ECLI:NL:PHR:2024:1090

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
22/02377
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/02377

Zitting22 oktober 2024
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de verdachte

Inleiding

1. De verdachte is bij arrest van 17 juni 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens 1. “
stoffen/voorwerpen te koop aanbieden en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde/vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten”, en 2. “
stoffen/voorwerpen te koop aanbieden, verkopen en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde/vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten”veroordeeld tot een geldboete van € 200.000,00.
2. Er bestaat samenhang met de zaak 22/02341. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. G.A.C. Beckers, advocaat in Maastricht, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

Het middel

4. Het middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, bewezen heeft verklaard dat de verdachte voorwerpen te koop heeft aangeboden, verkocht, en voorhanden heeft gehad die
bestemd waren tothet plegen van een van de in artikel 11 lid 3 en 5 van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten en dat de verdachte dit
wist. [1]

De bewezenverklaring

5. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“1. zij op 12 december 2017 te De Meern in een loods/bedrijfspand en/of op het (bijbehorende) terrein aan de [a-straat 1] stoffen en/of voorwerpen, te weten (een) grote hoeveelheid/hoeveelheden, althans een of meerdere,
- zwarte grow-tenten (kweektenten) en
- zwarte plastic kweekpotten (in diverse maten) en
- ventilatoren (diverse soorten) en
- (elektrische) kachels en
- thermo-hygrometers en
- (flexibele) luchtslangen en
- netten en
- bamboestokken en
- watervaten (diverse maten) en
- lucht- en dompelpompen en
- (water)slangen en
- fan-controllers en
- rollen zwart vijverfolie en
- zwart- en wit folie en
- groei- en voedingsmiddelen en
- bestrijdingsmiddelen en
- PH- en EC-meters en
- oogstscharen en
- tijdschakelaars en
- Perliet (witte vulkaansteentjes) en
- seal-bags en
- strijkzakken en
- droogrekken en
- steenwollen blokjes en/of steenwollenslabs en
- gele plakvellen ("bug-scans") en
- automatische brandblussers en
- digitale weegschalen en
- zwarte sporttassen en
- luchtverfrissers en
- steunen (diverse soorten) en
- stekbakjes en
- kartonnen dozen en
- rollen wit elektrisch snoer en
- plastic en ijzeren koppelstukken en
- slangklemmen en
- stekpoeder en
- ophangbeugels en ophangkettingen
- PVC Flenzen en
- hoofdschakelaars en
- latex handschoenen en
- powerdimmers en
- klimaatregelaars en controllers en
- koolstofhouders en
- gripzakken en
(zie: excel beslaglijst dossier pagina 99 - 106 en/of proces-verbaal van bevindingen dossier pagina 123 - 127)
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11 derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
te koop heeft aangeboden en voorhanden heeft gehad terwijl zij wist dat die stoffen en/of voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2. zij in de periode van 28 februari 2017 tot en met 11 december 2017 te De Meern telkens in en/of vanuit een loods/bedrijfspand en/of op en/of vanaf het (bijbehorende) terrein aan de [a-straat 1] stoffen en voorwerpen, te weten grote hoeveelheden, althans een of meerdere,
- zwarte grow-tenten (kweektenten) en
- zwarte kweekpotten (in diverse maten) en
- ventilatoren (diverse soorten) en
- (elektrische) kachels en
- luchtslangen en
- netten en
- bamboestokken en
- watervaten en
- dompelpompen en
- fan-controllers en
- vijverfolie en
- zwart- en wit folie en
- groei- en voedingsmiddelen en
- bestrijdingsmiddelen en
- PH- en EC-meters en
- tijdschakelaars en
- droogrekken en
- steenwollen blokjes en steenwollenslabs en
- brandblussers en
- weegschalen en
- (zwarte) sportassen en
- luchtverfrissers en
- stekbakjes en
- dozen en
- elektrisch snoer
- koppelstukken (diverse maten) en
- slangklemmen en
- stekpoeder en
- ophangkettingen en ophangrubbers en
- PVC Flenzen en
- latex handschoenen en/of
- klimaatregelaars en smart controllers en
- gripzakken en
- C02-tabIetten en
- slakkenhuizen en
- snelheidsregelaars en
- wegwerpoveralls en
- afzuigboxen en
- waterspinnen en
(zie: facturen p. 191 - 197, p. 209 - 225, p. 235 - 242, p. 254 - 266, p. 276 - 283, p. 295 - 304, p. 315 - 335, p. 344 - 359, p. 368 - 384 en/of de bijbehorende processen-verbaal van bevindingen)
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, heeft te koop aangeboden en verkocht en voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat die stoffen en voorwerpen bestemd waren tot het plegen van die feiten.”

