ECLI:NL:HR:2013:899

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
12/00265
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake ondertekening proces-verbaal in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de verdachte, geboren in 1964, zich beroept op een schending van artikel 327 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klacht betreft het feit dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep op 22 september 2011 niet door de voorzitter is ondertekend. Naar aanleiding van deze klacht heeft de Advocaat-Generaal, D.J.C. Aben, zich tot de voorzitter van het Hof gewend, wat resulteerde in de toezending van een door de voorzitter ondertekend proces-verbaal van de betreffende terechtzitting. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de raadsman van de verdachte in de gelegenheid moet worden gesteld om kennis te nemen van dit nagezonden processtuk en zich daarover schriftelijk uit te laten voordat er verder op het cassatieberoep wordt beslist. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de raadsman binnen twee weken na de uitspraak van het arrest zijn schriftelijke reactie moet indienen. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de Hoge Raad nog niet definitief heeft geoordeeld over het cassatieberoep zelf. Deze zaak benadrukt het belang van de juiste procedurele handelingen in het strafproces, met name de ondertekening van proces-verbaal door de voorzitter, en de rechten van de verdachte in het kader van een eerlijk proces.

Uitspraak

8 oktober 2013
Strafkamer
nr. 12/00265
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 oktober 2011, nummer 23/000199-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.M. Rombouts, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 september 2011 in strijd met art. 327 Sv niet door de voorzitter is ondertekend.
2.2.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Advocaat-Generaal zich tot de voorzitter van het Hof gewend. Dat heeft geleid tot de toezending van een door de voorzitter ondertekend proces-verbaal van genoemde terechtzitting.
2.3.
De raadsman van de verdachte behoort in de gelegenheid te worden gesteld van dit nagezonden processtuk kennis te nemen ten einde zich schriftelijk daarover te kunnen uitlaten voordat op het cassatieberoep verder wordt beslist.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
bepaalt dat de raadsman van de verdachte in de gelegenheid wordt gesteld zich binnen twee weken na de uitspraak van dit arrest schriftelijk uit te laten over voormeld door de Advocaat-Generaal aan de stukken van het geding toegevoegd proces-verbaal;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2013.