ECLI:NL:PHR:2025:288

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
23/04402
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontucht met minderjarige kinderen en de toepassing van schakelbewijs

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1979, door het gerechtshof Den Haag op 31 oktober 2023 veroordeeld voor ontuchtige handelingen met zijn minderjarige zoon en dochter. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De zaak betreft ernstige beschuldigingen van seksueel misbruik, waarbij de kinderen verklaringen hebben afgelegd over de handelingen die zij hebben ondergaan. De advocaat van de verdachte heeft cassatie ingesteld en drie middelen van cassatie voorgesteld. De eerste klacht betreft het gebruik van 'schakelbewijs' door het hof, dat volgens de verdediging niet voldoende gemotiveerd is. De tweede klacht betreft de strafmotivering, waarbij de verdediging aanvoert dat het hof onvoldoende heeft onderbouwd dat de verdachte zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen. De derde klacht betreft de kwalificatie van de handelingen als 'seksueel binnendringen van het lichaam'. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat alle middelen falen en dat de conclusie strekt tot verwerping van het beroep. Het hof heeft de verklaringen van de kinderen als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft geoordeeld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, waarbij het gebruik van schakelbewijs als ondersteunend bewijs is geaccepteerd.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer23/04402
Zitting25 maart 2025
CONCLUSIE
E.J. Hofstee
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte
I. Inleiding
De verdachte is bij arrest van 31 oktober 2023 door het gerechtshof Den Haag wegens 1. “met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind”, 2. “met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind”, 3. “met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen , een en ander zoals nader in het arrest vermeld.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat in Breda, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
II. De middelen
3. Het eerste middel komt op tegen het gebruik door het hof van de constructie van ‘schakelbewijs’ ter onderbouwing van de bewezenverklaarde feiten. Het tweede middel bevat een klacht over de strafmotivering. Het derde middel klaagt over de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Ik zal aan de bespreking van het derde middel die van het tweede middel laten voorafgaan.
III. De bewezenverklaring en de bewijsvoering
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
1. “hij op tijdstippen in de periode van 20 juli 2019 tot 08 december 2019 te [plaats] met zijn, verdachtes, minderjarige zoon, [slachtoffer 1] , geborgen [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en/of
- laten betasten en/of laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ;”
2. “hij op tijdstippen in de periode van 20 juli 2019 tot 11 november 2019 te [plaats] met zijn, verdachtes, dochter, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , namelijk het
- wrijven met zijn, verdachtes, vinger(s) over de clitoris van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd;”
3. “hij op tijdstippen in de periode van 20 juli 2019 tot 08 december 2019 te [plaats] met zijn, verdachtes, minderjarige dochter, [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- betasten en/of bevoelen van en/of wrijven over de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- betasten en/of knijpen in de borsten van die [slachtoffer 2] en/of
- laten betasten en/of laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] .”
5. Het hof heeft deze bewezenverklaringen doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 17
oktober 2023, voor zover inhoudende:
U houdt mij voor dat [slachtoffer 1] heel specifiek verklaard heeft over wat er dan gebeurde en hoe mijn piemel er dan uitzag.
U houdt mij verder voor dat ik heb verklaard dat ik nooit naakt in huis rondliep en u zegt mij dat u ervan uitgaat dat hij mij ook nooit geslachtsgemeenschap heeft zien hebben met mijn partner. Dat klopt.
U vraagt mij of ik ooit vernomen heb dat [slachtoffer 1] weleens moest huilen als hij naar mij toe moest. Nou, ik heb het niet gemerkt,, maar wel gehoord. Althans ik merkte wel dat [slachtoffer 1] aanhankelijk was aan zijn moeder als zij bij mij voor de deur stonden.
2. Het proces-verbaal informatief gesprek zeden (p. 1e.v.) voor zover inhoudende:
als relaas van de verbalisanten:
7 december 2019 zijn de kinderen voor het laatst bij vader geweest.
Wanneer is het gebeurd: Tussen juni 2019 en 8 december 2019.
3. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 13
februari 2023, voor zover inhoudende:
Ik woon aan de [a-straat 1] te [plaats] . De kinderen kwamen om het weekend bij mij. U vraagt mij om het bedritueel te beschrijven. [slachtoffer 1] ging ongeveer om 20.00 uur naar bed. [slachtoffer 2] mocht wat langer opblijven. [slachtoffer 1] ging boven zijn tanden poetsen en dan lazen we een boekje en bespraken we de dag. [slachtoffer 2] en mijn nieuwe partner waren beneden als [slachtoffer 1] naar bed ging. Bij [slachtoffer 2] ging het bedritueel hetzelfde. Het badderen gebeurde meestal op zaterdagavond na het sporten. Meestal ging [slachtoffer 1] eerst en daarna [slachtoffer 2] .
Ik ben meer dan 10 jaar geleden besneden. Ik heb dat nooit verteld. Ik heb nooit mijn piemel laten zien aan [slachtoffer 2] .
4.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , opgemaakt op 7 januari 2020, voor zover inhoudende (p. 31 e.v.):
als relaas van de verbalisanten:
Zij deed aangifte namens haar beide kinderen:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] en
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .
als verklaring van [aangeefster] :
Ik heb de kinderen na het informatieve gesprek thuis gehouden. Mijn ex stond toen voor de deur waarom de kinderen niet naar hem kwamen. Ik heb toen aangegeven dat het voor de veiligheid van de kinderen was. Hij was daar wel boos over. Ik heb aangegeven dat ik de huisarts en de politie had ingelicht. Eigenlijk de enige reactie die ik kreeg was van: ow dan komen ze mij van mijn werk halen en dan raak ik misschien mijn baan kwijt. Maar eigenlijk kreeg ik niet de vraag waarom het was.