De bewijsmiddelen

6. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van de voetnoten):
Bewijsmiddelen
Aantreffen goederen
Vandaag, 12 december 2017, begaven wij ons naar het adres [a-straat 1] te de Meern. De groothandel die daar is gevestigd is genaamd [verdachte] Wij zagen, dat de loods was ingericht met lange hoge stalen stellingen, waarop gesorteerd de hennepartikelen gestald stonden. Wij zagen:
- pallets vol met zwarte grow-tenten;
- een enorme hoeveelheid zwarte plastic kweekpotten;
- pallets vol met ventilatoren;
- pallets met kachels;
- thermo-hygrometers;
- veel flexibele luchtslangen;
- veel netten en bamboe stokken;
- veel watervaten, met daarbij dompelpompen, luchtpompen;
- pallets vol met fan-controllers voor de regeling van snelheid van de afzuigers;
- pallets vol met zwart vijverfolie;
- grote hoeveelheid zwart en wit folie;
- een enorme hoeveelheid groei- en voedingsmiddelen alsmede bestrijdingsmiddelen;
- een grote hoeveelheid PH en EC meters;
- veel dozen met daarin zogenaamde oogstschaartjes;
- pallets vol met tijdschakelaars;
- pallets vol met Perliet, witte vulkaansteentjes;
- dozen vol met seal-bags en strijkzakken;
- pallets vol met droogrekken;
- steenwollen blokjes;
- dozen vol met zogenaamde 'bug-scans’. Dit zijn grote gele plakvellen;
- pallets vol met automatische brandblussers;
- pallets vol met digitale weegschaaltjes;
- dozen vol met zwarte werkloze sporttassen;
- dozen met luchtverfrissers;
- diverse steunen;
- pallets vol met stekbakjes en nieuwe kartonnen dozen;
- pallets vol met rollen wit elektrisch snoer.
De beslaglijst
- kweekpotten, diverse maten;
- elektrische kachel;
- grote waterslangen;
- steenwol slabs;
- slangklemmen;
- ijzeren koppelstukken;
- stekpoeder;
- ophangbeugels;
- latex handschoenen;
- PVC flenzen;
- hoofdschakelaars;
- powerdimmers;
- klimaatregelaar;
- smart controller;
- plastic koppelstukken,
- koolstofhouders
- gripzakken;
- ophangkettingen.
Onderzoek facturen periode 1 maart 2017 tot en met 31 maart 2017
Op 03 januari 2019 heb ik, [verbalisant 1], een onderzoek ingesteld in de ordner met het opschrift debiteuren maart 2017. Dit betroffen de facturen over de periode 01 maart 2017 tot en met 31 maart 2017.
- dompelpomp 7000 liter;
- soft doos;
- lege dozen.
Onderzoek facturen periode 1 mei 2017 tot en met 31 mei 2017
Op 06 februari 2018 heb ik, [verbalisant 1], een onderzoek ingesteld in de ordner met het opschrift mei 2017. Dit betroffen facturen over de periode 1 mei 2017 tot en met 31 mei 2017. - luchtslangen;
- dompelpomp 5000 liter;
- 4 zwenkventilatoren;
- 200 vierkante potten 11 liter;
- elektriciteitskabel;
- 5 gripzakken 1 kg 100 stuks per pak;
- 60 C02-labs;
- slangklemmen;
- PVC flenzen;
- 60 droogrekken;
- 5 60x60x160 cm kweeklenten;
- 4 90x90x180 cm kweektenten;
- 10 snelheidsregelaars;
- 10 fan controllers;
- 42 slakkenhuizen;
- insectenconcentraat (ter bestrijding van insecten);
- handschoenen (latex);
- grote, zwarte tassen;
- net;
- watertank;
- bamboestokken;
- vijverfolie;
- waterspin;
- wegwerpoverall;
- luchtverfrisser;
- ophangrubbers;
- elektrisch kacheltje;
- 1400 ronde potten 15 liter;
- 65 zwenkventilatoren muurbevestiging;
- 61 zwenkventilatoren staand;
- 540 droogrekken;
- afzuigboxen;
- stekbakjes;
- steenwol slabs;
- groeimiddelen.
Onderzoek facturen periode 1 juni 2017 tot en met 30 juni 2017
Op 27 februari 2018 heb ik, [verbalisant 1], een onderzoek ingesteld in de ordner met het opschrift debiteuren Juni 2017. Dit betroffen de facturen over de periode 01 juni 2017 tot en met 30 juni 2017.
- weegschaal;
- steenwol blokjes;
- vierkante potten 14 liter;
- stekpoeder;
- 10 PH-meters;
- 10 EC-meters;
- ketting;
- smartcontroller;
- brandblusser.
Onderzoek facturen periode 1 juli 2017 tot en met 31 juli 2017
Op 28 februari 2018 heb ik, [verbalisant 1], een onderzoek ingesteld in de ordner met het opschrift debiteuren juli 2017. Dit betroffen de facturen over de periode 1 juli 2017 tot en met 31 juli 2017.
- klimaatsysteem om een optimaal klimaat te waarborgen;
- tijdschakelaar.
Onderzoek facturen periode 1 september 2017 tot en met 30 september 2017
Op 08 januari 2019 heb ik, [verbalisant 1], een onderzoek ingesteld in de ordner met het opschrift debiteuren september 2017. Dit betroffen de facturen over de periode 1 september 2017 tot en met 30 september 2017.
- koppelstukken.
Onderzoek facturen periode 1 november 2017 tot en met 30 november 2017
Op 08 januari 2019 heb ik, [verbalisant 1], een onderzoek ingesteld in de ordner met hel opschrift debiteuren november 2017. Dit betroffen de facturen over de periode 1 november 2017 tot en met 30 november 2017.
- 2 multibox 1000 liter: (watervat).
Het onderzoek door de politie
(…)
Gebleken is dat [verdachte] stoffen en nagenoeg alle voorwerpen te koop aanbiedt in haar catalogus en op voorraad heeft in haar magazijn ten behoeve van alle factoren benodigd voor de professionele en grootschalige teelt van hennep in een van licht- en lucht afgesloten ruimte. Wij zagen dat van deze stoffen en voorwerpen [verdachte] voor alle niet optionele stoffen en voorwerpen varianten te koop aanbood die, wanneer gebruikt voor het telen van hennep, bestemd zijn voor de grootschalige en professionele hennepteelt en vrijwel niet voor de hobbyteelt. Hier zaten ook voor hennep zeer specifieke producten bij, zoals bepaalde merken verrijkte kweekmedia, plantenvoeding en verwerkingsproducten, zoals droogrekken en zwarte sporttassen. [verdachte] biedt geen enkelproduct aan dat niet toepasbaar is bij het professioneel telen van hennep.
