ECLI:NL:HR:2024:1460

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
23/02718
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsminimum bij verkrachting en de verklaring van de aangeefster

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1997, was aangeklaagd voor verkrachting van de aangeefster, die op 27 april 2020 in haar woning door de verdachte zou zijn verkracht. De aangeefster had herhaaldelijk aangegeven geen seks te willen, maar de verdachte negeerde deze signalen en heeft haar tegen haar wil gepenetreerd. De Hoge Raad heeft de relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie herhaald met betrekking tot het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof had geoordeeld dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, waaronder verklaringen van getuigen en berichten via sociale media. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof bevestigd en het beroep van de verdachte verworpen. De uitspraak benadrukt het belang van de verklaring van de aangeefster en de noodzaak van voldoende ondersteunend bewijs in zaken van seksuele misdrijven.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02718
Datum15 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 juli 2023, nummer 21-001616-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.C. Swier, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

2.1
De cassatiemiddelen klagen in de kern dat het hof in strijd met artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige, namelijk aangeefster [slachtoffer] (hierna: de aangeefster). De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 6 bewezenverklaard dat:
“hij op of omstreeks 27 april 2020 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in haar vagina door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door terwijl die [slachtoffer] meermaals aangaf geen seksueel contact te willen en/of terwijl zij hem meermaals wegduwde en/of zich van hem af trachtte te bewegen, meermaals voorbij te gaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of aldus voor haar een dreigende situatie heeft doen ontstaan.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , genummerd PL0600-2020198962-3, gesloten en ondertekend op 14 oktober 2021 door [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, en [verbalisant 2] . brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland. voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 284 - 290):
Plaats delict: [a-straat] , [plaats]
Aangever
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Hij, [verdachte] , heeft seks met mij gehad terwijl ik 84 keer nee heb gezegd. Hij heeft zijn penis in mijn vagina gedaan.
V: En wat was dan de aanranding?
A: Zijn broer, [betrokkene 1] . Zij bleven bij mij slapen. [verdachte] sliep al, hij sliep bij mij in bed. Ik had duidelijk gemaakt dat er niets ging gebeuren maar hij wilde niet naar huis rijden. [betrokkene 1] sliep op de bank. Wij lagen al in bed. [betrokkene 1] kwam toen de slaapkamer in en kwam tussen mij en [verdachte] in liggen. Hij zat aan mijn borsten en billen en deed zijn hand tussen mijn benen. Volgens mij haalde hij ook zijn penis uit zijn broek.
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: De nacht van 26 op 27 april 2020.
V. Hoe heb je hem leren kennen?
A: Ik weet dat we altijd naar dezelfde [nachtclub] in Arnhem, gingen. [verdachte] leerde ik daar kennen. We hebben toen 1 of 2 keer seks gehad. Ik besefte mij dat dit niet mijn type relatie was. Ik heb dit ook aangegeven aan [verdachte] . Dit was toen duidelijk voor hem.
Op een gegeven moment is het tegen 04.00 uur. Ik gaf aan dat ik naar bed wilde. Ik had dat van tevoren aangegeven omdat ze niet konden blijven slapen. Ik had ook gezegd dat ik geen zin had in gedoe. [verdachte] moest ook vroeg op dus ik maakte er geen probleem van dat ze bleven slapen. Ik heb [verdachte] gezegd dat hij bij mij in bed mocht en gezegd dat [betrokkene 1] op de bank moest. [verdachte] deed toch een poging om mij te overtuigen. Hij kwam tegen mij aanliggen. Ik had zoiets van donder op. Ik sliep half en toen hoorde ik dat [betrokkene 1] aan het lopen was. Ik zag hem de slaapkamer in komen. Dit vond ik niet fijn. Hij ging tussen ons in liggen. [betrokkene 1] ging met zijn rug naar [verdachte] liggen. Hij raakte mijn borsten aan over mijn big-shirt heen. Ik deed zijn hand weg omdat ik dit niet wilde. Volgens mij haalde hij zijn penis uit zijn broek en bewoog deze langs mijn billen. Hij probeerde met zijn hand tussen mijn benen te gaan. Ik zag dat hij opstond en mijn been ging strelen. Ik trapte hem toen. Hij ging toen weg. Ik maakte [verdachte] wakker, omdat ik wilde dat hij mij redde van zijn broer.
