Conclusie
Nummer20/00548 P
Bespreking van de middelen
eerstemiddel behelst de klacht dat indien en voor zover de feiten in de strafzaak zijn verjaard, de ontnemingsbeslissing voor zover deze op die feiten ziet, dient te worden vernietigd.
tweedemiddel bevat de klacht dat bij de stukken een door de rechtbank gewezen verkort vonnis ontbreekt en dat het door het hof gewezen arrest een aantal gebreken vertoont. De vordering van de advocaat-generaal zou in/bij dat arrest ontbreken. Uit de beslissing tot oplegging van de ontnemingsmaatregel zou niet volgen wat de grondslag van die beslissing is en de door het hof gebezigde bewijsmiddelen zouden in/bij het arrest ontbreken.
[betrokkene]
CONCLUDEERT, dat
derdemiddel bevat de klacht dat gebreken kleven aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. De eerste deelklacht houdt in dat het verkort proces-verbaal na het instellen van cassatie niet zodanig is aangevuld dat het voldoet aan de in art. 326 (oud) Sv gestelde eisen. De tweede deelklacht houdt in dat het verkort proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting niet is ondertekend door de griffier.
[betrokkene] ,
vierdemiddel, zoals voorgesteld bij de aanvullende schriftuur van 20 juni 2022, houdt in dat uit het verkort proces-verbaal van de zitting in hoger beroep niet blijkt dat de vordering van het openbaar ministerie bij die gelegenheid is voorgelezen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dat niet is gebeurd.
NJ1985/116, m.nt. Van Veen, waar de steller van het middel op wijst, heeft Uw Raad er ambtshalve de aandacht op gevestigd dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep niet vermeldde dat de officier van justitie zijn vordering had voorgelezen en aan de rechtbank overgelegd, zodat het ervoor moest worden gehouden dat zulks niet was geschied. Voorlezing ter terechtzitting van de vordering van het OM was volgens Uw Raad ‘een zo belangrijk onderdeel van het accusatoire en openbare strafproces, dat niet-naleving van het desbetreffende voorschrift, ofschoon in de wet niet uitdrukkelijk met nietigheid bedreigd, toch tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en van het naar aanleiding daarvan gewezen vonnis moet leiden’. Dat betekent echter niet dat de aantekening van de naleving van dit voorschrift ‘door de wet, anders dan door artikel 326, eerste of tweede lid, Sv wordt verlangd’.
vijfdemiddel bevat de klacht dat het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn, in het bijzonder de inzendingstermijn in cassatie, is geschonden.