Wij zagen dat het assortiment kennelijk niet gericht is op de akkerbouw c.q. groothandel in bloemen en planten gezien de eigenschappen van de betreffende stoffen en voorwerpen en liet ontbreken van de voor deze markt kenmerkende stoffen en voorwerpen zoals landbouwmachines, plantenvoeding in bulk, groente- en fruitzaden, in tegenstelling tot de bedrijfsactiviteiten van [verdachte] die in de KvK staan, groothandel in overige akkerbouwproducten, groothandel in bloemen en planten en meer. Wij zagen dat het assortiment kennelijk ook niet gericht is op een tuinconsument, gezien het ontbreken van voor deze markt kenmerkende stoffen en voorwerpen zoals bladblazers, bijlen, zagen, snoeimachines, grasmaaiers, zwenksproeiers, snoeischaren, harken, materiaal om onkruid te wieden en plantensteunen voor bijvoorbeeld een roos of boombinders.
Ook biedt [verdachte] twee maten sporttassen (80x45 cm en 120x60 cm) aan. Ambtshalve is ons bekend dat deze tassen gebruikt worden voor het vervoeren van grote hoeveelheden hennep.
Onderzoek gegevensdragers [verdachte]
Op vrijdag 13 december 2019 heb ik, [verbalisant 3], onderzoek gedaan in het digitaal beslag, dat bij de controle van het bedrijf [verdachte] op 12 december 2017 in beslag is genomen. In het beslag heb ik gekeken naar gegevens die zouden aangeven welke producten het bedrijf verkocht en binnen welke branche het bedrijf de producten afzette.
SIN: AA.JT6611NL
Bestandsnaam: INKOOPPRIJZEN.xls
Het betreft een Excel-werkbestand. Ik heb gekeken naar het tabblad 'prijzen 2017'. In het overzicht zag ik op het eerste gezicht een opsomming van producten die ik herkende uit de brochure van 2017, van het verdachte bedrijf [verdachte]. Wat mij opviel, was dat er producten in het tabblad stonden, welke ik niet in de brochure ben tegengekomen. Deze producten hadden de artikelnummers 3001, 3002, 3003, 3004, 3006, 3007, 3008, 3009, 3010 en 3011. Dit betroffen slakkenhuisventilatoren van het merk Torin.
SIN: AA.JT6582NL
Bestandsnaam: Lavella Sparis Listesi.xls
Dit betrof een Excel werkmap met drie tabbladen. Op tabblad ‘Blad2’ stonden een aantal producten met artikelnummers genoemd. Dit kwam overeen met de producten en nummers in de brochure van [verdachte] van 2017. Hieruit leidde ik af dat de producten op de lijst, producten waren die [verdachte] verkocht.
Op tabblad ‘Blad 1' zag ik vervolgens onder andere onderstaande opsomming van producten:
1 7000s 522,40 522,40
1 6000s uit 1 in 1 uit 400-400 469,60 469,60
1 5000s 402,40 402,40
1 4250s 356,80 356,80
1 3250s 317,60 317,60
3 150 240,00 720,00
1 125 220,00 220,00
Wat mij opviel was dat de andere producten in de lijst wel bij naam genoemd werden en deze niet. Ik vermoedde dat het bij deze producten ging om slakkenhuisventilatoren in ‘softboxen’, die bedoeld zijn om het geluid van de ventilator te verhullen. Ik had dit vermoeden omdat de getallen mij deden denken aan de wijze waarop de capaciteit van de ventilatoren in m3 weergegeven wordt en omdat bij het tweede product 400-400 stond, wat aangeeft welke diameter buis of stang erop aangesloten dient te worden. Daarbij leken mij de prijzen ongeveer overeen te komen met de prijzen van slakkenhuisventilatoren in MDF boxen.
Ik heb mijn vermoeden voorgelegd aan de eenheidscoördinator hennep van politie Midden-Nederland, die dit vermoeden bevestigde. Het is mij vaker opgevallen dat goederen die zogenaamd ‘typisch’ voor de hennepteelt zijn, op papier niet altijd bij naam genoemd worden, maar vaak en vagere omschrijving hebben.
Wat ik tevens opvallend vond, was dat ik de verdachte op 12 december 2017, tijdens de politiecontrole, heb horen zeggen dat hij geen producten meer verkocht waarvan de rechter had aangegeven dat deze typisch zijn voor de hennepteelt. Hierbij ging het volgens de verdachte onder andere om assimilatieverlichting en buis-en slakkenhuisventilatoren, al dan niet in softboxen.
Aangetroffen kweekschema
Op dinsdag 12 december 2017 is tijdens een doorzoeking bij het bedrijf [verdachte], destijds gevestigd op [a-straat] in De Meern, een stapel met enkele tientallen kweekschema's aangetroffen. De kweekschema's zijn tijdens de doorzoeking door de politie aangetroffen in het kantoor in de loods van het bedrijf [verdachte].
De kweekschema’s waren aan de voor- en achterzijde bedrukt. Op de voorzijde stond gedrukt: "Schema voor kweken op hydro bodem, met Powertop" en op de achterzijde stond gedrukt: "Schema voor kweken op aarde bodem met Powertop".
Zowel aan de voor- als achterzijde stond een overzicht van 9 weken groei- en bloeicyclus met per week verschillende soorten voeding en de hoeveelheid in milliliters daarvan in die week. Ook stond er aan beide zijden een verhouding tussen licht en donker kweken van 18 uur licht en 6 uur donker in de voorgroeiperiode en 12 uur licht en 12 uur donker in de bloeiperiode.
In de kweekschema's voor hydrobodem en aarde bodem werden in beide gevallen een EC waarde vermeld tussen de 1,2 en 1,8.
Ik, [verbalisant 2], hennepspecialist, herken het schema als zijnde een kweekschema voor het telen van hennepplanten. Soortgelijke kweekschema's worden door mij en door collega's van het hennepteam altijd aangetroffen in hennepkwekerijen. Het is een houvast voor de hennepkweker welke groeimiddelen men op welk moment moet toepassen.
De verklaring van getuige J.H.M. [getuige]
O: Ik, [verbalisant 3], laat een kopie van het kweekschema zien aan de getuige.
G: Wat mij opvalt is de EC-waarde van 1,2 tot 1,8 die in het schema vermeldt wordt. Een EC-waarde van 1,2 tot 1,8 is veel te laag voor een vruchtgroente, zoals een tomaat, paprika of komkommer. De EC-waarden voor die gewassen zijn 5 of 6. Voor een komkommer is deze 3. De EC-waarde in dit schema betekent dat het bedoeld is voor groene planten, dus bijvoorbeeld sla, of huis- tuin en keukenplanten; de planten die je in je huiskamer hebt staan.
Omdat het schema spreekt van teelt op hydro bodem en aarde bodem, ga ik ervan uit dat het bij dit schema gaat over een gewas dat op beide substraten geteeld wordt, of kan worden. Het schema is in dat geval niet bedoeld voor bloemen, want binnen de tuinbouw worden bloemen vrijwel alleen maar in aarde geteeld.
Gezien de EC-waarde zou sla wel kunnen. Qua tijd in weken zou sla ook wel kunnen. Het heeft namelijk ongeveer 12 weken nodig om te groeien. Alleen gaat het in het schema ook over de bloeiperiode en sla laten we natuurlijk niet bloeien, dus het lijkt me niet waarschijnlijk dat dit over sla gaat.