Ik kom aangifte doen van het feit dat mijn kinderen mij verteld hebben dat hun vader, dat is [verdachte] , aan hun heeft gezeten, aan hun geslachtsdelen.
Hij woont nu aan de [a-straat 1] in [plaats] .
Waar zou het dan wel gebeurd moeten zijn?
- Op de [a-straat 1] te [plaats] . Daar woont [verdachte] sinds we gescheiden zijn.
Hoe weet je dan dat het op de [a-straat] gebeurd zou moeten zijn?
- Van de verhalen van de kinderen. Die vertelden dat het op de slaapkamers van de kinderen en in de slaapkamer van [verdachte] gebeurd zou moeten zijn. En [verdachte] heeft geen ander huis en bij zijn huidige vriendin slapen ze niet.
Kun jij de tijdlijn schetsen?
- We zijn 16 jaar bij elkaar geweest, rond de zomervakantie van 2018 zijn we officieel gescheiden. Dat is inmiddels 1,5 jaar geleden.
Hoe ging het als ze naar papa moesten?
Dat ging heel goed tot aan de zomervakantie van 2019. Ze gingen een week en een lang weekend naar hun vader. Na die week en in de week zelf heb ik foto's gekregen van mijn dochter van ik mis je zo. Na die tijd heb ik best vaak [slachtoffer 1] huilend naar zijn papa moeten brengen. Ik heb daar nooit iets achter gezocht. Ze misten mij echt, ze hadden heimwee naar mij.
Ik moest mijn zoontje echt huilend naar zijn vader brengen, ook tijdens de weekenden na de zomervakantie. Na de herfstvakantie moest ik hem echt huilend van mij aftrekken toen ik met hem voor de deur stond, bij zijn vader.
Hoe ging het na de herfstvakantie met [slachtoffer 1] en het bezoek aan zijn vader?
Na de herfstvakantie vond ik het steeds erger worden.
Op welk moment is er bij jou iets ter ore gekomen waardoor je verder bent gaan denken?
Op woensdag 11 december 2019. Mijn vriend kwam op een gegeven moment thuis, hij kwam thuis van zijn werk en zou gaan douchen. [slachtoffer 1] kwam, ook achter mij aan en maakte een opmerking: "Ja, ik kom kijken hoe groot zijn stengel is". Met stengel bedoelt [slachtoffer 1] een piemel. Wij hebben de afspraak dat de kinderen beneden blijven tijdens het douchen van mijn vriend en andersom is dat ook zo. Nadat ik had gezegd dat hij even normaal moest doen maakte [slachtoffer 1] nog een opmerking. Hij zei: "Ja maar bij papa mag ik hem ook zien, ik mag er dan ook aanzitten en dan wordt hij groter". Ik had [slachtoffer 1] naar beneden gestuurd en ik ben toen naar beneden gegaan. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] : "Wat praat jij nou voor raars? Aan papa zijn piemel zitten?" [slachtoffer 1] zei toen zoiets van dat ze aan elkaars piemel zaten. Hij bij papa en papa bij [slachtoffer 1] . Hij maakte toen ook een aftrekkende beweging en zei hierbij: "Ja, dan wordt hij groot". Later zei [slachtoffer 1] nog: “Ik lieg echt niet. Nou, dan vraag je het toch zo meteen aan papa?"
Toen werd mijn dochter thuis afgezet. Ik zag dat [slachtoffer 2] uitstapte. Ik sprak mijn ex aan en zei dat [slachtoffer 1] had aangegeven dat ze aan elkaars piemel zitten. [slachtoffer 2] was daar niet bij.
Ik ging terug naar binnen. [slachtoffer 2] merkte wel dat er iets was.. [slachtoffer 2] bleef toen doorvragen wat er was. Ik zei toen: " [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat er aan de piemel van elkaar was gezeten. De piemel van papa en [slachtoffer 1] ". Op dat moment zei [slachtoffer 2] : "Mama, wij moeten vanavond ook even praten".
Ik wilde eerst [slachtoffer 1] rustig naar bed hebben omdat ik rustig met [slachtoffer 2] wilde praten. Ik heb toen [slachtoffer 1] naar bed gebracht.
Heeft [slachtoffer 1] nog wat verteld toen je hem op bed had gelegd?
Toen ik terug binnenkwam bij [slachtoffer 1] had ik nog wel even tegen [slachtoffer 1] gezegd dat papa had gezegd dat het niet waar was. Hij reageerde toen heel boos. Misschien dat [slachtoffer 2] daarom wel bleef vragen wat er dan was.
Op haar slaapkamer vroeg ik aan [slachtoffer 2] of zij haar verhaal wilde vertellen. Wat er met haar gebeurd was, of er iets was wat ze wilde vertellen.
[slachtoffer 2] vertelde dat zij aan zijn piemel moest zitten. Ze maakte ook aftrekkende bewegingen. En dat hij aan haar blote vagina zat. Ze wees op het plekje waar haar clitoris zit. Ze wees naar het gebied van haar vagina /clitoris. Dat ze daar aan zat, dat hij daar naar keek. Ze heeft het ook over bloot kroelen. Bloot tegen elkaar aan liggen. [slachtoffer 2] ging huilen.
Het enige wat ik wel eens hoor is dat beide kinderen geen nee durfden te zeggen. Ik hoorde ook wel eens dat mijn zoontje zei dat hij een tik kreeg van zijn vader.
