Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak hebben drie B.V.'s, hierna gezamenlijk aangeduid als de eiseressen, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De eiseressen hebben eerder een rechtszaak aangespannen tegen de Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, over de zorgplicht van de bank met betrekking tot renteswaps. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 oktober 2024 geoordeeld dat de klachten van de eiseressen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de bank geen zorgplicht heeft geschonden. De Hoge Raad heeft daarbij de toepassing van artikel 81 lid 1 RO in aanmerking genomen, wat betekent dat de Hoge Raad niet verplicht is om te motiveren waarom de klachten niet tot cassatie leiden.
Daarnaast heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of een partij die overweegt een rechtsmiddel in te stellen recht heeft op een proces-verbaal. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een advocaat die verzoekt om afgifte van een proces-verbaal, omdat hij overweegt een rechtsmiddel in te stellen, recht heeft op onverwijlde afgifte van dat proces-verbaal. Dit is in lijn met artikel 90 Rv, dat bepaalt dat de rechter een proces-verbaal opmaakt en dat de griffier dit zo spoedig mogelijk aan de partijen verstrekt. De Hoge Raad heeft de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op een aanzienlijk bedrag.