Als je alleen naar de tijd in weken kijkt, zou komkommer ook nog wel kunnen, maar de EC-waarde zou dan dus wel hoger moeten liggen. Voor komkommer is het dus ook niet.
Wat mij verder opvalt is dat er in het schema iets staat over licht en donker kweken, met daarbij de uren donker en uren licht. In de glastuinbouw lichten wij natuurlijk de gewassen ook bij, maar dit gaat hier over echt kweken in donker en licht. Wij maken kweekruimtes niet donker in de glastuinbouw. In de glastuinbouw willen we juist zoveel mogelijk zonlicht, want dat is gratis.
In aanvulling daarop acht het hof nog van belang:
Onderzoek administratie
Uit de analyse blijkt onder andere dat [verdachte] in het boekjaar 2017 in totaal 170 verschillende afnemers had. Het totale factuurbedrag voor deze afnemers bedroeg in het boekjaar 2017 € 4.877.368,77. Een bedrag van € 3.709.988,56 is in het boekjaar 2017 contant betaald.
Verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte ter terechtzitting van het hof
- Ik verkocht wel snoeischaren. U, voorzitter, vraagt mij, of ik daarmee doel op de aangetroffen oogstschaartjes? Ja, die bedoel ik;
- U, voorzitter, Vraagt mij of de veranderde strafbaarstelling in 2015 iets veranderde voor de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld de producten en doelstellingen. In 2015 heb ik een controle gehad, waaruit bleek dat ik veel producten moest afschaffen op basis van lijsten. Enkel naar aanleiding van die controle in verband met de nieuwe wetgeving heb ik het assortiment aangepast;
- Ik leverde niet aan particulieren. Mijn afnemers in 2017 waren tuincentra, hobbywinkels, growshops. Met hobbywinkel bedoel ik een soort klein tuincentrum. Het klopt dat ik ook aan groothandels heb geleverd;
- Ik controleer het BTW nummer en ik vraag altijd om een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Ik doe verder geen onderzoek naar mijn afnemers;
- Ik doe geen onderzoek naar wat mijn afnemers met de producten doen. Ik lever de producten slechts af;
- De kweekschema’s die in mijn bedrijf zijn aangetroffen, zijn geen specifieke kweekschema’s, maar meer een richtlijn. Het kan ook gebruikt worden voor in de tuin of op het balkon, bijvoorbeeld voor tomaten. U, voorzitter, vraagt mij of ik de Bio-G-fertilizers zelf produceer. Ik laat het label maken en zet het dan op de markt. Het is meststof. U, voorzitter, houdt mij voor dat deze producten zijn aangetroffen bij growshops of hennepkwekerijen. Dat kan kloppen;
- U, jongste raadsheer, vraagt mij waarom er kweekschema’s in mijn bedrijf lagen. Ik wilde meststof promoten en de gebruiksschema’s helpen bijvoorbeeld bij de vraag hoeveel liter, nodig is;
- U, advocaat-generaal, vraagt mij waarom er veelal cash wordt betaald binnen mijn bedrijf. Het klopt dat ik veel betalingen contant krijg. Cash geld vind ik fijn, want geld is een betaalmiddel en als ik het cash niet aanneem, duurt het langer voordat klanten mij betalen. Bovendien is het fijn om geld in de kast te hebben liggen in verband met faillissementen;
- U, jongste raadsheer, vraagt mij of er een pinautomaat in het bedrijf is. Dat is er niet.”
7. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota heeft de verdediging het volgende bewijsverweer gevoerd (met weglating van de voetnoten):
“In hoger beroep wordt opnieuw bepleit dat de rechtspersoon [verdachte] dient te worden vrijgesproken van overtreding van art. 11a Opiumwet vanwege gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
(…)
Aan de hand van de onderzochte facturen werd als opvallend gerapporteerd dat een beperkt assortiment werd geleverd. Die informatie is juist en dient als feit te worden vastgesteld.
Bewijsverweer en grieven n.a.v. de bewijsoverweginqen van de rechtbank
Laat ik direct melden dat er – anders dan lijkt te zijn aangenomen – nog nooit een rechter tegen [medeverdachte] heeft gezegd welke voorwerpen en stoffen hij wel of niet mocht verkopen. [medeverdachte] weet alleen dat de ene rechter in zijn assortiment een overtreding zag en de andere niet. In de zaak die in hoger beroep diende bij het Hof Den Haag had [verdachte] een groter en ook meer uitgebreid assortiment aanwezig. Desondanks werd hij vrijgesproken.
(…)
Met deze bewezenverklaring zocht de rechtbank aansluiting bij het arrest van het Gerechtshof Den Bosch d.d. 3 augustus 2016 (ECLI:NL:GHSHE:2016:3475) en ging de rechtbank voorbij aan de inhoud van het latere arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch d.d. 16-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1867.
De bewijsredenering in dit latere arrest sluit inhoudelijk aan op het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 31-01-2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:134 en dat van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3519.
Uit deze drie arresten blijkt dat:
-
De criminele bestemming niet zonder kan meer worden afgeleid uit de aard, het samenstel en de hoeveelheid van de aangetroffen goederen. Daarvoor is nadere steun in andere bewijsmiddelen vereist.
-
Er geen actieve onderzoeksplicht op verkopers van kweekmaterialen rust.
Deze jurisprudentie ligt volledig in de lijn van de opmerkingen die oud-minister Opstelten op 4 november 2014 over de reikwijdte en strekking van art. 11a Opiumwet in de Eerste Kamer maakte. Citaat:
"Dat betekent dat iemand pas strafbaar is
als het niet anders kan dan dathij zich bewust was van de criminele bestemming van de voorwerpen. Dat is natuurlijk belangrijk
."
Die situatie doet zich hier niet voor. [verdachte] verkocht als groothandel aan winkels. Dat een groothandel relatief grote aantallen producten in voorraad houdt mag niet verbazen en vormt daarmee geen argument om te komen tot een bewezenverklaring. Daarbij komt dat niet is vastgesteld in welke aantallen en combinaties voorwerpen en stoffen door de afnemende winkels werden doorverkocht aan eindgebruikers en ook niet voor welk doel dit gebeurde. Dat betekent dat de bestemming van de voorwerpen en stoffen niet is vastgesteld, maar is verondersteld en dat daarmee de bewezenverklaring tekortschiet.