V: [verdachte] wordt wakker en dan?
A: Hij begon mij te zoenen. Ik duwde hem weg zo van ‘nou nee’. Ik zei toen dat we dit niet zouden doen. Ik duwde hem van mij af omdat ik mijn handen nog voor mij had. Ik zei dat we dit niet af hadden gesproken. Hij ging bovenop mij liggen. Ik zei alleen maar ‘nee, nee, nee’. Ik heb mijn handen tegen zijn borst gezet en zei weer nee.
Ik heb mij dus verzet door hem weg te duwen. Ik dacht ik pak het hoofdbord vast, zodat ik hem mogelijk van mij af kon trappen. Ik trok mijn benen op om deze voor hem te krijgen en hem van mij af te trappen.
Hij deed mijn ondergoed aan de kant. Hij deed zijn penis in mijn vagina. Hij had seks met mij. Hij deed zijn penis erin en eruit. Tijdens de seks was [betrokkene 1] in de woonkamer en kwam later binnen. [verdachte] reageerde duidelijk geïrriteerd op [betrokkene 1] waardoor ik onder [verdachte] vandaan kon klimmen. Ik ben toen naar de badkamer gegaan. Ik heb toen voor mijn gevoel uren op de grond gezeten. Ik was heel erg bang en ik wilde dat ze weggingen. Ik ging terug naar de slaapkamer. [verdachte] wilde het een soort van goedmaken. Hij vroeg of ik boos was. Hij zei ‘sorry’. Hij wilde een knuffel.
2. De verklaring van [slachtoffer] , afgelegd bij de raadsheer-commissaris van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem , van 17 april 2023. Voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben in de nacht van 26 op 27 april 2020 door [verdachte] verkracht in mijn huis.
We hebben twee keer eerder vrijwillig seks gehad. Ik kwam erachter dat dit niet het type relatie was voor mij en hij ook niet mijn type man. Dit heb ik hem gezegd. Wij hebben gebeld. Het was onpersoonlijk, maar tijdens corona. Het klopt dat ik specifiek heb gezegd dat ik geen seksueel contact wou. [verdachte] wilde daarna weer afspreken. Hij merkte aan mij dat ik dat niet wilde en hij vroeg daarnaar. Toen heb ik hem gezegd dat ik niet zo’n relatie wou. Het was niet persoonlijk, maar ik was er klaar mee met dat soort type relaties, friends with benefits. Naar mijn idee wou [verdachte] dit type relatie wel hebben. Ik merkt wel dat hij daar best wel teleurgesteld op reageerde en het daar moeilijk mee had. Aan het einde van het gesprek gaf hij aan dat hij er oké mee was en dat hij het begreep. U vraagt mij of ik had besproken hoe die avond zou verlopen. We hebben het erover gehad. Ik heb gezegd dat het prima was, maar dat ze niet zouden blijven slapen. Ik heb gezegd dat hij niet hoefde te verwachten dat we seks zouden hebben. Hier ging hij schoorvoetend mee akkoord. Dit gesprek vond plaats voordat zij bij mij waren. Ik was op een gegeven moment moe en zei dat ik naar bed wou. Toen heeft [verdachte] gevraagd of ze toch konden blijven slapen, want ze zouden om 08:00 of 09:00 uur vertrekken. Ik dacht toen, die paar uurtjes is prima. [verdachte] ken ik het beste en hij moest daarom bij mij in bed. Er was niet meer plek.
Ik heb voordat ik naar bed ging gezegd dat hij niets moest verwachten.
Ik wou [verdachte] wakker maken om hem te vragen om mij van zijn broer te redden. Ik maakte [verdachte] wakker en hij draaide zich om. Hij begon mij gelijk te zoenen. Ik heb hem gezegd dat ik dat niet wou. Hij luisterde daar niet naar. Zonder dat ik het wilde heeft hij toen seks met mij gehad. Hij gaf aan dat ik het wel moest willen, want ik was zo ontzettend nat. Dit wist hij omdat hij met zijn hand tussen mijn benen zat. Ik heb herhaaldelijk nee gezegd. Hij is op mij gaan zitten en heeft mijn ondergoed opzij getrokken en seks met mij gehad. Ik heb hem eerst geprobeerd met mijn handen van mij af te duwen. Dat lukte niet. Ik pakte met mijn handen mijn hoofdbord vast om hem zo met mijn benen van mij af te kunnen trappen.
3. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [getuige] , genummerd PL0600-2020198962-6, gesloten en ondertekend op 20 oktober 2021 door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 365, 366 en 368):
V: Wat weet jij over de aangifte die zij bij ons heeft gedaan?
A: Ik weet dat ze aangifte van aanranding en verkrachting heeft gedaan. Ik weet dat, omdat ze mij dat verteld heeft. Ik ben de eerste die ze heeft gebeld, nadat het gebeurd was. Het was midden in de nacht, ik weet nog dat ik wakker werd gebeld, ik denk rond 05.00 uur.
V: Hoe was [slachtoffer] toen zij het jou vertelde?
A: Ze klonk verward. [slachtoffer] was erg verward en leeg. Ze voelde zich vies en wilde douchen, daarna wilde ze haar bed verschonen en slapen.
V: Had je haar eerder zo aan de telefoon gehad?
A: Nee, ik ken [slachtoffer] helemaal niet op deze manier.
V: Hebben jullie het later nog over de gebeurtenis gehad?
A: Ik weet dat de broer aan haar heeft gezeten en dat [verdachte] haar echt heeft gepenetreerd.
V: Hoe ging het na het voorjaar van vorig jaar?
A: De dagen erna heb ik geprobeerd om er voor [slachtoffer] te zijn. Ze was heel erg teruggetrokken. Ze was echt een wrak.
V: Wat voor invloed heeft dit incident op [slachtoffer] ?
A: Ik ken [slachtoffer] helemaal niet als een bange vrouw. Nu is ze bang om over straat te gaan.
4. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 28 juni 2023 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij naar feit 6 en houdt mij voor dat aangeefster [slachtoffer] door de raadsheer-commissaris is gehoord. Ik heb het verhoor gelezen. Mij viel een aantal dingen op. Hoe zij de seks beschrijft, klopt. Zo is het ook gebeurd. Zij hield het hoofdbord en de zijkant van het bed vast.
5. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0600-2020198962-16, gesloten en ondertekend op 22 november 2021 door [verbalisant 5] , brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina's 374, 375, 390 en 391 van het procesdossier):
Naar aanleiding van de aangifte, gedaan op 14 oktober 2021 door [slachtoffer] , is op 27 oktober 2021 om 10.00 uur de telefoon van aangeefster [slachtoffer] in beslag genomen.
Tijdlijn
Ik heb de tijdlijn van de telefoon bekeken, waarbij ik heb gezocht naar contacten tussen verdachte [verdachte] en [betrokkene 1] en een vriendin van aangeefster, te weten [getuige] .
WhatsApp berichten
Door aangeefster [slachtoffer] is via WhatsApp veel contact geweest met twee verdachten. Te weten:
- [verdachte] , [telefoonnummer 1] @s.whatsapp net ‘ [verdachte] ’
- [betrokkene 1] , [telefoonnummer 2] @s whatsapp.net ‘M.’
Daarnaast heeft aangeefster [slachtoffer] via WhatsApp veel contact gehad over de verdachten en het incident, te weten:
- [getuige] , [telefoonnummer 3] @swhatsapp.net ‘ [getuige] ’
Communicatie tussen gebruikers
M. [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net M.
? Owner
(Pagina 390 van het procesdossier)
(Pagina 391 van het procesdossier)
6. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0600-2020198962-10, gesloten en ondertekend op 11 november 2021 door [verbalisant 5] , brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 357 - 364):
Van aangeefster [slachtoffer] ontving zedenrechercheur [verbalisant 2] op 14 oktober 2021 een aantal printscreens van een chatgesprek, gevoerd op Snapchat. De printscreens dragen twee gesprekken uit, gevoerd met ‘ [betrokkene 2] ’. Dit betreft de verdachte [verdachte] .
