ECLI:NL:HR:2023:1164

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
22/01646
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaalsrecht en goede trouw bij schadevergoeding na verkeersongeval onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen N.V. Univé Schade en een verweerder die onder invloed van alcohol een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De bestuurder, [verweerder], had in 2014 een ongeval veroorzaakt waarbij een inzittende letsel opliep. Univé, de verzekeraar van de auto, had € 105.000 aan schadevergoeding betaald aan de inzittende en vorderde nu € 25.000 van [verweerder] op grond van artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De kantonrechter had de vordering afgewezen, en het hof had dit vonnis bekrachtigd, met de overweging dat [verweerder] niet te goeder trouw kon aannemen dat zijn aansprakelijkheid door de verzekering was gedekt, omdat hij wist dat rijden onder invloed van alcohol niet was toegestaan.

De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof had miskend dat goede trouw ook ontbreekt indien de aansprakelijke persoon goede reden had om te twijfelen of zijn aansprakelijkheid door de verzekering was gedekt. De Hoge Raad concludeerde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom [verweerder] niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door de verzekering was gedekt, gezien de feiten en omstandigheden van de zaak. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01646
Datum8 september 2023
ARREST
In de zaak van
N.V. UNIVÉ SCHADE,
gevestigd te Assen,
EISERES tot cassatie,
hierna: Univé,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en T. van Tatenhove,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder] ,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 8560941 \ CV EXPL 20-2423 van de rechtbank Noord-Holland van 24 juni 2020 en 30 september 2020;
b. het arrest in de zaak 200.290.959/01 van het gerechtshof Amsterdam van 1 februari 2022.
Univé heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor Univé toegelicht door haar advocaten, en mede door H.A.A. Essebai.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [verweerder] heeft in 2014 onder invloed van alcohol een auto bestuurd en een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij een inzittende letsel heeft opgelopen. Het alcoholgehalte in het bloed van [verweerder] is na het ongeval vastgesteld op 1,26 mg/ml.
(ii) De auto was eigendom van de ouders van [verweerder] . Zijn vader had bij Univé voor de auto een verzekering gesloten in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM). De polisvoorwaarden houden onder meer in dat schade niet is verzekerd als de bestuurder niet had mogen rijden, bijvoorbeeld omdat hij alcohol, medicijnen of drugs heeft gebruikt.
(iii) Univé heeft € 105.000, als schadevergoeding aan de inzittende betaald.
(iv) Univé heeft aan [verweerder] meegedeeld dat zij het uitgekeerde bedrag op hem wil verhalen, omdat de schade is veroorzaakt doordat [verweerder] onder invloed van alcohol een ongeval heeft veroorzaakt.
2.2
In dit geding vordert Univé veroordeling van [verweerder] tot betaling van € 25.000,.
2.3
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. [1]
2.4
Het hof heeft het vonnis bekrachtigd. [2] Daartoe heeft het onder meer als volgt overwogen.
“4.3. Niet ter discussie staat dat [verweerder] als bestuurder van de auto in dit geval de aansprakelijke persoon is voor de ontstane schade zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 WAM. Daarom kan Univé in beginsel op grond van deze bepaling de aan [de inzittende] betaalde schadevergoeding verhalen op [verweerder] . [verweerder] is echter in dit geval niet de verzekeringnemer van Univé. Uit artikel 15 WAM volgt dan dat verhaal op [verweerder] niet mogelijk is, tenzij hij niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.
(…)
4.1
Uit deze gang van zaken kan naar het oordeel van het hof (…) worden afgeleid dat [verweerder] besefte dat hij in de staat waarin hij verkeerde niet in de auto moest gaan rijden, dat dit (zeer) onverstandig was, niet was toegestaan, en (mogelijk) strafbaar was (…).
(…)
4.17. (…).
Het algemeen publiek weet dat alcohol de rijvaardigheid beïnvloedt, dat het gevaarlijk is om in een auto te gaan rijden met teveel alcohol op en dat dit strafrechtelijke consequenties kan hebben. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat verzekeraars in verzekeringsvoorwaarden uitsluitingen opnemen. Anders dan Univé betoogt, is echter geen feit van algemene bekendheid dat schade bij rijden onder invloed zeer wel van dekking kan zijn uitgesloten. Helaas komen geregeld (ernstige) verkeersongevallen in het nieuws waarbij alcohol in het spel was. Het algemene publiek gaat er dan niet vanuit dat dekking voor de ontstane schade zeer wel kan zijn uitgesloten vanwege het gebruik van alcohol. Integendeel: feit van algemene bekendheid is dat iemand die schade lijdt als gevolg van een aanrijding door een bestuurder die onder invloed is van alcohol, niet met de schade blijft zitten. De WAM-verzekeraar van de auto van die bestuurder dient de schade namelijk te vergoeden. Iets anders is of ieder normaal ontwikkeld mens ook geacht moet worden te weten dat in dergelijke gevallen de schade in de interne verhouding tussen de verzekerde en de verzekeraar zeer wel van dekking kan zijn uitgesloten. Het hof is van oordeel dat het algemene publiek in 2014, toen het onderhavige ongeval plaatsvond, niet geacht werd dat te weten. Niet gezegd kan worden dat het algemeen publiek in 2014 geacht werd te weten dat er WAM-verzekeraars zijn die de polisdekking met een alcoholclausule hebben beperkt (…), zodat die WAM-verzekeraars de mogelijkheid hebben een uitgekeerd schadebedrag op de verzekerde te verhalen als die heeft gereden onder invloed van alcohol. De WAM-verzekering heeft dus een externe- en een interne kant en om de mogelijke dekkingsconsequenties daarvan te begrijpen en te overzien, is specifieke kennis en enig juridisch inzicht nodig. Het gaat daarmee niet om een feit dat iedereen geacht wordt te weten of zonder noemenswaardig onderzoek uit algemeen toegankelijke bronnen te weten kan komen.