(…)
In de rechtspraktijk bestaat dringend behoefte aan een bestendige lijn. Gerechtshoven hebben hierbij een belangrijke taak. Mag de strafrechter een bewezenverklaring baseren op de gezamenlijkheid van de voorwerpen en naar uiterlijke verschijningsvorm of schiet een dergelijke bewezenverklaring tekort? De verdediging meent dat dit het geval is.
(…)
Indicatorenlijst
Het OM zoekt om begrijpelijke redenen naar een objectief criterium en stelt dat aan de hand van de zogenoemde indicatorenlijst de bestemming van voorwerpen en stoffen voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt kan worden vastgesteld. De verdediging betwist dit en merkt daarbij op dat uit de rechtspraak blijkt dat niet de manier waarop iemand teelt centraal staat, maar het doel van de teelt. Dit is ook expliciet tot uitdrukking gebracht in de checklist die ambtenaren van de gemeente Tilburg hanteren bij het controleren van thuis telende patiënten die zijn aangesloten bij de Stichting PCMG. (In eerste aanleg is deze checklist bij pleidooi overgelegd.) Uit deze checklist blijkt dat telende patiënten maximaal 800 Watt aan verlichting mogen gebruiken. Het gebruik van een professionele afgescheiden kweekkast is uit een oogpunt van brandveiligheid verplicht gesteld. Om hinder en overlast te voorkomen mogen afzuiging, koolstoffilters en droogkast worden gebruikt.
Uit deze gemeentelijke checklist blijkt overduidelijk dat de strafrechter niet mag blindvaren op de “indicatorenlijst van het OM”. Deze lijst levert geen objectief criterium op ter vaststelling van professionele teelt.
Telers die veilig en zonder, hinder voor hun omgeving hennep willen telen zullen gebruikmoetenmaken van apparatuur die hen volgens diezelfde OM-indicatoren ten onrechte “brandmerkt” als professionele telers. Daarbij moet ook worden bedacht dat huurders van woningen geen stank of hinder voor hun omgeving mogen veroorzaken. Dit verklaart de behoefte aan koolstoffilters, afzuigers, geluidsdempers en strijkzakken. Dat het bedrijf Bedrocan kennelijk stank mag verspreiden heeft geen betekenis. Dat mogen bepaalde boerenbedrijven ook.
Medicinale telers en kleinschalige recreatieve telers telen niet uit winstbejag, maar om over kwalitatief hoogwaardige cannabis te kunnen beschikken. Raadpleging van rechtspraak.nl leert dat er vele zaken zowel in het straf- als bestuursrecht hebben gediend die betrekking hebben op mensen die met verschillende technische hulpmiddelen hennep teelden voor uitsluitend eigen medicinaal gebruik.
De redenering dat het gebruik van apparatuur dient "ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerij, dus op verkoop van de oogst is met deze wetenschap onbegrijpelijk. Waaruit blijkt dat het streven naar een optimale oogst duidt op verkoop? Uit niets! Het dus-stapje in deze redenering is in strijd met de logica en daarmee onbruikbaar als bewijsmiddel, zodat de bewezenverklaring niet in stand kan blijven.
In eerste aanleg heb ik uiteengezet dat Nederland een zeer grote groep kleinschalige hobbytelers en medicinale telers kent. Bij toepassing van de OM indicatorenlijst zouden al deze telers beroepsmatige telers zijn, terwijl dit overduidelijk niet het geval is.
(…)
Als we de aangevoerde feiten en omstandigheden voor ogen houden, dan moet worden vastgesteld dat uit het voorliggende strafdossier een illegale bestemming van de voorwerpen die [verdachte] heeft verkocht en voorhanden heeft gehad niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld.
Alle inkopen en leveringen werden administratief verantwoord. Aan klanten werden facturen uitgereikt. De geldstromen werden overeenkomstig de eisen die de Belastingdienst daaraan stelt vastgelegd. Met die wetenschap is de overweging van de rechtbank inhoudende dat de wijze van administreren het doel had om te verhullen dat [verdachte] goederen verkocht die typisch zijn voor de grootschalige of professionele hennepteelt onbegrijpelijk.
Afgelopen dinsdag hield het OM in Midden-Nederland in het onderzoek tegen [bedrijf] B.V. (onderzoek 09Simmon) requisitoir. De officieren van justitie maakten een vergelijking met de onderhavige strafzaak en merkten daarbij op dat [verdachte] zich (anders dan [bedrijf]) niet van verhullingstactieken had voorzien. Ik deel deze mening.
CONCLUSIE:
1.
Het voorhanden hebben en verkopen van de op de tenlastelegging vermelde stoffen en voorwerpen is niet bij wet verboden.
2.
Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen waaruit zich een illegale bestemming van deze voorwerpen of stoffen laat vaststellen.
3.
Het dossier bevat onvoldoende bewijsmiddelen waaruit de wetenschap of de ernstige reden om te vermoeden dat sprake is van een illegale bestemming met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid.
Wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient [verdachte] van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [medeverdachte] geldt dat-hij aantoonbare maatregelen heeft getroffen om overtreding van art. 11a Opiumwet door [verdachte] te voorkomen. Daarmee heeft hij als leidinggevende gehandeld op een wijze die van hem mocht worden verlangd. Hij dient wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken.”
8. Het door de verdediging gevoerde bewijsverweer is door het hof als volgt samengevat en verworpen (met weglating van voetnoten):
“Overweging met betrekking tot het bewijs
De advocaat-generaal acht het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde. (…). Voorts bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen, waaruit zich een illegale bestemming van deze voorwerpen of stoffen laat vaststellen. Bovendien zijn er onvoldoende bewijsmiddelen waaruit de wetenschap of de ernstige reden om te vermoeden dat sprake is van een illegale bestemming met voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
(…)

