Conclusie
V-Wave)
1.Haven Klup B.V. (hierna: Haven Klup)
verweerders)
1.Feiten
beschikking). [1]
voorzieningenrechter) van 31 mei 2024 (zie onder 2.4 hierna) aan V-Wave aangeboden een bankgarantie te stellen ter grootte van USD 130.000. V-Wave heeft geweigerd om de beslagen op te heffen, omdat volgens V-Wave de bankgarantie ook door Haven Klup moest worden afgegeven.
2.Procesverloop
In eerste aanleg
hof). Zij heeft het hof verzocht - kort gezegd - de rechtbankbeschikking te vernietigen voor zover haar vordering daarin is herbegroot op USD 130.000 (inclusief rente en kosten), en de oorspronkelijke begroting ten opzichte van verweerders in stand te laten conform het verlof van 14 mei 2024, zijnde een bedrag van USD 1.566.400, met veroordeling van verweerders in de kosten.
grief Ivoert V-Wave aan dat de waarde van Haven Klup (veel) hoger ligt, maar dat deze zonder nadere gegevens niet is vast te stellen, hetgeen voor rekening van Haven Klup dient te komen omdat zij geen inzage geeft in haar administratie/boekhouding. (rov. 3.7)
going concern- of liquidatiewaarde moet plaatsvinden. (rov. 3.8)
going concernte gelde had kunnen worden gemaakt. (rov. 3.9)
going concern-waarde, terwijl er een waarderingsrapport is waarin gemotiveerd wordt uitgekomen op een lagere waarde. Vooralsnog wordt daarom ervan uitgegaan dat ultimo 2021 een vermogen van hooguit USD 99.000 voor verhaal beschikbaar zou zijn geweest. (rov. 3.12)
grief IIklaagt V-Wave dat de voorzieningenrechter ten onrechte ervan is uitgegaan dat haar vordering op grond van bestuurders- en/of groepsaansprakelijkheid ziet op de verweerders onder 2 t/m 8 en niet (ook) op Haven Klup. Deze grief faalt, omdat wat de voorzieningenrechter op dit punt heeft overwogen juist en dragend is en omdat V-Wave onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welk belang zij heeft bij deze klacht. (rov. 3.15)
grief IIIklaagt V-Wave dat in de rechtbankbeschikking in het dictum, gelezen in combinatie met de laatste zin van rov. 2.3.5, onvoldoende duidelijk wordt gemaakt welke samenhang er is tussen “de herbegroting van de vordering” enerzijds en de belangenafweging gecombineerd met de mogelijkheid om zekerheid te stellen anderzijds. V-Wave maakt echter niet op een voldoende navolgbare wijze duidelijk waarom zij meent dat de voorzieningenrechter hier is tekortgeschoten in zijn motiveringsplicht. Terzijde geldt nog het volgende. (rov. 3.18)
3.Bespreking van het cassatiemiddel
p-v).
r-c), een proces-verbaal dient te worden opgemaakt, en dat dit proces-verbaal voorafgaand aan de uitspraak dient te worden gezonden aan partijen en ter beschikking dient te worden gesteld van de meervoudige kamer. Anders is volgens de Hoge Raad onvoldoende gewaarborgd dat hetgeen ter zitting is voorgevallen bij de totstandkoming van de uitspraak door de meervoudige kamer wordt meegewogen. Indien het hof deze rechtsregel niet heeft miskend, heeft het hof onvoldoende gemotiveerd waarom de door hem betrachte processuele gang van zaken in dit geval niet strijdig zou zijn met die rechtsregels.
nadathet de beschikking heeft gegeven. In de e-mail van het hof van 21 februari 2025 staat immers dat de beschikking op 25 februari 2025 wordt gegeven en dat het proces-verbaal
zal worden opgemaakt en nadien aan partijen zal worden nagezonden. Op 21 februari 2025 was het p-v dus nog niet opgemaakt. Het is zeer onwaarschijnlijk dat in een tijdspanne van vier dagen (de beschikking is immers gegeven op 25 februari 2025):
nadatde beschikking is gegeven. Hierdoor kan V-Wave niet controleren op basis waarvan de andere twee raadsheren (die niet bij de mondelinge behandeling aanwezig waren) hun oordeel hebben gevormd.
(…)
V-Wave verzoekt het hof om bovenstaande punten in behandeling te nemen en zij ziet een definitief proces-verbaal graag tegemoet.