laatste woord voor de verdachte in strafprocedures en de noodzaak voor de rechtbanken om deze procedurele waarborgen te respecteren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/05236
Datum7 november 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2021, nummer 21-005727-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben M. Berndsen en K. Canatan, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de verdachte niet het recht is gelaten het laatst te spreken.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2021 houdt onder meer het volgende in:
“De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
(...)
Als raadsman van verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam.
(...)
De advocaat-generaal voert het woord, leest de vordering voor (...).
Deze vordering is aan het hof overgelegd.
De raadsman voert het woord tot verdediging en pleit daartoe overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota, welke aan dit proces-verbaal is gehecht en waarvan de inhoud geacht moet worden hier te zijn ingevoegd.
Aan de verdachte en de raadsman wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De advocaat-generaal repliceert.
De raadsman dupliceert.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 17 december 2021 te 14:00 uur.
De verdachte deelt mede niet bij de uitspraak aanwezig te willen zijn.”
2.3
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2021 blijkt niet dat – nadat aan de verdachte (en zijn raadsman) het recht was gelaten het laatst te spreken, de advocaat-generaal daarna had gerepliceerd en de raadsman vervolgens had gedupliceerd – aan de verdachte opnieuw het recht is gelaten het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het voorschrift dat in artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering op straffe van nietigheid is gegeven, niet in acht is genomen.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 november 2023.