[slachtoffer 2] heeft wel eens gezegd dat ze het niet wilde en dat het dan stopte.
In de kerstvakantie kwam het beste vriendje van [slachtoffer 1] spelen. En ineens maakte hij een opmerking: "Ik mag niet naar papa want papa zit aan mijn piemel". Ik heb aan [slachtoffer 1] gezegd dat er dingen waren gebeurd die niet oké zijn. Dat we dat eerst moeten oplossen. En dat snapte [slachtoffer 1] wel. Hij zei toen bijvoorbeeld: maar als ik dan nee zeg, dat papa dat niet moet doen. Mag ik dan wel naar papa? Want hij mist papa wel heel erg. Dat benoemt hij ook. Hij voelt, zich ook schuldig en zegt dan dat hij geen nee kon en kan zeggen. Ik wil dus niet expliciet benoemen waarom hij niet haar papa mag.
[slachtoffer 1] heeft in gesprekken, na het informatieve gesprek verteld dat hij geen nee durfde te zeggen tegen papa. [slachtoffer 1] vertelde dat het in het bed en in de slaapkamer van papa was gebeurd, als zijn vriendin er niet bij was of bij het naar bed brengen. Tijdens ons huwelijk is [verdachte] besneden. [slachtoffer 1] heeft nog wel eens gezegd dat, terwijl hij aan de piemel van papa zat en aftrekkende bewegingen maakte, dat papa daar geen velletje meer had. [slachtoffer 1] kan dit eigenlijk niet goed weten omdat [verdachte] altijd zo preuts was. [slachtoffer 2] heeft het hier ook wel over gehad.
[slachtoffer 2] vertelde dat ze aan papa zit en dat papa aan haar zit. Ik heb wel eens gevraagd of het bij papa in bed was dat bloot kroelen. Ze vertelde dan ook wel dat ze ‘s nachts wel eens wakker gemaakt werd.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt óp 17 januari 2020, voor zover inhoudende (p. 42 e.v.):
als verklaring van de getuige [slachtoffer 2] :
Dat papa aan mij zit op plekken die niet mogen, de vagina en mijn borsten.
En wanneer doet papa dat?
- Door het weekend, soms ‘s-avonds en soms zelfs ‘s nachts.
Dan zegt papa dat ik me uit moet kleden, dat ik mijn onderbroek uit moet doen, maar dat wil ik niet. Meestal wel ieder weekend dat ik bij papa ben. En van papa moet ik ook aan zijn ding zitten, maar dat wil ik niet, want dat vind ik vies.
Wat bedoel je met zijn ding?
- Zijn piemel.
Dit is gebeurd op zijn bed, op zijn slaapkamer.
Waar is papa zijn kamer?
- Op de slaapverdieping, op de eerste verdieping.
Ik kom de deur binnenlopen. Ik wil dan op bed gaan liggen met mijn kleren, aan. Dan hoor ik papa zeggen: "doe je kleding even uit, dat ligt toch veel lekkerder". En dan zeg ik dat ik dat helemaal niet wil. En dan zit ie aan me en zit aan plekken waaraan ik niet wil dat hij zit en waaraan hij ook niet mag zitten. Dat zeg ik dan ook. Ik zeg dan "Stop ermee, ik vind het niet leuk, ik wil dit niet", maar ja ik kan niet weg, want hij staat boven mij, hij is mijn vader, en ik ben ook bang van hem, omdat ik niet weet wat hij gaat doen, dus zover ga ik niet.
Wat doet papa als jij zegt dat je het niet wilt?
Of hij stopt ermee, of hij gaat door en als ie stopt, dan gaat ie op een later tijdstip ermee door.
Dat was voor de zomervakantie van afgelopen jaar [het hof begrijpt: 2019], dat was de eerste zomervakantie dat ik een week bij mijn vader was. Toen begon het dat ik mijn onderbroek aan mocht houden. Toen ging hij ook aan mij zitten en zo. Aan mijn borsten met zijn handen. Het is altijd op mijn vaders kamer geweest. Hij ging erin knijpen en toen ging hij ook nog aan mijn plasser zitten, toen mijn onderbroek uitging. En na die drie of vijf keer moest ik gewoon alvast mijn onderbroek uit. Ging hij aan mijn plasser zitten. Hij ging dan hier aanzitten (wijst de schaamlippen aan) en hij ging met zijn vinger net boven het plasgaatje zitten. Dan ging hij heel de tijd heen en weer, snel heen en weer, een soort massage op dat plekje. Ik vond dat echt niet fijn, ik wilde gewoon dat hij daarmee stopte. Ik zei dan: "Stop er alsjeblieft mee, ik wil dit niet meer". Hij stopte soms, maar dan wist ik toch dat het de volgende dag of op een ander moment, gebeurde.
Er zit daar op dat plekje een bobbel.
En waar was jij dan op het moment dat papa dat met jou deed, hoe was jouw houding?
Papa lag op zijn rug bij het hoofdeinde, ik lig dan met mijn benen in zijn richting. Ik moet mijn benen omhoog doen, want papa zegt dan dat hij er makkelijker bij kan. Papa houdt dan mijn benen omhoog. Hij houdt dan met zijn ene hand mijn benen omhoog en met de andere gaat ie aan dat kruisje zitten. Papa ligt dan of hij zit. Soms moet ik ook naast hem liggen en soms moet ik ook op hem liggen.
Vertel eens over op hem liggen?
