Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
11 mei 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 juni 2019. De verdachte, geboren in 1987, had beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker cassatiemiddelen hebben voorgesteld. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verdachte niet het recht is gelaten om het laatst te spreken tijdens de terechtzitting in hoger beroep. Dit recht is vastgelegd in artikel 311, lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, en de Hoge Raad concludeert dat dit voorschrift niet in acht is genomen. Hierdoor is het cassatiemiddel van de verdachte geslaagd.
De Hoge Raad heeft vervolgens de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces, waarbij de verdachte de mogelijkheid moet hebben om zijn laatste woord te doen.