ECLI:NL:HR:2015:3012

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
14/06388
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsrecht en schending van hoor en wederhoor in hoger beroep tegen faillietverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een hoger beroep tegen de faillietverklaring van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. (hierna: Crescendo). De verzoekster tot cassatie, FOOD & BEVERAGE HOLDING B.V., had verzet aangetekend tegen de faillietverklaring van Crescendo, waarbij de curator was benoemd. De rechtbank Oost-Brabant had het verzet afgewezen, waarna het gerechtshof 's-Hertogenbosch het vonnis van de rechtbank bekrachtigde. FOOD & BEVERAGE HOLDING B.V. stelde cassatie in, waarbij de curator van Crescendo, Mr. P.R. Dekker, verwerping van het cassatieberoep vroeg en tevens een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep instelde.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor niet had geschonden. FOOD & BEVERAGE HOLDING B.V. had niet aangetoond dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg niet bekend was bij hen of hun advocaat. De Hoge Raad concludeerde dat het hof op correcte wijze had gehandeld door het proces-verbaal in overweging te nemen, en dat het verzoek om kennis te nemen van dit proces-verbaal niet was ingediend door de verzoekster. De Hoge Raad verwierp het principale beroep en oordeelde dat de voorwaarde voor het incidentele beroep niet was vervuld, waardoor dit geen verdere behandeling behoefde.

In de beslissing werd FOOD & BEVERAGE HOLDING B.V. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die door de curator waren begroot op € 71,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak waren voldaan.

Uitspraak

9 oktober 2015
Eerste Kamer
14/06388
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
FOOD & BEVERAGE HOLDING B.V.,
gevestigd te Uden,
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
Mr. P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van
- vereffenaar van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. in liquidatie,
- curator van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. in liquidatie,
- curator van LHO Beheer B.V.,
- curator van Hotel Tante Pietje B.V.,
woonplaats kiezend te Rosmalen,
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. A.C. van Schaick.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als F&B en de curator.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/01/283145/FT EA 14/451 van de rechtbank Oost-Brabant van 26 augustus 2014 en
3 oktober 2014;
b. het arrest in de zaak HV 200.157.427/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 december 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft F&B beroep in cassatie ingesteld.
De curator heeft geconcludeerd tot verwerping, voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld en verzocht F&B te veroordelen in de kosten van het principale en het voorwaardelijk incidentele beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien F&B deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen arrest heeft betaald.
Het cassatierekest, het aanvullend rekest, en de schriftelijke toelichting tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van F&B heeft bij brief van 25 juni 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) F&B en LHO Beheer B.V. zijn aandeelhouders en bestuurders van Crescendo Leisure Concepts Holding B.V. (hierna: Crescendo).
(ii) Bij vonnis van 26 augustus 2014 is Crescendo failliet verklaard, waarbij de curator in die hoedanigheid is benoemd.
(iii) F&B heeft op de voet van art. 10 Fw bij verzoekschrift verzet gedaan tegen de faillietverklaring van Crescendo.
(iv) De rechtbank heeft de zaak op 22 september 2014 mondeling behandeld en heeft het verzet bij vonnis van 3 oktober 2014 afgewezen.
( v) Het hof heeft laatstgenoemd vonnis bekrachtigd.
3.2.1
Onderdeel 1 klaagt dat het hof het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden doordat het F&B niet in de gelegenheid heeft gesteld zich uit te laten over het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 22 september 2014. Volgens het onderdeel heeft het hof kennisgenomen van genoemd proces-verbaal, hoewel dat proces-verbaal noch ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep noch op enig ander tijdstip gedurende de procedure in hoger beroep bekend was bij F&B of haar advocaat.
3.2.2
Het onderdeel faalt. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep van 26 november 2014, dat is gehecht aan het aanvullend beroepschrift in cassatie, is vermeld dat het hof aan partijen heeft medegedeeld dat aan dossierstukken bij het hof zijn binnengekomen (onder meer) de stukken van eerste aanleg, waaronder een proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 22 september 2014.
Het onderdeel klaagt niet dat het proces-verbaal van het hof op dit punt onjuist is. Indien het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 september 2014 niet bij F&B bekend was, had het op haar weg gelegen het hof te verzoeken te mogen kennisnemen van dat proces-verbaal en haar in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te laten.
3.3
De klachten van de onderdelen 4-8 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.4
Nu de door de onderdelen 4-8 bestreden overwegingen het oordeel van het hof zelfstandig kunnen dragen, heeft F&B geen belang bij de behandeling van de onderdelen 2 en 3.
3.5
Het principale beroep faalt. Daarmee is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld, zodat het geen behandeling behoeft.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt F&B in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 71,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien F&B deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
9 oktober 2015.