Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 november 2020. Het beroep is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat V.A. Groeneveld. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de schriftuur die door de advocaat is ingediend, niet voldoet aan de vereisten voor cassatiemiddelen zoals vastgelegd in de wet. Een cassatiemiddel kan alleen worden aangenomen als het een stellige en duidelijke klacht bevat over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. Aangezien de schriftuur niet aan deze vereisten voldeed, heeft de Hoge Raad deze onbesproken gelaten.
Bovendien heeft de betrokkene niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen ingediend, wat in strijd is met artikel 437 lid 2 in samenhang met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Dit heeft geleid tot de beslissing van de Hoge Raad om het cassatieberoep niet in behandeling te nemen. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep niet-ontvankelijk verklaard.