Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
primairbepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging;
subsidiairbepleit dat verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken;
meer subsidiairbepleit dat verdachte wegens een beroep op afwezigheid van alle schuld zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging;
uiterst subsidiaireen strafmaatverweer gevoerd.
Bij besluit van 15 februari 2013 heeft de burgemeester de op 21 maart 2008 voor de exploitatie van de growshop op de [straatnaam] te Maastricht ingetrokken. [2]
bij controle door het gemeentelijke flexteam op 1 juli 2014 is vastgesteld dat in de onderneming van verdachte overwegend growshopartikelen te koop zijn (met uitzondering van assimilatielampen) en dat te koop worden aangeboden “strijkzakken voor het geurloos verpakken”. [3]
“Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.”
Een dergelijke brief is ook verzonden aan [naam growshop] (t.a.v. verdachte) zoals blijkt uit het door de advocaat-generaal ter zitting van 20 juli 2016 overgelegde afschrift, maar verdachte heeft verklaard dat hij deze brief niet onder ogen heeft gehad.
In deze brief wijzen de afzenders op het nieuwe art. 11a Opiumwet dat op 1 maart 2015 in werking treedt. Voorts wordt geschreven: “Wij willen u erop wijzen dat vanaf 1 maart 2015 door de politie en het Openbaar Ministerie strafrechtelijk opgetreden kan worden tegen ondernemingen die na deze datum dergelijke voorbereidingshandelingen verrichten. Indien u uw praktijk toch voortzet na 1 maart 2015 loopt u het risico dat u zich strafbaar maakt aan artikel 11a Opiumwet.”
- dat in de driehoek afspraken omtrent de handhaving van art. 11a Opiumwet zijn afgestemd, maar dat het besluit om op 2 maart 2015 tot controle over te gaan eenzijdig is genomen door het Openbaar Ministerie;
- dat ondernemers schriftelijk zijn geïnformeerd in een brief van de teamchef basisteam politie, de officier van justitie en de burgemeester;
- dat de aanleiding voor de controle van [naam growshop] erin lag dat [voormalige naam growshop] per 11 december 2012 geen vergunning meer bleek te hebben als growshop daar deze door de eigenaar [verdachte] zelf was ingetrokken maar dat bleek dat hij de exploitatie als growshop gewoon doorzette;
- dat alle andere growshops na 2 maart 2015 zijn gecontroleerd.
- dat de exploitanten van growshops door de lokale driehoek zijn geïnformeerd dat zij vanaf 1 maart 2015 rekening moesten houden met strafrechtelijk optreden op de voet van art. 11a Opiumwet;
- dat [naam growshop] vervolgens als eerste is gecontroleerd, mogelijk omdat het beeld bij justitie was dat [naam growshop] zijn growshop-vergunning had ingeleverd in 2012/2013 maar vervolgens toch als growshop was blijven functioneren.
Bij de controle van [naam growshop] bleek volgens de officier van justitie van een situatie die onder het nieuwe art. 11a Opiumwet verboden en strafbaar was, reden om tot vervolging over te gaan.
De politie heeft de bevoegdheid te onderzoeken of zich een onder art. 11a Opiumwet verboden situatie voordeed en het Openbaar Ministerie kon op grond van zijn eigen, exclusief aan hem in art. 167 Sv toegekende zelfstandige bevoegdheid in redelijkheid op grond van de bevindingen van dat onderzoek besluiten tot vervolging over te gaan.
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen goederen zoals vermeld op de lijsten gevoegd bij de kennisgevingen van inbeslagneming op de dossierpagina’s 183, 192, 193 en 195, welke lijsten in kopie aan het arrest zijn gehecht.
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen enveloppen met geld (totaal EUR 5.011,00), zoals vermeld op de kennisgeving van inbeslagneming op dossierpagina's 198 tot en met 201.