Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De betrokkene, die in deze procedure als verzoekster optreedt, had eerder een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel aangevraagd. De rechtbank Noord-Holland had op 3 februari 2023 een machtiging verleend voor drie weken, maar de betrokkene ging in cassatie tegen deze beschikking.
De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat aan de wettelijke voorwaarden voor de afgifte van de machtiging was voldaan. De klacht van de betrokkene was dat de medische verklaring van de psychiater niet voldeed aan de eisen, omdat deze niet was gebaseerd op een persoonlijk onderzoek in de fysieke aanwezigheid van de betrokkene. De psychiater had betrokkene via beeldbellen beoordeeld, maar de verklaring gaf niet voldoende uitleg over waarom dit noodzakelijk was en waarom een fysiek onderzoek niet mogelijk was.
De Hoge Raad concludeerde dat de medische verklaring niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat de rechtbank dit ambtshalve had moeten vaststellen. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van een adequaat en persoonlijk medisch onderzoek in het kader van de Wvggz, en de noodzaak voor zorgvuldige onderbouwing van afwijkingen van deze norm.