Dan moet ik met hem kroelen. Gewoon zoals je normaal kroelt met kleding, dat moest ik dan doen, maar dan bloot. Gewoon kroelen. En als ik dan naast hem lig, dan gaat ie aan mijn borsten zitten. Maar meestal als hij mijn benen omhoog houdt en aan mijn kruisje zit, dan zit hij op bed. Mijn buik raakt zijn buik en mijn benen zitten op zijn plasser. Daar doet papa mijn benen juist op zijn plasser opleggen. Ik leg mijn benen juist gespreid neer, want ik vind het vies.
De plasser van papa mist dat velletje. Dan moet ik dit stukje (wijst dan de punt aan van de piemel) heen en weer bewegen. Dan komt daar wit uit, dat heet sperma maar dat wil papa niet en ik ook niet, dus daarvoor zegt hij dan stop.
Je legde uit dat papa je benen op zijn plasser legt en dat jij dan je benen weer wijd doet. Je sprak ook dat je soms naast hem ligt?
Ik lig naast papa en hij gaat dan met zijn handen daar aan zitten (wijst naar haar borsten). Hij doet een beetje zacht knijpen en wrijven.
[…]
Je legde uit dat papa je benen op zijn plasser legt en dat jij dan je benen weer wijd doet. Je sprak ook dat je soms naast hem ligt?
Ik lig naast papa en hij gaat dan met zijn handen daar aan zitten (wijst naar haar borsten). Hij doet een beetje zacht knijpen en wrijven.
Je hebt ook gezegd dat jij aan papa zijn piemel moet zitten. Vertel eens?
Dan moet ik dit stukje (wijst dan de punt aan van de piemel) heen en weer bewegen. Daar komt dan wit uit, dat heet sperma maar dat wil papa niet en ik ook niet, dus daarvoor zegt hij dan stop.
Waarmee moest jij de piemel van papa heen en weer bewegen?
Met mijn handen.
Hoe wist je dan dat dit moest?
Dat legde papa aan mij uit.
Ik zou het allerliefste willen dat dit nooit gebeurd was. Maar nu wil ik gewoon dat het opgelost wordt en dat ik over een paar weken of een maand ofzo weer naar papa toe kan. Want hij heeft ook een leuke kant.
Niemand heeft er ooit iets van gezien. [slachtoffer 1] heeft het nooit van mij gezien, maar ik heb het ook niet van [slachtoffer 1] gezien. Ik hoorde van mijn moeder dat er iets met hem was gebeurd. Als er bij mij aan die plekken wordt gezeten, dan zal dat bij hem ook wel gebeurd zijn.
En als je dan ‘s-nachts werd wakker gemaakt, hoe ging het dan?
Dan moest ik mee naar zijn kamer, maar ik was moe en niet in een goede bui. Dat is maar rond de 5 minuten, omdat ik geen zin heb om in de nacht wakker te worden. Dan moest ik me weer helemaal aankleden en ging ik terug naar mijn kamer. Meestal ‘s-nachts gebeurde het bloot kroelen of naast elkaar kroelen.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , opgemaakt op 23 januari 2020, voor zover inhoudende (p. 30 e.v.):
als verklaring van de getuige [getuige] :
Het begon eigenlijk dat [slachtoffer 1] af en toe opmerkingen plaatste: "heb jij een grote stengel?" en toen kwam de opmerking: "bij mijn vader doen we weleens kijken en voelen", best een raar iets om uit een jongetje van 8 te horen. Dat was op een woensdagavond.
De specifieke dingen houdt [aangeefster] voor me achterwege. Ik weet dat [verdachte] , hun vader, weleens bij [slachtoffer 2] in bed kwam. Meer dingen weet ik niet. Voor dit geval dat hij dat zei, dat [slachtoffer 1] altijd vreselijk huilde, niet normaal als hij naar zijn vader toe moest. We zaten een keer bij [slachtoffer 1] oma, de moeder van [aangeefster] , op de verjaardag van oma, dat [slachtoffer 1] niet stil te krijgen was, omdat hij daarna weer naar zijn vader moest. Wij wisten op dat moment niet waarom hij niet naar zijn vader toe wilde.
[slachtoffer 1] heeft gezworen dat de opmerking over zijn vader echt wel waar was en dat we dat maar aan zijn vader moesten vragen. En dat als zijn vader nee zou zeggen, dan zou zijn vader een leugenaar zijn. Dit herhaalde [slachtoffer 1] een aantal keer.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 januari 2020, voor zover inhoudende als uitwerking van het studioverhoor van de getuige [slachtoffer 1] (pagina 66 e.v.):
als verklaring van de getuige [slachtoffer 1] :
Verhoorder: Nou zeg maar je komt dan uit bad.
[slachtoffer 1] : Ja.
Verhoorder: Of onder de douche vandaan.
[slachtoffer 1] : Ik ga me eerst wel afdrogen.
Verhoorder: Ja.
[slachtoffer 1] : En dan gaan we naar papa’s kamer om te kroelen. En dan gaat hij soms aan m’n ding zitten.
Verhoorder: En wat gebeurt er dan?
[slachtoffer 1] : Dan gaan we soms naar papa’s kamer en dan gaan we soms heel eventjes kroelen en dan doe ik m'n onderbroek naar beneden en dan zegt die nog een klein stukje.
Verhoorder: Ja, in het weekend. Je hebt gelijk. Je hebt me goed verbeterd. In het weekend, ga je naar papa.
[slachtoffer 1] : Ja.
Verhoorder: En als je dan bij papa bent.
[slachtoffer 1] : Ja.
Verhoorder: Hoe vaak gebeurt het dan wat je me net verteld hebt over het kroelen en dat hij aan jouw ding zit?
