Conclusie
1.[eiser 1]
[eiseres 2]
[eiseres 3] V.O.F.
[eiseres 4](hierna: ‘ [eiseres 4] ’)
[eiser 5] h.o.d.n. [A](hierna: ‘ [A] ’)
Matmut-arrest. [1]
1.Feiten en procesverloop
2.Procesverloop
Eerste aanleg
Bijrijders-arrest van Uw Raad [4] geoordeeld dat de handelwijze van [eiseres 4] niet tot verval van haar vorderingsrecht op grond van art. 6 WAM kan leiden, omdat voor een analoge toepassing van art. 7:941 lid 5 BW geen plaats is:
Analoge toepassing artikel 7:941 lid 5 BW?
A-G] is toewijsbaar, met dien verstande dat hierna nog nader op de omvang van de schadevergoedingsplicht van Allianz zal worden ingegaan, gelet op het beroep van Allianz op eigen schuld van [eiseres 4] .”
Heeft een verzekeraar u of uw medebestuurder ooit een verzekering geweigerd of opgezegd? Of bijzondere eisen gesteld?’ is immers ten onrechte met ‘
nee’ beantwoord, terwijl vaststaat dat [eiseres 4] de bestuurder van de auto was en wilde blijven en Allsecur [eiseres 4] heeft geweigerd als verzekeringnemer voor een WAM-verzekering met betrekking tot de auto. Tevens is de vraag ‘
Heeft u en uw medebestuurder een rijbewijs dat in Nederland geldig is’ met ‘
ja’ beantwoord, waar vaststaat dat [betrokkene 2] niet beschikt over een rijbewijs en overigens niet in staat is de handgeschakelde auto te besturen, omdat zij maar één been heeft.
3.(Niet-)ontvankelijkheid van [eiseres 1, 2 en 3]
4.Juridische achtergrond
ja). Daarbij besteed ik aandacht aan het zogeheten
Bijrijders-arrest [17] van Uw Raad (randnummers 4.22-4.31) en aan de Europeesrechtelijke achtergrond van de WAM (randnummers 4.32-4.49).
zij die schade hebben geleden welke grond oplevert voor toepassing van deze wet, alsmede hun rechtverkrijgenden”. De WAM maakt geen onderscheid tussen benadeelden die verzekeringnemer zijn en benadeelden die dat niet zijn. [22] Denkbaar is daarom dat de aansprakelijkheid van een verzekerde jegens de verzekeringnemer als benadeelde, is gedekt door de door laatstgenoemde gesloten verzekering – bijvoorbeeld als de verzekeringnemer gewond raakt bij een ongeval waarvoor de bestuurder van het motorrijtuig aansprakelijk is.
ius agendigeeft om de vordering van de verzekerde tegen de verzekeraar in te stellen (de zogenoemde directe actie). [24] De grondslag voor de aansprakelijkheid blijft evenwel de aansprakelijkheid van de verzekerde. De WAM-verzekeraar is in de woorden van Wansink te beschouwen als “
een soort ‘wettelijke borg’”. [25]
A-G):
de derdehet opzet op misleiding van de verzekeraar moet voorzitten. [40]
Bijrijders-arrest van Uw Raad van belang. [41] De rechtbank heeft in rov. 4.6 van haar beschikking uit dit arrest afgeleid dat de handelwijze van [eiseres 4] niet tot verval van haar eigen recht uit art. 6 WAM heeft kunnen leiden. [42] Het hof heeft echter in rov. 4.12 van het bestreden arrest geoordeeld dat van toepasselijkheid van het
Bijrijders-arrest geen sprake was – waarmee het kennelijk heeft geoordeeld dat dit arrest niet eraan in de weg stond dat Allianz aan [eiseres 4] verzekeringsrechtelijke verweren kon tegenwerpen. [43]
Bijrijders-zaak sprake van een kop-staart-botsing waarbij de moeder van de bestuurder van de voorste auto (toen verweerster in cassatie) stelde als passagier ten gevolge van de botsing letsel (whiplash) te hebben opgelopen. De getuigenverklaringen strekkende tot bewijs van het gestelde feit dat de moeder van de voorste bestuurder ten tijde van de aanrijding passagier van de voorste auto was, bleken vals. In de procedure was onder meer aan de orde welke gevolgen dit had voor het eigen recht van de (gestelde) benadeelde (toen verweerster in cassatie) jegens de WAM-verzekeraar van de achterste bestuurder.
Bijrijders-arrest onder meer overwogen:
Bijrijders-arrest gegeven overwegingen ten overvloede die richting geven:
Bijrijders-arrest heeft gemotiveerd dat art. 7:941 BW in die zaak niet in aanmerking kwam voor toepassing (al dan niet naar analogie) in de verhouding tussen een WAM-verzekeraar en een benadeelde, eveneens opgeld doen voor art. 7:930 BW in die verhouding. Ook art. 7:930 lid 5 BW is geschreven voor een specifieke contractuele rechtsverhouding. De rechtsverhouding tussen de WAM-verzekeraar en de benadeelde is van geheel andere aard dan die rechtsverhouding en hangt bovendien samen met een andere (niet-contractuele) rechtsverhouding, te weten die tussen de benadeelde en de verzekerde. Daarnaast heeft art. 7:930 lid 5 BW (net als art. 7:941 lid 5 BW) een sanctiekarakter. [47] De (potentieel) verstrekkende gevolgen van deze sanctie brengen mee dat zij een wettelijke basis dient te hebben.
