ECLI:NL:HR:2021:235

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
19/04886
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraak wegens ontbreken proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2018. De verdachte, geboren in 1991, heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat W.A.J.A. Welten. De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen proces-verbaal is opgemaakt van de terechtzitting in hoger beroep op 11 december 2018, wat in strijd is met artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman van de verdachte had verzocht om toezending van het proces-verbaal, maar dit was niet aanwezig in de stukken die aan de Hoge Raad waren toegezonden. In plaats daarvan was er alleen een brief van de griffier van het hof, waaruit blijkt dat er geen proces-verbaal is opgemaakt.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het ontbreken van het proces-verbaal leidt tot de nietigheid van het onderzoek op de terechtzitting en de daaropvolgende uitspraak. De Hoge Raad heeft de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen, maar kan het hof niet verzoeken om stukken die niet zijn opgemaakt alsnog op te maken. Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/04886
Datum16 februari 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 december 2018, nummer 21-004538-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.A.J.A. Welten, advocaat te Breda, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2018 en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak nietig zijn, omdat geen proces-verbaal van die terechtzitting is opgemaakt.
2.2
Op grond van artikel 326 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering houdt de griffier het proces-verbaal van de terechtzitting, waarin aantekening geschiedt van de vormen die in acht zijn genomen en van al wat met betrekking tot de zaak op de terechtzitting voorvalt.
2.3
De raadsman van de verdachte heeft op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden verzocht om toezending van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich dat proces-verbaal niet, maar wel een brief van de griffier van het hof op grond waarvan moet worden aangenomen dat geen proces-verbaal is opgemaakt.
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
2.5
Naar aanleiding van de conclusie van de plaatsvervangend advocaat-generaal verdient opmerking dat de in artikel 83 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgenomen bevoegdheid van de Hoge Raad om inlichtingen die voor de behandeling van een zaak noodzakelijk worden geacht, in te winnen bij onder meer de gerechtshoven kan worden benut om na te gaan of in het dossier ontbrekende stukken zich nog bij het gerechtshof bevinden. Die bevoegdheid strekt er echter niet toe het gerechtshof te verzoeken om stukken die niet zijn opgemaakt, alsnog op te maken en in te sturen.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het tweede, het derde en het vierde cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2021.