[slachtoffer 1] : Kroelen doen we soms en hij zit ook soms aan m'n ding.
Verhoorder: En dan maakt hij een heen en weer makende beweging wat je net deed.
[slachtoffer 1] : Ja.
Verhoorder: Om te kijken of die dan groot wordt.
[slachtoffer 1] : Ja.
Ja, ik heb zo'n drie keer, drie keer bij hem gedaan. Hij doet het ofzo tien keer bij mij.
Verhoorder. Nee. Hé en ehm ... wat heb je dan bij papa moeten doen?
[slachtoffer 1] : Ook soms aan z'n ding zitten.
Verhoorder: Maar waar, waar in het huis is dat dan?
[slachtoffer 1] : Ook in papa’s slaapkamer.
Ik doe het soms hetzelfde bij hem dan, want ik durf eigenlijk geen nee tegen papa te zeggen.
Verhoorder: En wie doet de onderbroek dan naar beneden?
[slachtoffer 1] : Ik doe het bij mij zelf en papa doet het bij hem zelf.
Ik weet dat zijn ding niet groter kan worden, want hem is al helemaal groot en kan niet groter worden want mijn binnenkant is al helemaal uitgegaan bij hem.
Verhoorder: En wat doe je dan met je hand?
[slachtoffer 1] : Hetzelfde als wat hij bij jou doet. Hem zijn wordt niet kleiner en hem z’n wordt ook niet groter.
Dat ik soms huilend naar papa ga omdat ik, omdat die me soms pijn doet en dat vind ik dan niet leuk.
Ja, het doet pijn als hij aan mijn ding zit.
Hem ze is wel heel hard, want hij kan niet meer groter worden. Hem ze staat rechtop. Hij staat eigenlijk nooit schuin of naar beneden. Ja, hij zat elke keer omhoog. Mijn buitenkant komt er niet uit. Alleen als je zo doet [doet voor, maakt beweging van aftrekken]. Alleen bij papa, bij papa staat die wel er uit.
Ik zie papa’s piemel alleen in bed bij papa.”
6. In aanvulling op de bewijsmiddelen heeft het hof de volgende nadere bewijsoverweging in het bestreden arrest opgenomen:
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het wettig bewijs voor de tenlastegelegde handelingen ontbreekt, omdat naast de verklaringen van de kinderen en de aangifte van moeder namens hen, geen bewijs voorhanden is dat niet afkomstig is uit dezelfde bron. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat er discrepanties bestaan tussen hetgeen is verklaard tijdens het eerste informatieve gesprek met [aangeefster] , de moeder van de kinderen, de later door haar in het kader van de aangifte afgelegde verklaring en de verklaringen van de kinderen. Dit maakt volgens de verdediging dat niet gesteld kan worden dat de verklaringen consistent en derhalve authentiek en betrouwbaar zijn.
Algemene overwegingen
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat – bij seksueel misbruikzaken – waar het veelal gaat om zaken waarin slechts twee personen (een dader en een slachtoffer) aanwezig zijn geweest – het gebruik van steunbewijs in de vorm van zogenaamd schakelbewijs onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijs ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte, ook wel aangeduid als modus operandi. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken, ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen, van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs over en weer redengevend worden geacht, ook als geen enkel feit afzonderlijk – dus los van de schakelbewijsconstructie – wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Overwegingen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kinderen
Het hof volgt de verdediging niet in haar standpunt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangifte door moeder en de verklaringen van de kinderen. Het hof is van oordeel dat de kinderen bij de politie op hoofdlijnen consistente, gedetailleerde, authentieke en specifieke verklaringen hebben afgelegd over de inhoud van de seksuele handelingen die zij hebben ondergaan en hebben moeten verrichten, zeker wanneer daarbij de zeer jeugdige leeftijd van de kinderen ten tijde van het afleggen van die verklaringen in aanmerking wordt genomen.
Zo heeft de dochter van de verdachte verklaard dat zij een stukje van de piemel heen en weer moest bewegen – zij wees de punt aan – en dat daar dan "wit" uit komt: maar dat papa dat niet wilde en zij ook niet dus dat hij daarvoor dan stop zei.
De zoon van de verdachte heeft de penis van de verdachte in erectie als volgt beschreven: "Hem ze staat rechtop. Hij staat eigenlijk nooit schuin of naar beneden. Hij zat elke keer omhoog. (...) Mijn buitenkant komt er niet uit. Alleen als je zo doet (doet voor, maakt bewegingen van aftrekken). Alleen bij papa,, bij papa staat die wel er uit. (...) Aan papa's ding zitten. Maar ik weet dat die niet groter kan worden. Ik weet dat die niet groter kan worden, want mijn binnenkant is al helemaal uitgegaan bij hem.”
Het hof is van oordeel dat de discrepanties tussen de verklaringen slechts zien op ondergeschikte onderdelen en niet afdoen aan de kern van hetgeen de kinderen verklaren en hetgeen hun moeder namens hen heeft verklaard.
Overwegingen steunbewijs
Het hof stelt vast dat uit de door de beide kinderen afgelegde verklaringen volgt dat er overeenkomsten bestaan in de modus operandi van de verdachte ten aanzien van hetgeen hem wordt verweten.
De beide kinderen hebben verklaard dat de seksuele handelingen in de regel op weekenddagen – te weten op vrijdag of zaterdag – ‘s-avonds boven plaatsvonden in de slaapkamer van verdachte, wanneer er met de verdachte gekroeld werd op het bed van verdachte. De kleding van de kinderen (en van de verdachte) moest dan uit of naar beneden. Voorts hebben beide kinderen verklaard dat zij handelingen moesten verrichten aan de penis van de verdachte .