Het screenshot is gemaakt op 30 augustus 2020 om 13.57 uur door aangeefster [slachtoffer] . Het gevoerde gesprek is op dezelfde dag gevoerd.
Naam screenshot: screenshot_20200830-135756_Snapchat.
In dit gesprek noemt ' [betrokkene 2] ' de naam [betrokkene 3] en geeft hij aan excuses te willen maken.”
2.2.3
Het hof heeft over de bewezenverklaring verder overwogen:
“Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 6 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Aangeefster [slachtoffer] heeft op 4 mei 2020 melding gedaan van verkrachting en op 14 oktober 2021 daarvan aangifte gedaan bij de politie. Aangeefster heeft - kort samengevat - verklaard dat verdachte en zijn broer [betrokkene 1] in de nacht van 26 op 27 april 2020 bij haar kwamen gamen. Ze had van te voren aangegeven dat ze niet konden blijven slapen en dat zij geen zin had in gedoe. Omdat het al 4.00 uur was geworden en verdachte ook weer vroeg op moest, mochten ze toch blijven slapen. De verdachte sliep bij aangeefster in bed en zijn broer sliep op de bank. Nog voordat verdachte en [betrokkene 1] bij haar thuis waren, heeft aangeefster tegen verdachte gezegd dat hij niet hoefde te verwachten dat ze seks zouden hebben. Dit heeft zij voordat verdachte ging slapen nogmaals tegen hem gezegd. Op enig moment is de broer van verdachte tussen verdachte en aangeefster in gaan liggen. Aangeefster reageerde op dat moment niet omdat ze wilde slapen maar [betrokkene 1] begon haar te betasten, haalde zijn penis uit zijn broek en bewoog die langs haar billen. Hij probeerde met zijn hand tussen haar benen te gaan. Toen maakte aangeefster verdachte wakker omdat zij bang was voor zijn broer. Verdachte begon haar toen te zoenen. Aangeefster heeft verdachte weggeduwd en daarbij meerdere malen gezegd dat zij het niet wilde en dat ze dat niet hadden afgesproken. De verdachte ging echter door. Aangeefster heeft toen opnieuw herhaaldelijk ‘nee’ en ‘ik wil dit niet’ gezegd, maar verdachte zei: “Je wilt het wel”. Verdachte luisterde niet en is op aangeefster gaan zitten. Aangeefster heeft zich verzet door hem weg te duwen en met haar benen te trappen, terwijl ze om kracht te zetten het hoofdbord van het bed vastgreep. Het lukte haar niet hem van zich af te krijgen. Verdachte heeft haar ondergoed opzij gedaan en heeft seks met haar gehad. Aangeefster realiseerde zich dat ze het niet kon winnen en heeft het over zich heen laten komen, zodat het snel voorbij zou zijn. Na afloop vroeg verdachte aan haar of ze boos was. Hij zei ‘sorry’ en wilde een knuffel.
Het hof acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar nu deze consistent en gedetailleerd is. Aangeefster heeft bij de politie immers al op 4 mei 2020 een telefonische melding gedaan waarin zij aangeeft dat zij tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte en dat [betrokkene 1] haar had betast. Op 14 oktober 2021 heeft aangeefster bij de politie een uitgebreide en gedetailleerde verklaring afgelegd over de door de verdachte verrichte ontuchtige handelingen. Deze verklaring heeft zij op 17 april 2023 ten overstaan van de raadsheer-commissaris herhaald. Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de verklaring van een vriendin van aangeefster, [getuige] , de gesprekken via WhatsApp en Snapchat en de verklaring van verdachte zelf.