Bewijsoverweging

Strekking artikel 11a Opiumwet
Artikel 11a van de Opiumwet ziet op alle stoffen en voorwerpen die bestemd zijn om gebruikt te worden bij professionele of grootschalige hennepteelt. Niet de afzonderlijke goederen zijn strafbaar – die zijn en blijven legaal – maar het gaat om de criminele intentie waarmee de persoon deze voorhanden heeft, aanbiedt, vervoert of verkoopt. De criminele intentie omvat de wetenschap of de ernstige reden te vermoeden dat de voorwerpen bestemd zijn voor de professionele of grootschalige hennepteelt. Het type en samenstel van de aangetroffen goederen kan daarbij van belang zijn.
Het hof merkt het volgende op. Alle hierna te noemen bewijsoverwegingen, dienen in onderling verband en samenhang beschouwd te worden.
Bestemming van de goederen
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de in beslag genomen goederen bestemd waren voor de verkoop ten behoeve van de kweek van diverse andere gewassen dan hennep. Verder acht de rechtbank niet aannemelijk dat die goederen (enkel) bestemd waren voor de kleinschalige hennepteelt. Het is moeilijk voorstelbaar dat de bedrijfsvoering zich vrijwel volledig richtte op de tuinbouw, terwijl de gehele bedrijfsvoorraad in het magazijn uit andere, als hennepgerelateerd aan te merken, artikelen bestond. Daarbij komt dat artikelen die typisch zijn voor de tuinbouw, zoals grasmaaiers, harken en plantensteunen, daarentegen niet door verdachte werden verkocht. Aan de overtuiging van de rechtbank draagt bij dat in het bedrijfspandkweekschema’s zijn aangetroffen die gebruikt worden in de hennepteelt.
Namens verdachte is ter terechtzitting van het hof verklaard dat deze kweekschema’s niet specifiek bedoeld waren voor hennepteelt, maar slechts richtlijnen inhielden. Voorts is namens verdachte verklaard dat deze schema’s ook te gebruiken zijn in de tuin of op het balkon. Het hof acht deze verklaringen niet aannemelijk geworden. Dit geldt te meer nu blijkens de verklaring van [getuige] de kweekschema’s weliswaar zijn bedoeld voor groene planten, maar de kweekschema’s in ieder geval niet zijn bedoeld voor – naar het hof begrijpt typische tuin en/of balkon teelt van – bloemen, komkommer, sla en tomaten. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van deze getuige. Namens verdachte is over de kweekschema’s ter terechtzitting van het hof ook nog aangegeven dat de kweekschema’s ook beschikbaar waren voor promotie van de Bio-G-Power fertilizers, meststof, waarvoor verdachte het label laat maken en die verdachte zelf produceert. De kweekschema’s zouden helpen bij de vraag hoeveel liter nodig is. Verdachte heeft verklaard dat hij niet aan particulieren verkocht. Het hof vermag op geen enkele manier in te zien waarom genoemde (professionele) afnemers behoefte zouden hebben aan deze kweekschema’s, en acht de verklaring afgegeven namens verdachte voor de aanwezigheid van de kweekschema’s in het bedrijf dan ook niet aannemelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde stoffen en voorwerpen gezamenlijk naar uiterlijke verschijningsvorm bedoeld zijn voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank wijst daarbij met name op de aangetroffen grote watervaten, dompelpompen met een grote capaciteit, grote groeitenten, plantenvoeding in grootverpakkingen, elektrische klimaatregelaars, tijdschakelaars, slakkenhuizen
en grote zwarte sporttassen.Deze goederen zijn naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard en/of functie
en/of (professionele) omvanggeschikt voor bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van een hennepkwekerij en daarmee bevorderen zij een professionele op winst gerichte hennepteelt. Daar komt bij dat een aantal van deze voorwerpen in relatiefgrote aantallen in voorraad werd gehouden.
Wetenschap
Dat verdachte wist dat de voorwerpen en stoffen bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt staat naar het oordeel van de rechtbank eveneens buiten kijf. In 2017 (eerste aanleg) en in 2018 (hoger beroep) heeft een zaak plaatsgevonden waarbij verdachte is gedagvaard voor hetzelfde feit. Naar aanleiding daarvan heeft verdachte tijdens de politiecontrole op 12 december 2017 verklaard dat hij geen producten meer verkocht waarvan de rechter had aangegeven dat deze typisch zijn voor de hennepteelt. Gelet daarop was het verdachte bekend welke stoffen en voorwerpen nodig waren voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De overtuiging dat verdachte wist wat de bestemming van de voorwerpen en stoffen was, blijkt ook uit de wijze waarop hij zijn administratie voerde, zoals dat hierboven onder het bewijs door [verbalisant 3] is beschreven.
Voornoemde verbalisant viel het namelijk op dat er producten, in het bijzonder slakkenhuisventilatoren, op de tabbladen stonden, die niet in de brochure voorkwamen. Ook viel het de verbalisant op dat de meeste producten bij productnaam werden genoemd, maar sommige producten slechts bij nummer. [verbalisant 3] kwam op basis van de getallen en prijzen samen met zijn collega tot het naar het oordeel van het hof terechte vermoeden dat de nummers slakkenhuisventilatoren in softboxen aanduidden.
Bovendien is namens verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij veelal contant geld in de kas heeft zitten en zijn bedrijf niet over een pinautomaat beschikt. De uitleg van verdachte hiervoor dat als liet contante geld niet werd aangenomen het langer zou duren voordat hij het geld had, is simpelweg onjuist nu betaling via de bank of via een pinautomaat minst genomen even snel verloopt. Het hof ziet ook in de enorme stroom cashgeld een belangrijke aanwijzing dat er sprake was van de verkoop van goederen ten behoeve van de hennepteelt, nu het een feit van algemene bekendheid is dat er in het drugscircuit veelal contant wordt betaald.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de wijze van administreren het doel gehad om te verhullen dat hij goederen verkocht die typisch zijn voor de (grootschalige) hennepteelt.
Bovendien is namens verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij zich bewust was van de nieuwe regelgeving. In 2015 heeft er immers bij [verdachte] een controle in bet kader van de nieuwe wetgeving plaatsgevonden door middel van lijsten, waarna verdachte het assortiment heeft aangepast blijkens de verklaring van de vertegenwoordiger van verdachte. Ook heeft de vertegenwoordiger van verdachte ter terechtzitting verklaard geen producten te kunnen noemen, welke niet gebruikt kunnen worden in de hennepteelt. Ten overvloede merkt het hof nog op dat de vertegenwoordiger van verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard wel snoeischaren, namelijk de onder verdachte aangetroffen oogstschaartjes – in tegenstelling tot enig ander tuingereedschap – te verkopen. Het hof krijgt echter maar uiterst zelden dossiers onder ogen waarbij het gaat om aangetroffen hennepkwekerijen zonder dat daarin sprake is van dergelijke aangetroffen snoeischaren. Het hof acht derhalve bewezen dat verdachte wist dat de voorwerpen en stoffen bestemd waren voor grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt.
Strafbaarheid van de rechtspersoon
Een rechtspersoon kan een strafbaar feit begaan als de verboden gedraging aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. De voorbereidingshandelingen kunnen worden toegerekend aan de rechtspersoon [verdachte], omdat deze gedragingen, zoals ook niet ter discussie staat, in de sfeer van de rechtspersoon gebeurden. De rechtbank acht dus bewezen dat de verboden handelingen opzettelijk door de genoemde vennootschap zijn gepleegd.”