Het hof is van oordeel dat het om overeenkomsten op essentiële punten gaat. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verklaringen van de kinderen als schakelbewijs kunnen dienen. Het hof zal de verklaringen dan ook over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten.
De wijze waarop beide kinderen hebben verklaard over het besneden geslachtsdeel van de verdachte acht het hof niet alleen authentiek. De verklaringen worden ook ondersteund door de verklaring van de verdachte dat hij inderdaad besneden is en dit nooit aan de kinderen heeft verteld. De eigen verklaring van de verdachte op dit punt beschouwt het hof – evenals de rechtbank – derhalve als steunbewijs. Weliswaar heeft de verdachte verklaard dat hij zijn penis ooit aan zijn zoon heeft laten zien, maar het hof acht niet aannemelijk dat de verdachte toen zijn penis in erectie heeft getoond. Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan.”
IV. Het eerste middel en de bespreking daarvan
Het middel
7. Het middel bevat de klacht dat het hof “ten onrechte althans onvoldoende gemotiveerd [heeft] geoordeeld dat sprake is van een overeenkomende modus operandi en dat aldus de verklaringen van de vermeende slachtoffers over en weer als schakelbewijs en daarmee steunbewijs kunnen dienen”
.
8. In de toelichting op het middel wordt in de eerste plaats een aantal argumenten aangedragen op grond waarvan de steller meent dat uit de nadere bewijsoverweging aangaande het veronderstelde schakelbewijs “onvoldoende [blijkt] van voldoende kenmerkende overeenkomsten op essentiële punten, reden waarom het hof aldus ten onrechte heeft geconcludeerd tot een kenmerkende modus operandi op essentiële punten”. [1] Daarnaast wordt geklaagd dat de schakelbewijsredenering van het hof innerlijk tegenstrijdig is met zijn bewezenverklaring. [2]
Het juridisch kader [3]
9. Ik stel voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad het volgende kan worden opgemaakt. Volgens art. 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat art. 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342 lid 2 Sv, maar daarover slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid geven door het beslissen van concrete gevallen. Wel kan het bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum van art. 342 lid 2 Sv is voldaan, van belang zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd. [4]
10. Wat in het bijzonder zedenzaken betreft, kan uit de rechtspraak van de Hoge Raad worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende als de verklaring van de aangever op specifieke punten bevestiging vindt in het overige bewijsmateriaal en tussen dit een en ander niet een te ver verwijderd verband bestaat. [5] Afweging en beoordeling daaromtrent dienen plaats te vinden op basis van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval. [6]
11. Hoewel de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan volgens de Hoge Raad per geval moet worden beoordeeld, is wel duidelijk dat wanneer bijvoorbeeld de modus operandi van de tenlastegelegde feiten met elkaar overeenkomt, schakelbewijs voldoende steunbewijs kan opleveren. [7] Met de term schakelbewijs wordt een bewijsvoering aangeduid waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Opgemerkt zij dat de constructie van schakelbewijs zich in cassatie uitsluitend leent voor toetsing op haar begrijpelijkheid. De vraag of de redengevendheid van dergelijk – in diverse varianten voorkomend – schakelbewijs begrijpelijk is, moet worden beoordeeld in het licht van de gehele bewijsvoering. Daarbij is niet alleen van belang of en in hoeverre ‘
de wijze waaropde onderscheidene feiten zijn begaan’ op essentiële punten overeenkomt, [8] ook essentiële overeenkomsten in ‘
de omstandigheden waaronderde feiten zijn begaan’ kunnen aanleiding geven voor de toepassing van een schakelbewijsconstructie. [9] Volledigheidshalve wijs ik er nog op dat schakelbewijs zowel kan worden gebruikt voor het oordeel over de vraag wie een bepaalde activiteit heeft verricht, als voor de vraag naar de wijze waarop die activiteit is verricht. [10]
De bespreking van het eerste middel
12. Het hof heeft de verklaringen van de dochter en de zoon van de verdachte via de constructie van schakelbewijs over en weer als steunbewijs gebruikt. Het hof heeft daartoe overwogen dat uit de door de beide kinderen afgelegde verklaringen volgt dat er overeenkomsten bestaan in de modus operandi van de verdachte ten aanzien van hetgeen hem wordt verweten. Het hof is van oordeel dat het om overeenkomsten op essentiële punten gaat en heeft daarbij gewezen op het volgende patroon: beide kinderen hebben verklaard dat i) de seksuele handelingen in de regel op weekenddagen plaatsvonden – te weten op vrijdag of zaterdag – , ’s avonds boven in de slaapkamer van de verdachte, ii) er dan met de verdachte werd ‘gekroeld’ op het bed van de verdachte, iii) zij hun kleding (en die van de verdachte) naar beneden of uit moesten doen, en iv) zij handelingen moesten verrichten aan de penis van de verdachte.