De [getuige] verklaart dat aangeefster direct na het incident, om vijf uur 's nachts belde, erg verward en leeg was en tegen haar heeft gezegd dat verdachte en zijn broer die nacht in haar huis waren blijven slapen en dat verdachte haar tegen haar wil heeft gepenetreerd. De WhatsApp-gesprekken die aangeefster op 27 april 2020 (en ook later nog) met [getuige] voert, geven eveneens steun aan aangeefsters verklaring. Uit de gesprekken die aangeefster met de verdachte en zijn broer heeft gevoerd via Snapchat en WhatsApp blijkt het volgende. [betrokkene 1] schrijft op 27 april 2020 om 12.30 uur: “U accepteert mijn excuses niet.” Op 3 mei 2020 om 22.23 uur schrijft hij opnieuw: “Ik heb mijn excuses aangeboden.” Aangeefster reageert hierop: “Wat er is gebeurd is zeer slecht.” [betrokkene 1] reageert daar vervolgens op met de tekst: “Ja. Ik weet dat.” [betrokkene 1] schrijft verder dat hij er niets aan kon doen, omdat hij ‘niet bij bewustzijn’ was. Hij stuurt aangeefster een bericht met de tekst: “Je bent erg sexy in je kleding en schoonheid.” Aangeefster reageert dan: “Dit is geen reden voor jou om dan dat te doen. Dit is niet mijn schuld. En dat jullie dit wel deden daardoor is niet mijn probleem.” Ook de verdachte heeft zijn excuses aangeboden via Snapchat. Ten slotte geldt dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook zelf heeft verklaard dat de verklaring die aangeefster heeft afgelegd bij de raadsheer-commissaris op een aantal punten klopt. De verdachte bevestigt de seks met aangeefster maar stelt dat het met wederzijdse instemming was.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaring van aangeefster als bewijs kan worden gebezigd. Dat aangeefster pas later aangifte heeft gedaan, zoals door de raadsman naar voren is gebracht, doet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring niet af. Aangeefster heeft immers al op 4 mei 2020 melding gedaan bij de politie. Uit haar aangifte en haar later bij de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring volgt dat zij erg bang was voor de verdachte en zij hetgeen gebeurd was lange tijd heeft weggestopt.
Ten aanzien van het bewijsminimum overweegt het hof het volgende.
De verklaring(en) van aangeefster worden zoals gezegd ondersteund door de hierboven genoemde Snapchat- en WhatsApp-berichten, de verklaring van [getuige] , die daarin niet alleen heeft verklaard over wat zij van aangeefster heeft gehoord, maar ook over haar eigen waarnemingen. [getuige] verklaart dat aangeefster erg verward en leeg was en zij ook in de dagen daarna ‘echt een wrak’ was. Zij beschrijft aangeefster na het incident als erg teruggetrokken en verklaart dat zij bang was om over straat te gaan, terwijl zij haar niet kent als een bange vrouw. Het hof acht de verklaring van [getuige] - anders dan de raadsman - betrouwbaar. Ook de dagen na 27 april 2020 is [getuige] veel met aangeefster opgetrokken en heeft zij de emoties en gedragsveranderingen van aangeefster van dichtbij waargenomen.
Alles afwegende concludeert het hof dat de verklaring van aangeefster voldoende bevestiging vindt in de overige inhoud van het dossier. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van het verweer dat verdachte geen opzet heeft gehad op het tegen de wil van aangeefster seksueel binnendringen overweegt het hof het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij meermalen, zelfs nog voordat de verdachte bij haar thuis was, heeft aangegeven geen seks te willen met verdachte. Dat heeft zij herhaald toen verdachte in de woning was. Ook heeft zij meerdere keren geprobeerd om verdachte van zich af te duwen. Zij heeft hierover verklaard dat zij eerst met haar handen heeft geprobeerd verdachte weg te duwen en zij daarna haar benen heeft opgetrokken en het hoofdbord heeft vastgepakt om verdachte van zich af te kunnen trappen. De verklaring van verdachte dat aangeefster dit vaker deed tijdens de seks en hij daarom niet kon weten dat aangeefster geen seks wilde acht het hof niet aannemelijk. Aangeefster heeft immers herhaaldelijk ‘nee’ gezegd en aangegeven dat zij geen seks wilde. Verdachte heeft dit ook gehoord, nu hij haar op enig moment antwoordde met de woorden “je wilt wel”. De verdachte wist dus dat aangeefster geen seks met hem wilde hebben. Door desondanks misbruik te maken van zijn fysieke overwicht, zijn zin door te drukken en de seksuele handelingen te verrichten, heeft verdachte opzet gehad op het tegen de wil van aangeefster laten plaatsvinden van de seksuele handelingen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Nu naar het oordeel van het hof is voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, en het hof op basis van de bewijsmiddelen ook de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde.”
