ECLI:NL:HR:2024:1476

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
23/03850
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over zorgplicht van bank bij renteswaps en recht op proces-verbaal

In deze zaak hebben drie B.V.'s, hierna gezamenlijk aangeduid als de eiseressen, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De eiseressen hebben eerder een rechtszaak aangespannen tegen de Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, over de zorgplicht van de bank met betrekking tot renteswaps. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 oktober 2024 geoordeeld dat de klachten van de eiseressen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de bank geen zorgplicht heeft geschonden. De Hoge Raad heeft daarbij de toepassing van artikel 81 lid 1 RO in aanmerking genomen, wat betekent dat de Hoge Raad niet verplicht is om te motiveren waarom de klachten niet tot cassatie leiden.

Daarnaast heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of een partij die overweegt een rechtsmiddel in te stellen recht heeft op een proces-verbaal. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een advocaat die verzoekt om afgifte van een proces-verbaal, omdat hij overweegt een rechtsmiddel in te stellen, recht heeft op onverwijlde afgifte van dat proces-verbaal. Dit is in lijn met artikel 90 Rv, dat bepaalt dat de rechter een proces-verbaal opmaakt en dat de griffier dit zo spoedig mogelijk aan de partijen verstrekt. De Hoge Raad heeft de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op een aanzienlijk bedrag.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03850
Datum18 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiseres 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eiseressen],
advocaat: J.H.M. van Swaaij, aanvankelijk ook J.M. Moorman,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Rabobank,
advocaten: F.E. Vermeulen en B.L.F.M. Schim.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/663785 / HA ZA 19-334 van de rechtbank Amsterdam van 23 oktober 2019 en 13 mei 2020;
b. de arresten in de zaak 200.280.259/01 van het gerechtshof Amsterdam van 20 april 2021 en 4 juli 2023.
[eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof van 4 juli 2023 beroep in cassatie ingesteld. Ook hebben [eiseressen] een aanvullende procesinleiding ingediend.
Rabobank heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Rabobank toegelicht door hun advocaat F.E. Vermeulen en mede door L.M. Münchow en T.A. van Polanen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1
De klachten van de onderdelen 1 tot en met 8 van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).
2.2
Onderdeel 9 klaagt dat het hof heeft miskend dat onverwijld moet worden voldaan aan een verzoek tot afgifte van een proces-verbaal door een advocaat die verklaart daaraan behoefte te hebben omdat wordt overwogen om een rechtsmiddel in te stellen. Ook deze klacht kan niet tot cassatie leiden (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4.67). De klacht geeft wel aanleiding om het volgende te overwegen.
2.3
Art. 90 lid 1, aanhef en onder a, Rv bepaalt dat de rechter van de mondelinge behandeling proces-verbaal opmaakt indien hij dit ambtshalve of op verzoek van een partij die daarbij belang heeft, bepaalt. Art. 90 lid 6 Rv bepaalt dat de griffier zo spoedig mogelijk een afschrift van het proces-verbaal aan de eiser en de in het geding verschenen gedaagde verstrekt. Deze voorschriften strekken er onder meer toe dat een partij de inhoud van een proces-verbaal kan betrekken bij haar beslissing of, en zo ja op welke gronden, zij een rechtsmiddel zal instellen. [1] Een partij die verzoekt om afgifte van een proces-verbaal omdat zij overweegt een rechtsmiddel in te stellen, moet geacht worden bij het opmaken van het proces-verbaal belang te hebben, en heeft er recht op dat het proces-verbaal zo spoedig mogelijk wordt verstrekt. Aan zo’n verzoek moet dan ook onverwijld worden voldaan.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 14.229,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, F.J.P. Lock, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
18 oktober 2024.

Voetnoten

1.Vgl. HR 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:413, rov. 3.5.2.