13. Door de steller van het middel wordt ten aanzien van elk van deze omstandigheden afzonderlijk betoogt dat het hof de betreffende omstandigheid ten onrechte heeft aangemerkt als “
een kenmerkende modus operandi”. [11] Naar het mij voorkomt miskent de steller van het middel daarmee echter dat het hof niet elk van deze omstandigheden afzonderlijk, maar – en dit is het springende punt – al deze omstandigheden gezamenlijk heeft betrokken in zijn oordeel dat er sprake is van een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (een modus operandi) ten aanzien van hetgeen hem wordt verweten, en dat het hof vervolgens op grond van al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, heeft geoordeeld dat er in de zaken van de dochter en de zoon van de verdachte op goede gronden een schakelbewijsconstructie kan worden toegepast. Dat oordeel acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Verweven als ’s hofs oordeel is met waarderingen van feitelijke aard, is voor verdere toetsing van dat oordeel in cassatie geen plaats. Daarbij komt dat de redengevendheid van schakelbewijs moet worden beoordeeld in het licht van de gehele bewijsvoering, en dat het hof in de voorliggende zaak, naast de verklaring van beide kinderen, óók de verklaring van de moeder, de verklaring van de vriend van de moeder en de eigen verklaring van de verdachte voor het bewijs heeft gebruikt. Voor zover door de steller van het middel nog wordt geklaagd dat de ‘schakelbewijsredenering’ van het hof aangaande de besneden penis van de verdachte niet begrijpelijk is, [12] merk ik op dat het hof niet alleen heeft geoordeeld dat de verklaringen van de kinderen over de besneden penis betrouwbaar zijn – ‘authentiek’ aldus het hof [13] –, maar dat het daarnaast van oordeel is dat óók de verklaring van de verdachte zelf als steunbewijs kan gelden, nu (ook) hij heeft verklaard dat hij besneden is.
14. Het middel gaat derhalve in zoverre niet op.
15. Daarnaast bevat het middel de klacht dat “de schakelbewijsredenering innerlijk tegenstrijdig is met de bewezenverklaring van het hof”, nu uit de bewezenverklaring (slechts) kan worden afgeleid dat de seksuele handelingen van de verdachte met zijn kinderen niet vaker dan één keer hebben plaatsgevonden, terwijl deze vaststelling in strijd is met de schakelbewijsredenering waarin het hof nadrukkelijk overweegt dat de seksuele handelingen “op weekenddagen plaatsvonden”, en aldus vaker dan één keer zijn verricht.
16. Met de bewezenverklaring van de “op tijdstip
penin de periode […]” begane feiten, heeft het hof onmiskenbaar bedoeld dat de verdachte de jegens zijn kinderen gepleegde handelingen meermalen heeft verricht. De klacht dat op grond van de bewezenverklaring moet worden aangenomen dat de seksuele handelingen niet vaker dan één keer hebben plaatsgevonden, treft naar het mij voorkomt evident geen doel. [14]
17. Het eerste middel faalt in beide onderdelen.
V. Het derde middel en de bespreking daarvan
Het middel
18. Het derde middel strekt ten betoge dat het hof het onder 2 bewezenverklaarde “wrijven over de clitoris” ten onrechte heeft gekwalificeerd als het ‘seksueel binnendringen’ van het lichaam.
19. Aangevoerd wordt dat het lichaam pas kan worden binnengetreden wanneer de vinger tussen de schaamlippen wordt gebracht. Nu het hof de verdachte daarvan expliciet heeft vrijgesproken, is van ‘seksueel binnendringen’ geen sprake, aldus de steller van het middel.
De bespreking van het derde middel
20. De tenlastelegging van feit 2 is toegesneden op art. 244 (oud) Sr. [15] Daarom moet de, ter zake van dit feit, in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende uitdrukking "seksueel binnendringen van het lichaam" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel. Artikel 244 (oud) Sr luidt:
“Hij die met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
21. Opgemerkt zij dat onder seksueel binnendringen, in de zin van art. 244 (oud) Sr (waarop de tenlastelegging dus is gestoeld) moet worden verstaan ‘ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking’. [16] Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dwingt de wetsgeschiedenis tot de opvatting dat de wetgever geen beperking heeft willen aanbrengen in de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen. Dat strookt ook met de bedoeling van de bepaling, namelijk het beschermen van de (seksuele) integriteit van het lichaam. [17] De vraag of sprake is van seksueel binnendringen laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Daarbij is onder meer van belang de wijze waarop, en de omstandigheden waaronder, dat binnendringen heeft plaatsgehad, waaronder begrepen de aard van het voorwerp waarmee is binnengedrongen. Daarbij
kanook van betekenis zijn in welke lichaamsopening is binnengedrongen en hoe de subjectieve beleving van het binnendringen bij de verdachte en/of het slachtoffer is geweest. [18] Het met de tong of vinger aanraken van de clitoris en daartoe openen van de grote en/of kleine schaamlippen levert – zo begrijp ik de rechtspraak van de Hoge Raad – seksueel binnendringen op. [19]
22. Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de dochter van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte met zijn vinger net boven haar plasgaatje heeft gezeten, dat hij “heel de tijd snel heen en weer ging […] een soort massage op dat plekje”, waar, aldus de dochter, een bobbel zit
.Deze verklaring wordt bevestigd door de moeder van het slachtoffer. De moeder verklaart dat haar dochter haar vertelde dat de verdachte aan haar blote vagina zat en dat zij daarbij wees op het plekje waar haar clitoris zit: “ze wees naar het gebied van haar vagina/clitoris”
.
23. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte handelingen heeft gepleegd die bestonden uit “het wrijven met zijn vinger(s) over de clitoris van die (aangeefster)”, en heeft deze handelingen bewezenverklaard als (kort gezegd) “het seksueel binnendringen van het lichaam”. Het hof heeft zijn bewezenverklaring op dit punt niet van een nadere motivering voorzien, hetgeen wel verhelderend zou zijn geweest in aanmerking genomen dat het hof heeft vrijgesproken van het tenlastegelegde zinsdeel “het brengen en/of (vervolgens) houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] ”.