Bijrijders-zaak en het onderhavige geval is dat in
Bijrijderssprake was van opzet tot misleiding
nadatde schadetoebrengende gebeurtenis zich had voorgedaan, terwijl de misleiding in het onderhavige geval vooral [48] voorhet ongeval heeft plaatsgehad, te weten in de aanloop naar het tot stand komen van de verzekeringsovereenkomst. De zaak komt daarmee in een ander daglicht te staan. In het
Bijrijders-geval was sprake van een geldige verzekeringsovereenkomst, waarmee de benadeelde niets had uit te staan, terwijl er in het onderhavige geval juist door de gewraakte onjuiste mededelingen een verzekering is die er anders niet of niet op deze voorwaarden zou zijn geweest.
Bijrijders-arrest is mijns inziens hoe dan ook af te leiden dat niet lichtvaardig mag worden overgegaan tot het naar analogie toepassen van verzekeringsrechtelijke sancties jegens een benadeelde met een eigen recht in de zin van art. 6 WAM. Voor het aanvaarden van een algemene buitenwettelijke regel die meebrengt dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de benadeelde het eigen recht van art. 6 WAM vervalt, is geen plaats.
Matmut. [54] De casus in deze zaak vertoont gelijkenissen met de onderhavige. Aan TN was het Franse equivalent van de WAM-verzekering geweigerd omdat hij in het verleden onder invloed van alcohol heeft gereden. PQ heeft daarom op eigen naam een verzekering afgesloten voor het voertuig van TN en daarbij aan de verzekeraar onjuiste informatie verstrekt. Enige tijd later is het op naam van PQ verzekerde voertuig betrokken geraakt bij een verkeersongeluk. TN was op dat moment bestuurder (en verkeerde onder invloed van alcohol). PQ was passagier en leed als gevolg van het ongeluk schade.
Matmut-arrest leiden tot de volgende voor de onderhavige zaak relevante gevolgtrekkingen:
derde die slachtoffer is van een ongevalstaat het zijn van gebruikelijke verzekerde of verzekeringnemer niet in de weg;
Matmut-arrest, dat het in het onderhavige geval niet de verzekeringnemer zelf is die onjuiste mededelingen heeft gedaan en vervolgens als inzittende schade heeft geleden, maar een ander die namens de verzekeringnemer onjuiste mededelingen heeft gedaan en nadien als inzittende schade heeft geleden. Ik zie echter geen reden waarom niet aangenomen mag worden dat het in dit arrest geformuleerde regime zich ondanks dit verschil ook leent voor toepassing op een geval als het onderhavige.
benadeelde” in de zin van art. 6 WAM. Aan hem of haar kunnen, als hij of zij de WAM-verzekeraar op grond van het eigen recht aanspreekt, dus geen verzekeringsrechtelijke sancties worden tegengeworpen, behalve als misbruik van het EU-recht is vastgesteld. [64]
Matmut-arrest niet voldoende. [67]
5.Bespreking van het cassatiemiddel
Inleiding
an toepasselijkheid van het Bijrijders-arrest(…)
geen sprake[is]”. [69] Dit oordeel bouwt voort op de kwalificatie van [eiseres 4] als bekende derde in de zin van art. 7:928 lid 2 BW in rov. 4.4.
Matmut-arrest.
het voorgaande”. Daarnaast voert het onderdeel aan dat art. 11 WAM (in absolute bewoordingen) bepaalt dat geen uit de wettelijke bepalingen omtrent de verzekeringsovereenkomst of uit deze overeenkomst zelf voortvloeiende nietigheid, verweer of verval door een verzekeraar aan een benadeelde kan worden tegengeworpen. Op grond van art. 11 WAM kunnen de verzekeringsrechtelijke sancties (verval van het recht op uitkering) en/of uit de verzekeringsovereenkomst voortvloeiende nietigheden en overige verweren volgens het onderdeel alleen aan [betrokkene 2] worden tegengeworpen. Het onderdeel voert aan dat alleen de in de WAM toegestane uitsluitingen (art. 4 WAM) of beperkingen op de dekking (art. 3 WAM) een benadeelde, die van zijn rechtstreekse aanspraak jegens de WAM-assuradeur gebruikmaakt (art. 6 WAM), kunnen worden tegengeworpen. Dat geldt volgens het onderdeel niet voor een beroep op verzwijging of op het niet betaald zijn van premie. Ook het feit dat de betrokken inzittende de eigenaar is van het voertuig waarvan de bestuurder het ongeval heeft veroorzaakt, is volgens het onderdeel niet relevant. [70] Het onderdeel betoogt dat ook opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de derde-benadeelde niet meebrengt dat het eigen recht van art. 6 WAM vervalt. Art. 7:941 lid 5 is volgens het onderdeel niet analoog van toepassing. [71]
Bijrijders-arrest niet van toepassing is. [72] Volgens het onderdeel heeft het hof miskend dat die uitspraak ook op onderhavige zaak zonder meer van toepassing is. Daarbij komt volgens het onderdeel dat de fraude die centraal stond in het
Bijrijders-arrest, was gericht op het ongeval zelf c.q. op het verkrijgen van schadevergoeding. De gedragingen van [eiseres 4] waren volgens het onderdeel gericht op het te naam stellen en verzekeren van de auto, zodat zij niet onverzekerd met de auto zou rijden. Het ‘bedrog’ was volgens het onderdeel niet gericht op het ongeval zelf en/of het verkrijgen van schadevergoeding. Er is – klaagt het onderdeel – sprake van een ver(der) verwijderd verband tussen het ‘bedrog’ en het opgelopen letsel c.q. de vordering strekkende tot schadevergoeding (dan in het
Bijrijders-arrest), hetgeen het hof heeft miskend. [73] Waarom het hof het ‘bedrog’ in de zaak van [eiseres 4] niet minder ernstig vindt dan het bedrog dat centraal staat in het
Bijrijders-arrest, motiveert het hof niet en dit maakt de beslissing des te meer onbegrijpelijk, aldus het onderdeel.
