Indien Uw Hof desondanks besluit tot het hanteren van de methode van vermogensvergelijking dan persisteert de verdediging bij haar, bij schrijven d.d. 27 mei jl., gedane verzoeken. Met name zou de verdediging de navolgende getuigen willen horen.
1. [getuige 2], wonende aan de [a-straat 1] te [plaats A];
2. [getuige 3], wonende aan de [b-straat 1] te [plaats A]:
3. [getuige 4], wonende aan de [c-straat 1] te [plaats B];
4. [getuige 5], adres volgt op korte termijn;
5. [getuige 6], wonende aan de [d-straat 1] te [plaats A];
6. [getuige 7], wonende aan de [e-straat 1] te [plaats C].
Toelichting ad 1 t/m 6
De vermogensvergelijking in het AFO-rapport neemt als startpunt de legale vermogenspositie van cliënt per 1 maart 1989, zijnde de datum waarop de "140-periode" aanvangt en wordt gesteld op nihil. Dit omdat in 1985 het faillissement van cliënt is aangevraagd en uitgesproken. Het faillissement is per 22 maart 1988 beëindigd wegens gebrek aan baten. Inkomsten van cliënt van 22 maart 1988 tot 1 maart 1989 zijn, volgens de rapporteurs, niet gebleken.
Cliënt betwist met klem dat zijn vermogen op 1 maart 1989 nihil was. Getuigen kunnen, gezien hun prominente rol binnen de organisatie van cliënt, geconcretiseerd en gemotiveerd vorenvermeld standpunt van cliënt onderbouwen, althans aannemelijk maken. Dat de getuigen een prominente rol binnen de organisatie van cliënt vervulden blijkt overduidelijk uit de door de getuigen zelf afgelegde verklaringen, als-mede de verklaring van [getuige 1], zoals afgelegd bij de Rechter-Commissaris op 20 januari 2005. Zo stelt [getuige 1] in zijn verklaring onder andere, dat de transporten voor cliënt eerst georganiseerd werden door getuige 1 en later door getuige 5. Een positie die door [getuige 1] wordt getypeerd als 'de rechterhand' van cliënt. Voorts dat de getuigen 3 en 5 voor maart 1989 betrokken waren bij het tellen van grote hoeveelheden geld. Dat getuige 1, gezien ook de overgelegde administratie, veelvuldig geld heeft gewisseld. En tot slot dat de getuigen 2, 3 en 4 betrokken waren bij het uitvoeren van de transporten.
Het is niet alleen van belang vast te stellen of cliënt voor maart 1989 vermogen had, maar ook hoe groot dat vermogen was. [Getuige 1] heeft concreet verklaard over hoe lucratief de hashhandel van cliënt voor 1989 was en over het vermogen dat daarmee door cliënt voor 1989 was vergaard. Gaarne zou ik voornoemde getuigen met de verklaringen van [getuige 1] willen confronteren en hen vragen of hetgeen hij stelt ten aanzien van het vermogen van cliënt voor maart 1989, alsmede de financiële afspraken rond de transporten zoals uitgevoerd voor maart 1989, correct is. Gezien de, nogmaals, prominente rol van de getuigen binnen de organisatie van cliënt moeten de getuigen in staat worden geacht op deze vragen antwoord te kunnen geven. Meer in het bijzonder geldt voor de getuigen 1, 3 en 5 dat zij betrokken waren bij het tellen van geld, dan wel het wisselen van geld. Uiteraard zou ik hen willen vragen of de schattingen van [getuige 1] van het totaal gewisselde geld kloppen.
Voorts zou ik de getuigen willen confronteren met de verklaring van [getuige 1] dat door cliënt in de periode januari tot en met juni 1989 geen transporten werden uitgevoerd.
Getuige 4 is niet gehoord ten overstaan van het Hof te Amsterdam, ondanks het feit dat hij daartoe een aantal malen is opgeroepen. De verdediging is van mening dat de redenen die ten grondslag lagen aan het oproepen ter zitting door het Hof te Amsterdam nog onverkort gelden. Meer concreet kan de getuige verklaren over de verdiensten van cliënt voor maart 1989, alsmede over het aantal voor cliënt uitgevoerde hashtransporten na maart 1989. En met name ook hoeveel transporten hij voor eigen rekening heeft uitgevoerd.
Een verhoor voor het Hof te Amsterdam heeft niet plaatsgevonden omdat de laatstgenoemde getuige niet kwam opdagen. Inmiddels heb ik van cliënt vernomen dat de getuige zich niet meer aan zijn plicht tot het afleggen van een verklaring zal onttrekken.
[Getuige 1] heeft op 20 januari 2005 ten overstaan van de Rechter-Commissaris ook verklaard dat hij gehoord heeft dat cliënt af en toe geld wegzette. Onder andere bij getuige 6. [Getuige 1] denkt dat onder andere getuigen 1 en 5 daar meer over weten. Uiteraard zou ik de voornoemde getuigen willen confronteren met de verklaring van [getuige 1] en hen willen vragen of die verklaring klopt. En voorts of zij weten van wie dat geld was en hoe het geld was verkregen. Getuige 6 zal gezien haar relatie met client antwoord kunnen geven op deze vragen. Gezien de rol van de getuigen 1 en 5 binnen de organisatie van cliënt, en hun veelvuldige verblijf in de villa van cliënt mag worden verwacht dat ook zij op de hoogte zijn geweest van het wegzetten van geld door cliënt en ook antwoord kunnen geven op de overige vragen."