4.18.
Univé heeft in haar memorie van grieven beschreven dat sinds 1999 het aantal WAM-verzekeraars dat een alcoholuitsluiting hanteert is toegenomen. In 1999 was dat 35%, in 2015 40% en medio 2021 97%. Op het internet waren volgens Univé in 2014 waarschuwingen te vinden over de dekkingsconsequenties van het rijden onder invloed. In de loop van de tijd is de informatie daarover verder toegenomen. Hetgeen Univé in dit verband in haar memorie heeft beschreven, kan haar echter niet helpen. In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat het bestaan van alcoholclausules en de consequenties daarvan voor de dekking in 2014 niet dermate algemeen bekend waren dat gezegd kan worden dat [verweerder] , die met teveel alcohol op achter het stuur plaatsnam, niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt. Daarop stuit de vordering van Univé af.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Onderdeel 1.6 van het middel klaagt dat het hof het goedetrouwbegrip (art. 3:11 BW) heeft miskend met zijn kennelijke oordeel dat goede trouw bij [verweerder] niet ontbreekt omdat er specifieke kennis of enig juridisch inzicht voor vereist is om te weten dat de verzekeraar de door hem aan de benadeelde vergoede schade mogelijk kan verhalen op de bestuurder die het ongeval onder invloed van alcohol heeft veroorzaakt. Het hof miskent dat van goede trouw geen sprake is indien [verweerder] zou moeten twijfelen ten aanzien van de vraag of de verzekeraar de mogelijkheid kan hebben om een aan het slachtoffer uitgekeerd schadebedrag op de bestuurder te verhalen als die de schade heeft veroorzaakt onder invloed van alcohol. Indien het hof het voorgaande niet heeft miskend, heeft het zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd, aldus het onderdeel.
3.2
Het gaat in deze zaak om de vraag of Univé op grond van art. 15 lid 1 WAM op [verweerder] verhaal kan nemen voor de vergoeding die zij heeft betaald aan de inzittende van de auto. Art. 15 lid 1 WAM houdt in:
“De verzekeraar die ingevolge deze wet de schade van een benadeelde geheel of ten dele vergoedt, ofschoon de aansprakelijkheid voor die schade niet door een met hem gesloten verzekering was gedekt, heeft voor het bedrag der schadevergoeding verhaal op de aansprakelijke persoon. Het bepaalde in de vorige zin geldt niet ten aanzien van de aansprakelijke persoon, die niet is de verzekeringnemer, tenzij hij niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt”.
Bij beantwoording van de vraag of de aansprakelijke persoon, die niet is de verzekeringnemer, niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt, is het begrip goede trouw te begrijpen op dezelfde wijze als in art. 3:11 BW. Goede trouw ontbreekt derhalve niet alleen indien de aansprakelijke persoon wist dat zijn aansprakelijkheid niet door een verzekering was gedekt, maar ook indien hij dat in de gegeven omstandigheden behoorde te weten. Van dat laatste is ook sprake als de aansprakelijke persoon dienaangaande goede reden had tot twijfel.
3.3
Het hof heeft uit de gang van zaken rond het ongeval afgeleid dat [verweerder] besefte dat het, in de staat waarin hij verkeerde, (zeer) onverstandig, niet toegestaan en (mogelijk) strafbaar was om in de auto te gaan rijden (rov. 4.10). Het hof heeft verder onbestreden vastgesteld dat van algemene bekendheid is – en kennelijk: in 2014 was – (1) dat het gevaarlijk is om in een auto te gaan rijden met te veel alcohol op, (2) dat dit strafrechtelijke consequenties kan hebben, (3) dat iemand die schade lijdt als gevolg van een aanrijding door een bestuurder die onder invloed is van alcohol, niet met de schade blijft zitten en (4) dat verzekeraars in verzekeringsvoorwaarden uitsluitingen opnemen (rov. 4.17).
3.4
Het hof heeft zijn oordeel dat goede trouw bij [verweerder] niet ontbreekt, erop gebaseerd dat het geen feit van algemene bekendheid is dat rijden onder invloed van alcohol zeer wel van dekking kan zijn uitgesloten. Het hof heeft hiermee hetzij miskend dat goede trouw ook ontbreekt indien [verweerder] goede reden had te twijfelen over de vraag of zijn aansprakelijkheid door verzekering was gedekt, hetzij zijn oordeel in het licht van de vastgestelde feiten en omstandigheden (zie hiervoor in 3.3) niet begrijpelijk gemotiveerd. Onderdeel 1.6 slaagt derhalve.
3.5
De overige onderdelen van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 februari 2022;
- verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
- veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Univé begroot op € 2.970,03 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerder] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H. Sieburgh, als voorzitter, F.J.P. Lock, F.R. Salomons, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
8 september 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Holland 30 september 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:8226.
2.Gerechtshof Amsterdam 1 februari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:248.