Het middel

9. Het middel stelt de (rechts)vraag aan de orde of de bij de verdachte aangetroffen goederen
bestemd waren tothet plegen van de in artikel 11a lid 3 en 5 van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten en of zij daarvan
wetenschaphad. In de cassatieschriftuur worden door de steller van het middel verschillende argumenten aangedragen (p. 17 en 19-20) op grond waarvan hij meent dat noch de bewijsoverwegingen van het hof – voor zover met betrekking tot de ‘bestemming van de goederen’ [2] en de ‘wetenschap’ [3] – noch de door het hof daartoe gebezigde bewijsmiddelen, redengevend zijn voor de bewezen verklaarde wetenschap van een criminele bestemming.

Het juridisch kader

10. Voor de strafbaarheid van de in artikel 11a van de Opiumwet omschreven gedragingen met stoffen of voorwerpen is vereist dat de verdachte
“weet of ernstige reden heeft om te vermoeden”dat die stoffen of voorwerpen
“bestemd zijn tot” (kort gezegd en voor zover thans van belang) de grootschalige c.q. beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De wetsgeschiedenis bij artikel 11a van de Opiumwet vermeldt over dit bestemmingsvereiste het volgende:
"Voor een veroordeling ter zake van overtreding van het nieuwe artikel 11a zal het openbaar ministerie moeten bewijzen dat betrokkene wist dat of ernstige redenen had om te vermoeden dat de door hem verrichte handelingen bestemd waren voor het beroeps- of bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van lijst II middelen of van grote hoeveelheden van die middelen. Voorop gesteld wordt dat dezelfde bestanddelen in artikel 10a van de Opiumwet zijn opgenomen zonder dat dit tot vragen heeft geleid, terwijl het daarbij evenzeer kan gaan om personen die (ogenschijnlijk) onderdeel uitmaken van het reguliere bedrijfsleven. Bij de lijst II middelen zal het in de praktijk om voorbereidingshandelingen met betrekking tot de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt gaan of teelt van grote hoeveelheden hennep. Van strafbare voorbereiding is sprake indien ten aanzien van de dader wetenschap of een ernstig vermoeden kan worden bewezen bij de verrichting van handelingen die strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van de genoemde illegale hennepteelt. Het gaat met andere woorden steeds om de criminele intentie van de dader en de daaruit voortvloeiende handeling. Deze twee bestanddelen van de strafbaarstelling moeten zijn vervuld, wil er sprake zijn van strafbare voorbereidingshandelingen. De werking van deze bestanddelen is vergelijkbaar met communicerende vaten. Indien de verrichte handeling onmiskenbaar bestemd is voor de hennepteelt zal de criminele intentie grotendeels kunnen worden afgeleid uit aard en bedoeling van die handeling, terwijl wanneer de handeling meer alledaags is, hogere eisen zullen gelden voor het bewijs van hetgeen de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden over het uiteindelijk doel ten behoeve waarvan de handeling werd verricht." [4]
11. In zijn arrest HR 13 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:328,
NJ2018/281 m.nt. Rozemond, heeft de Hoge Raad onder verwijzing naar de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis overwogen dat voor een bewezenverklaring van de bestemming als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet is vereist dat de gedragingen strekken tot voorbereiding of vergemakkelijking van hennepteelt, waarbij het uiteindelijke doel ten behoeve waarvan de handeling wordt verricht van belang is. [5] Voor de vaststelling van de bestemming van de voorwerpen (en de wetenschap daarvan), kunnen de voorwerpen worden bezien in hun onderlinge verband en in de context waarin deze zijn aangetroffen. [6] Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 11a van de Opiumwet is overigens niet vereist dat de in de lid 3 en 5 strafbaar gestelde feiten al kunnen worden gepleegd met louter de combinatie van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. [7]
12. Wat betreft de voor een bewezenverklaring vereiste wetenschap is het voldoende dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de voorwerpen bestemd waren tot de grootschalige hennepteelt. [8] Aangezien het in artikel 11a van de Opiumwet (evenals in artikel 10a lid 1 onder 3° van de Opiumwet) gaat om de strafbaarstelling van het voorhanden hebben van op zichzelf legale voorwerpen, mogen aan het (voorwaardelijk) opzet bepaaldelijk eisen worden gesteld. [9] Dit geldt, blijkens de hiervoor aangehaalde passage uit de wetsgeschiedenis, met name wanneer sprake is van een meer alledaagse handeling.

