ECLI:NL:HR:2024:1109

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 september 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
22/02050
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag wegens schending van het recht om het laatst te spreken in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 juni 2022. De verdachte, geboren in 1967, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen hebben namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het hof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.

Het cassatiemiddel betrof de klacht dat de verdachte niet het recht was gelaten om het laatst te spreken tijdens de zitting in hoger beroep. Het proces-verbaal van de terechtzitting vermeldt dat de voorzitter de verdachte maande stil te zijn of buiten de zittingszaal te wachten, waarna de verdachte de zittingszaal verliet. De Hoge Raad oordeelde dat uit het proces-verbaal niet blijkt dat aan de verdachte het recht was gelaten om het laatst te spreken. Dit is een schending van het voorschrift in artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering, dat op straffe van nietigheid moet worden nageleefd.

De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel gegrond verklaard en de uitspraak van het gerechtshof vernietigd. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van het recht van de verdachte om het laatst te spreken in strafprocedures, wat essentieel is voor een eerlijk proces.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02050
Datum3 september 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 juni 2022, nummer 22-002552-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, advocaat in Rotterdam, en P. van Dongen, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het hof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de verdachte niet het recht is gelaten het laatst te spreken.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
“De advocaat-generaal vordert vernietiging van het vonnis waarvan beroep en legt de vordering aan het gerechtshof over.
De voorzitter maant de verdachte aan stil te zijn of buiten de zittingszaal te wachten.
De verdachte verlaat hierop de zittingszaal.
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging:
(...)
De advocaat-generaal voert het woord tot repliek:
(...)
De raadsvrouw voert het woord tot dupliek:
(...)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat uitspraak zal worden gedaan ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2022 te 09.00 uur.”
2.3
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep blijkt niet dat aan de verdachte het recht is gelaten het laatst te spreken. Ook volgt uit het in dat proces-verbaal weergegeven verloop van de zitting – waarbij de verdachte de zittingszaal had verlaten nadat de voorzitter hem had aangemaand stil te zijn of buiten de zittingszaal te wachten – niet zonder meer dat de verdachte geen gebruik meer wilde maken van zijn recht om het laatst te spreken. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het voorschrift dat in artikel 311 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering op straffe van nietigheid is gegeven, niet in acht is genomen.
2.4
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 september 2024.