2.3
Volgens artikel 342 lid 2 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van artikel 342 lid 2 Sv, maar daarover slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid geven door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de beoordeling in cassatie of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd. (Vgl. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2452.)
2.4.1
Het hof heeft gemotiveerd geoordeeld dat aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 Sv is voldaan, omdat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vindt in “de overige inhoud van het dossier”, waarbij het hof in het bijzonder heeft gewezen op (i) de verklaring van [getuige] en (ii) Snapchat- en WhatsAppberichten.
2.4.2
Het hof heeft met betrekking tot de verklaring van [getuige] overwogen dat uit deze verklaring volgt dat [getuige] door de aangeefster “direct na het incident, om vijf uur ’s nachts” is gebeld, dat de aangeefster verward en leeg was en dat de aangeefster tegen [getuige] heeft gezegd dat zij (de aangeefster) tegen haar wil is gepenetreerd door de verdachte. Deze - aan de feitenrechter voorbehouden - uitleg van de in bewijsmiddel 3 opgenomen verklaring van [getuige] is niet onbegrijpelijk, nu [getuige] daarin verklaart dat zij weet dat de aangeefster aangifte heeft gedaan van aanranding en verkrachting omdat de broer van de verdachte aan de aangeefster heeft gezeten en de verdachte de aangeefster heeft gepenetreerd, en dat de aangeefster haar over die feiten heeft verteld toen zij midden in de nacht door de aangeefster werd gebeld, en dat zij toen verward klonk en leeg was.
2.4.3
Het hof heeft, waar het gaat om Snapchat- en WhatsAppberichten, overwogen dat de broer van de verdachte - die, volgens de verklaring van de aangeefster, haar in dezelfde nacht heeft aangerand - op zowel 27 april 2020 als 3 mei 2020 in WhatsAppberichten excuses heeft aangeboden, waarbij in de betreffende WhatsAppconversatie van 3 mei 2020 de aangeefster naar aanleiding van de opmerking van de broer van de verdachte “Je bent erg sexy in je kleding en schoonheid” reageert met onder meer de tekst “En dat jullie dit wel deden daardoor is niet mijn probleem.” Verder heeft het hof vastgesteld dat de verdachte op 30 augustus 2020 via Snapchat excuses heeft aangeboden (bewijsmiddel 6).
2.4.4
Uit de door het hof gebruikte bewijsmiddelen volgt verder dat de aangeefster heeft verklaard dat zij, toen de verdachte bij haar binnendrong, het hoofdbord van het bed heeft vastgepakt zodat zij hem mogelijk van zich af kon trappen (bewijsmiddel 1), en dat de verdachte heeft verklaard dat de beschrijving van de seks door de aangeefster klopt en dat zij het hoofdbord en de zijkant van het bed vasthield (bewijsmiddel 4).
2.4.5
Het oordeel van het hof dat het onder 2.4.2-2.4.4 weergegeven bewijsmateriaal, in onderlinge samenhang beschouwd, voldoende steun geeft aan de verklaring van de aangeefster, is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat het hof heeft verzuimd de WhatsAppberichten tussen de aangeefster en [getuige] die eveneens steun zouden geven aan de verklaring van de aangeefster, in de bewijsmiddelen op te nemen. Ook doet daaraan niet af dat het hof niet afzonderlijk is ingegaan op de door de verdediging naar voren gebrachte mogelijke alternatieve oorzaak van de gemoedstoestand van de aangeefster waarover [getuige] heeft verklaard - waarbij die oorzaak zou zijn gelegen in uitsluitend gedragingen van de broer van de verdachte - nu het hof, zoals onder 2.4.2 is overwogen, de verklaring van [getuige] zo heeft uitgelegd dat zij heeft waargenomen hoe de aangeefster op haar overkwam toen de aangeefster haar vertelde over de gedragingen van niet alleen de broer van de verdachte maar ook van de verdachte zelf.
2.5
De cassatiemiddelen falen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 oktober 2024.