De bespreking van het middel

13. Het hof heeft in de onderhavige zaak omtrent de ‘criminele bestemming’ van de in de bewezenverklaring voorkomende voorwerpen vastgesteld dat in het bedrijfspand onder meer grote watervaten, dompelpompen met een grote capaciteit, grote groeitenten, plantenvoeding in grootverpakkingen, elektrische klimaatregelaars, tijdschakelaars, slakkenhuizen en grote zwarte sporttassen zijn aangetroffen. Het hof heeft niet aannemelijk geacht dat de in beslag genomen goederen bestemd waren voor de kleinschalige hennepteelt, dan wel voor de verkoop ten behoeve van de kweek van diverse andere gewassen dan hennep, nu de gehele bedrijfsvoorraad uit hennepgerelateerde artikelen bestond, terwijl typische tuinbouwartikelen ontbraken. Bovendien zijn er naar het oordeel van het hof kweekschema’s aangetroffen die worden gebruikt in de hennepteelt. Ten aanzien van deze schema’s heeft het hof overwogen dat en waarom het de door de vertegenwoordiger van de verdachte gegeven alternatieve verklaringen voor de aanwezigheid daarvan in het bedrijf niet aannemelijk acht. Het hof heeft de aangetroffen kweekschema’s, alsmede de relatief grote aantallen waarin verscheidene van de bedoelde voorwerpen in voorraad werden gehouden, de aard en/of functie en/of (professionele) omvang van de aangetroffen producten – welke geschikt zijn voor de bevordering van een professionele, op winst gerichte, hennepteelt – in onderling verband en samenhang bezien. Het hof heeft uit deze vaststellingen kunnen afleiden dat genoemde stoffen en voorwerpen gezamenlijk naar uiterlijke verschijningsvorm ‘bestemd waren tot’ het plegen van een van de in artikel 11 lid 3 en/of lid 5 van de Opiumwet strafbaar gestelde gedragingen.
14. Het hof heeft daarnaast kunnen oordelen dat [verdachte] ‘wetenschap’ heeft gehad van de criminele bestemming van voornoemde stoffen en voorwerpen. Daarbij neem ik in aanmerking dat de bewijsoverwegingen uitwijzen dat [verdachte] eerder voor soortgelijke feiten is gedagvaard, dat de vertegenwoordiger van de verdachte heeft verklaard dat hij geen producten meer verkocht die volgens de rechter ‘typisch’ zijn voor hennepteelt, dat de verdachte een administratie voerde die het doel had te verhullen dat zij goederen verkocht die typisch zijn voor de (grootschalige) hennepteelt, dat de vertegenwoordiger van de verdachte voor de ‘enorme stroom’ cashgeld geen aannemelijke verklaring heeft gegeven en dat hij ten overstaan van het hof heeft verklaard dat hij zich bewust was van de in 2015 in werking getreden regelgeving ten aanzien van de verkoop van voornoemde goederen. Dat de vertegenwoordiger van de verdachte (kennelijk) niet precies (door een rechter) is verteld welke producten hij
nietmocht verkopen, dat de inkopen en leveringen administratief werden verantwoord en klanten facturen werden uitgereikt, doet aan het voorgaande niet af.
15. Het oordeel van het hof getuigt al met al niet van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk, en evenmin ontoereikend gemotiveerd. Ook de in de toelichting op het middel aangevoerde argumenten noopten het hof m.i. niet tot een nadere motivering.
16. Het middel is tevergeefs voorgesteld.

Slotsom

17. Het middel faalt en kan worden afgedaan met een aan artikel 81 lid 1 RO ontleende overweging.
18. Ambtshalve merk ik op dat de Hoge Raad uitspraak zal doen nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, waarmee de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM wordt overschreden, hetgeen tot vermindering van de door het hof opgelegde geldboete zal moeten leiden.
19. Andere ambtshalve gronden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven, heb ik niet aangetroffen.
20. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Daarbij merkt de steller van het middel op dat de klacht met betrekking tot de bewezenverklaring van onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten om praktische reden in één klacht is vervat, nu het gaat om dezelfde c.q. verweven feiten, met dien verstande dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit tevens de ‘verkoop’ behelst.
2.Volgens de steller van het middel schiet de (motivering van de) bewezenverklaring tekort nu de vertegenwoordiger van de verdachte heeft aangegeven dat (i) hij niet aan particulieren levert, (ii) hij geen onderzoek doet naar wat zijn afnemers met de gekochte producten verder doen en dat ook niet hoeft te doen, (iii) hij daarvoor geen verantwoordelijkheid draagt, (iv) hij het btw-nummer controleert en steeds om een KvK-uittreksel vraagt (zie cassatieschriftuur, pagina 17).
3.Volgens de steller van het middel schiet de (motivering van de) bewezenverklaring ook op dit punt tekort nu (i) de vertegenwoordiger van de verdachte heeft aangegeven dat geen rechter hem tot dan toe heeft kunnen vertellen wat hij precies niet mag verkopen, (ii) de enkele omstandigheid dat een rechter hem eerder heeft verteld dat bepaalde producten typisch zijn voor de hennepteelt, niet concludent is voor de door het hof bij de verdachte aangenomen welbekendheid met de stoffen en voorwerpen die nodig zijn voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, (iii) door de vertegenwoordiger van de verdachte onweersproken is verklaard dat alle inkopen en leveringen administratief werden verantwoord, (iv) klanten facturen werden uitgereikt, (v) de geldstromen overeenkomstig de eisen die de belastingdienst daaraan stelt, werden vastgesteld (zie cassatieschriftuur, pagina 19-20).
5.Zie nogmaals de conclusie van Bleichrodt van 28 november 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1586, waarin hij opmerkt dat
6.Vgl. de conclusie van Bleichrodt (onder randnummer 32), voorafgaand aan HR 2 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:869 (HR: art. 81 lid 1 RO), waarin hij verwijst naar de conclusie van Vegter van 11 februari 2020 (niet gepubliceerd, zaaknummer 18/01514): “
7.HR 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1991, en de conclusie van Keulen van 5 november 2019 die daaraan voorafging, waarin hij schrijft:
8.Vgl. HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2757,
9.Vgl. de conclusie van Knigge, ECLI:NL:PHR:2014:1378, voorafgaand aan HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2757, en de conclusie van Frielink van 20 december 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1214 (HR: art. 81 lid 1 RO).