Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beoordeling van het derde middel
5.Slotsom
6.Beslissing
12 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was betrokken bij meerdere gekwalificeerde (pogingen tot) diefstallen in Doetinchem, waarbij gebruik werd gemaakt van de term 'schakelbewijs'. Dit houdt in dat voor de bewezenverklaring van een feit ook rekening kan worden gehouden met de omstandigheden van andere strafbare feiten, mits deze op essentiële punten overeenkomen. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat voor een dergelijke bewijsvoering moet worden vastgesteld dat tot de bewezenverklaring van in elk geval één van de feiten kan worden gekomen zonder dat daarvoor mede bewijsmiddelen worden gebezigd die betrekking hebben op een ander feit, geen steun vindt in het recht. Het Hof had voldoende gemotiveerd dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan, en de bewijsvoering was toereikend. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verminderde deze van vier jaren naar drie jaren en elf maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.