Uitspraak
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Weert,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
11 december 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een crisismaatregel die door de burgemeester van Weert was genomen op 9 januari 2020. Betrokkene, die zich op dat moment in een verwarde toestand bevond, had beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij zij aanvoerde dat zij niet op de juiste wijze was gehoord en dat het psychiatrisch onderzoek niet had mogen plaatsvinden via een Skype-verbinding. De rechtbank Limburg had het beroep van betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom het onderzoek via Skype was toegestaan. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank Limburg voor zover deze het beroep ongegrond had verklaard met betrekking tot het Skype-onderzoek en verwees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de psychiater in beginsel de betrokkene in direct contact moet onderzoeken, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. De beslissing van de burgemeester om de crisismaatregel te nemen zonder de betrokkene in persoon te horen, werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van de Wvggz en de rechten van betrokkene in crisis situaties.