ECLI:NL:HR:2013:BZ1940
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring in hoger beroep en bekendheid met vonnis
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld door de politierechter op 19 augustus 2009. De dagvaarding was niet persoonlijk aan de verdachte betekend, maar rechtsgeldig. De verdachte heeft pas op 13 november 2009 hoger beroep ingesteld, wat meer dan 14 dagen na de uitspraak was. Het Hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn had gehandeld. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de relevante informatie die hem in staat had moeten stellen om tijdig hoger beroep in te stellen. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en concludeerde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De zaak draait om de vraag of de verdachte tijdig op de hoogte was van de uitspraak en of hij voldoende informatie had om een weloverwogen beslissing te nemen over het instellen van hoger beroep. De Hoge Raad benadrukte dat de omstandigheden waaronder de verdachte op de hoogte was geraakt van de uitspraak niet voldoende waren onderzocht door het Hof. Dit leidde tot de conclusie dat de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep niet gerechtvaardigd was. De zaak wordt nu opnieuw behandeld door het Gerechtshof.