24. Hoewel het hof op grond van de bewijsmiddelen (kennelijk) niet expliciet heeft kunnen vaststellen dat de verdachte met zijn vinger tússen de schaamlippen van zijn dochter is geweest, waardoor het de verdachte van deze handeling heeft vrijgesproken, kan het door het hof bewezenverklaarde ‘wrijven over de clitoris’ door de verdachte in casu bezwaarlijk los worden gezien van het (in ieder geval in enige mate) tussen de schaamlippen brengen van zijn vinger en het daartoe openen van de schaamlippen. Naar het mij voorkomt is het boven het plasgaatje heen en weer wrijven over de clitoris van een ontblote vagina immers zodanig verweven met het tussen de schaamlippen brengen van een vinger, dat deze handeling in een geval als het onderhavige onder het bereik van het ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ als bedoeld in art. 244 (oud) Sr valt. Daarbij neem ik in aanmerking dat de grote en de kleine schaamlippen een natuurlijke lichaamsopening vormen, dat hier in redelijkheid mag worden aangenomen dat de clitoris zich in de vulva, tussen de schaamlippen, bevindt en dat voor het heen en weer wrijven over de clitoris de natuurlijke lichaamsopening van de schaamlippen (in enigerlei mate) zal (moeten) worden binnengedrongen. Een andere uitleg laat zich niet goed verenigen met de ratio van art. 244 (oud) Sr – als gezegd volgt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever geen beperking heeft willen aanbrengen in de wijze waarop het lichaam is binnengedrongen –, welke bepaling eerst en vooral de (seksuele) integriteit van het lichaam bedoelt te beschermen.
25. Bezien in het licht van het voorgaande getuigt het oordeel van het hof dat de door de verdachte verrichte handelingen moeten worden gekwalificeerd als het seksueel binnendringen van het lichaam, niet van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is, mede gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, ook niet onbegrijpelijk.
26. Het derde middel faalt eveneens.
VI. Het tweede middel en de bespreking daarvan
Het middel
27. Het middel bevat de klacht dat de strafmotivering, voor zover inhoudende dat de verdachte zich gedurende
“een langere periode” heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige zoon en dochter, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is.
De strafmotivering
28. De strafmotivering van het hof houdt, voor zover hier van belang, in:
“Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige zoon en dochter, destijds 8 en 11 jaren oud. […].”
De bespreking van het tweede middel
29. Aan het middel is ten grondslag gelegd dat de passage in de strafmotivering waarin het hof overweegt dat de ontuchtige handelingen gedurende een langere periode hebben plaatsgevonden in strijd is met zijn bewezenverklaring, nu het hof de verdachte (ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3) expliciet heeft vrijgesproken van het ‘meermalen’ verrichten van ontuchtige handelingen.
30. Over deze klacht kan ik kort zijn. Het hof heeft ten aanzien van feit 1 en feit 3 bewezenverklaard dat de verdachte “op tijdstip
penin de periode van 20 juli 2019 tot 8 december 2019 (…) ontuchtige handelingen heeft gepleegd”, en heeft ten aanzien van feit 2 bewezenverklaard dat de verdachte “op tijdstip
penin de periode van 20 juli 2019 tot 11 november 2019 (…) handelingen heeft gepleegd” (mijn onderstrepingen, A-G)
.
31. Tegen deze achtergrond is ’s hofs strafmaatoverweging dat de verdachte zich “gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige kinderen” allerminst onbegrijpelijk en
,anders dan de steller van het middel wil, niet in strijd met de bewezenverklaring. Daaraan doet niet af dat het hof de verdachte heeft vrijgesproken van het ‘meermalen’ plegen van de handelingen.
32. Ook het tweede middel faalt.
VII. Slotsom
33. Alle middelen falen. Het eerste en het tweede middel kunnen worden afgedaan met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
34. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
35. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie pagina 17 en 18 van de cassatieschriftuur; zie voorts mijn voetnoot 11.
2.Zie pagina 18 en 19 van de cassatieschriftuur.
3.Zie daarvoor ook mijn conclusie van 10 december 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1315.
4.HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1460. Vgl. ook HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452,
5.HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094,
6.Zie ook mijn conclusie van 23 mei 2017, ECLI:NL:PHR:2017:578.
7.Zie: HR 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:326,
8.Zie de conclusie van mijn ambtgenoot Aben van 6 juni 2023, ECLI:NL:PHR:2023:555 (randnummers 309, en 317-318). Vgl. voorts de conclusie van plaatsvervangend A-G Van Wees van 5 maart 2024, ECLI:NL:PHR:2024:252 (randnummer 2.9).
9.Vgl. HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1455,
10.Vgl. HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118,
11.Zo wijst de steller van het middel erop dat bezwaarlijk als
12.Zie de vorige voetnoot.
13.Vgl. zijn overwegingen onder het hoofd “Overwegingen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kinderen”.
14.Ook de door het hof gebezigde bewijsmiddelen geven overigens geen (enkele) aanleiding te veronderstellen dat het hof bedoeld heeft bewezen te verklaren dat de verdachte de seksuele handelingen (slechts) eenmaal heeft verricht. Zo blijkt uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van de dochter van de verdachte (onder meer) dat de handelingen plaatsvonden
15.Onder meer dit artikel is door het hof aangehaald onder het hoofd “Toepasselijke wettelijke voorschriften”.
16.In HR 22 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9650,
17.Zie o.a.: HR 22 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC9650,
18.Vgl. HR 2 mei 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0031,
19.Vgl. HR 18 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6910,