Bijrijders-arrest op het onderhavige geval geen sprake is. [75] Het slagen van onderdeel III brengt mee dat ook dit oordeel niet in stand kan blijven. Als [eiseres 4] immers is aan te merken als benadeelde in de zin van de WAM, is daarmee ingevolge het
Bijrijders-arrest ook geen plaats voor toepassing naar analogie van art. 7:941 lid 5 BW. Uit datzelfde arrest valt daarnaast af te leiden dat niet te lichtvaardig mag worden overgegaan tot het naar analogie toepassen van verzekeringsrechtelijke sancties jegens een benadeelde met een eigen recht in de zin van art. 6 WAM en dat voor het aanvaarden van een algemene buitenwettelijke regel die meebrengt dat bij opzettelijke misleiding van de verzekeraar door de benadeelde het eigen recht van art. 6 WAM vervalt, geen plaats is. [76]
het voorgaande”. De handelwijze die het hof [eiseres 4] verwijt, staat volgens het onderdeel niet in zodanig verband met het ongeval dat heeft plaatsgevonden en de schade die daaruit is voortgevloeid, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om op grond van art. 6 WAM tot schade-uitkering aan haar over te gaan. Uit het
Bijrijders-arrest van de Hoge Raad volgt volgens het onderdeel dat de WAM een verregaande bescherming biedt aan de benadeelde. Art. 6 en 11 WAM zijn dwingendrechtelijke bepalingen (zie art. 16 WAM). Er past bij toepassing van art. 6:2 lid 2 BW dan een nóg grotere terughoudendheid dan gewoonlijk, betoogt het onderdeel, zodat hoge eisen moeten worden gesteld aan de motivering van het rechterlijk oordeel ter zake. [78] Daaraan voldoet de uitspraak van het hof volgens het onderdeel niet. Dit klemt in de onderhavige zaak volgens het onderdeel temeer, nu het niet alleen om dwingendrechtelijke bepalingen gaat, maar er aan art. 6 WAM uitdrukkelijk een beschermingsgedachte ten grondslag ligt. [79]
Bijrijders-arrest overwogen dat voor het in die zaak gedane beroep op art. 6:2 BW gold dat in cassatie slechts een toetsing op begrijpelijkheid mogelijk was. [81] In het algemeen geldt dat de redelijkheid en billijkheid onderdeel zijn van het geldende recht, zodat een afweging in het kader van de redelijkheid en billijkheid in zoverre een rechtsoordeel veronderstelt. Deze afweging kan evenwel zodanig verweven zijn met een feitelijke waardering van de omstandigheden van het geval dat in cassatie slechts beperkte toetsing mogelijk is. [82] Desondanks moet het onderdeel slagen, in verband met het volgende.
Neumannheeft het Hof van Justitie onder meer de volgende vraag beantwoord, gesteld door het Duitse Verwaltungsgericht Frankfurt/Main:
A-G], wanneer een nationaal overheidsorgaan gerechtigd of zelfs verplicht zou zijn een gemeenschapsrechtelijke bepaling niet toe te passen in een geval waarin [het] meent, dat een dergelijke toepassing tot een resultaat zou leiden dat de gemeenschapswetgever kennelijk zou hebben trachten te vermijden, indien hij bij de vaststelling van bedoelde bepaling aan dat geval had gedacht. De aanvaarding van een dergelijk algemeen beginsel zou de volledige doorwerking van de gemeenschapsbepalingen in de Lid-Staten kunnen verhinderen en afbreuk kunnen doen aan het fundamentele beginsel van de uniforme toepassing van het gemeenschapsrecht in de gehele Gemeenschap.
A-G] tot het Hof wenden met een verzoek om uitlegging van bedoelde bepaling van gemeenschapsrecht of eventueel om ongeldigverklaring daarvan, waardoor de onbillijkheid die hij meent te hebben vastgesteld, kan worden vermeden.”