AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Zorgmachtiging en medische verklaring in Wvggz-zaak met betrekking tot betrokkene
In deze zaak, die onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) valt, heeft de rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, die tot en met 28 februari 2024 geldig was. Op 16 februari 2024 heeft de officier van justitie een verzoek ingediend voor een aansluitende zorgmachtiging van twaalf maanden, maar de bijgevoegde medische verklaring voldeed niet aan de wettelijke eisen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2024 heeft de rechtbank een 'overbruggingsmachtiging' verleend voor twee maanden, tot 22 april 2024, en het verzoek van de officier van justitie aangehouden in afwachting van een nieuwe medische verklaring. Op 19 april 2024 heeft de rechtbank de opvolgende zorgmachtiging verleend tot en met 22 februari 2025. In cassatie werd geklaagd dat de rechtbank de machtiging voor twee maanden niet had mogen verlenen, omdat de medische verklaring niet voldeed aan de wettelijke eisen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte een zorgmachtiging voor twee maanden heeft verleend, omdat de medische verklaring niet aan de eisen voldeed. De eindbeschikking van 19 april 2024, waarbij de opvolgende zorgmachtiging is verleend, blijft echter in stand.
Voetnoten
1.Zie het verzoekschrift van de officier van justitie van 16 februari 2024 overgelegd als productie 3. Een historisch overzicht van de eerder ten aanzien van betrokkene verleende zorgmachtigingen is overgelegd als productie 9.
2.De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 29 februari 2024 en gepubliceerd op rechtspraak.nl (ECLI:NL:RBDHA:2024:9648. 3.Zie de vijfde alinea op p. 3 van de beschikking van 22 februari 2024.
4.Onderaan de brief van de officier van justitie staat de datum 14 februari 2024. Dit lijkt een vergissing en zal 14 maart moeten zijn.
5.De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 1 mei 2024. De uitspraak is (nog) niet gepubliceerd op rechtspraak.nl.
6.Zie derde volle alinea onder het kopje ‘Beoordeling’ op blz. 3 van de uitspraak.
7.De procesinleiding is op 22 mei 2024 ingediend in het portaal van de Hoge Raad.
8.Zie onder meer: EHRM 24 oktober 1979 (appl. no. 6301/73),
9.EHRM 5 oktober 2000, (appl. no. 31365/96),
10.EHRM 5 oktober 2000, (appl. no. 31365/96), BJ 2001/36 (
14.De voetnoot is weggelaten.
16.Vgl. de conclusie van plv. P-G Langemeijer (onder 3.5-3.7) voor HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:818, 18.Onder een deelbeschikking wordt verstaan een beschikking waarin door een uitdrukkelijk dictum een einde wordt gemaakt aan een deel van het verzochte en de zaak voor het overige wordt aangehouden (deels eindbeschikking en deels tussenbeschikking); zie Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022/113.
19.Zie W. Dijkers, Sdu Commentaar Gedwongen zorg, art. 6:4 Wvggz, aant. 7.6 (bijgewerkt tot en met 17 november 2023); dezelfde, Sdu Commentaar Gezondheidsrecht, commentaar art. 2 t/m 35 Wet Bopz, aant. C.10.
20.Vgl. W. Dijkers, Sdu Commentaar Gedwongen zorg, art. 6:4 Wvggz, aant. 7.6 (bijgewerkt tot en met 17 november 2023); de conclusie van plv. P-G Langemeijer (onder 2.7) voor HR 2 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1048, 23.Vgl. Asser/De Boer, Kolkman & Salomons 1-I 2020/420 (slot) onder verwijzing naar HR 22 oktober 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1112,