ECLI:NL:PHR:2022:1218

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
21/02610
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/02610
Zitting20 december 2022
CONCLUSIE
P.M. Frielink
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.

1.Het cassatieberoep

1.1.
De verdachte is bij vonnis van 4 juni 2021 door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde overtreding van de Opiumwet. Daarnaast heeft de rechtbank de onttrekking aan het verkeer van een inbeslaggenomen personenauto bevolen.
1.2.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en is beperkt tot de opgelegde maatregel. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
1.3.
In het dossier bevindt zich een cassatieakte die is opgesteld door de griffier van het
gerechtshofArnhem-Leeuwarden. Uit de schriftelijke volmacht blijkt dat de tot het instellen van cassatie gemachtigd raadsman dat niet heeft beoogd. De raadsman heeft – zoals het in dit geval hoort – een medewerker van de griffie van de
rechtbankGelderland gemachtigd tot het instellen van cassatie. Met een wat ongelukkig geformuleerde aanvullende akte heeft de griffier van de rechtbank Gelderland getracht deze misslag te herstellen. [1] Een en ander doet niet af aan de ontvankelijkheid van het cassatieberoep.

2.Procesgang en oordeel rechtbank

2.1.
Blijkens de stukken van het geding gaat het in de onderhavige zaak om het volgende.
(i) Op 27 februari 2021 is aan de bestuurder van een personenauto van het merk Seat Leon een stopteken gegeven vanwege een ANPR hit en instabiel rijgedrag. Bij de controle van het voertuig worden hennepresten gevonden. Ook worden krassen gezien op de randen van de multimedia unit. Om die reden wordt de multimedia unit verwijderd. Achter de unit worden twee blokken cocaïne aangetroffen.
(ii) De Seat Leon is onder de verdachte in beslag genomen op grond van art. 94 lid 1 en lid 2 Sv.
(iii) Door de eigenaar van de auto, de broer van de verdachte, is bij de rechtbank een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv ingediend strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van de auto. Dat klaagschrift is op 26 april 2021 ongegrond verklaard.
2.2.
De politierechter in de rechtbank Gelderland heeft de verdachte vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde overtreding van de Opiumwet. In de aantekening van het mondelinge vonnis is te lezen:

2. Beslissing
De politierechter spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde. Er moet van een wetenschap worden gesproken en de politierechter kan niet vaststellen of verdachte de wetenschap had van het voorhanden hebben van de drugs in de auto.

3. Overige beslissingen

De politierechter zal beslissen dat het in beslag genomen voorwerp, te weten 1 STK personenauto, wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Wanneer de auto zou worden teruggegeven, zou deze eventueel opnieuw kunnen worden gebruikt om strafbare feiten mee te plegen. In de auto zat namelijk een verborgen ruimte waar de cocaïne in was verborgen.
Daarnaast was er een onbekende dader die een misdrijf heeft gepleegd door met de auto cocaïne te vervoeren.”

3.Het middel

3.1.
De steller van het middel klaagt dat “de beslissing van de Rechtbank tot onttrokkenverklaring van een personenauto aan het verkeer onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd is”.
3.2.
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang:
- Art. 36b lid 1 aanhef en onder 3° Sr:
“1. Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
(…)
3°. bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;”
- Art. 36c Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
3.3.
Op grond van art. 36c Sr is voor de toepassing van de maatregel van onttrekking aan het verkeer vereist dat het desbetreffende voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. “Het moet gaan om een voorwerp waarvan de aard relevant is in die zin dat het ongecontroleerde bezit, al dan niet in samenhang met het redelijkerwijze te verwachten gebruik daarvan, juist in verband met die aard in strijd is met de wet of het algemeen belang.” [2] Uit de wetsgeschiedenis volgt dat onttrekking aan het verkeer is beperkt tot voorwerpen die niet slechts in handen van de dader, maar in handen van het publiek in het algemeen gevaarlijk zijn. [3]
3.4.
Voorop moet dus worden gesteld dat alledaagse voorwerpen, ook wanneer met die voorwerpen een strafbaar feit is gepleegd, in de regel niet aan het verkeer kunnen worden onttrokken omdat deze naar hun aard niet gevaarlijk zijn. [4] Het enkele feit dat in een personenauto drugs zijn vervoerd, is onvoldoende om aan te nemen dat de auto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang. [5] Dit kan anders liggen indien de auto is aangepast en is voorzien van een verborgen ruimte. In de feitenrechtspraak wordt een verborgen ruimte omschreven als een ruimte die niet standaard in een auto is voorzien, maar achteraf (professioneel) is ingebouwd. [6] In de conceptmemorie van toelichting bij het conceptwetsvoorstel “Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met verdere versterking van de aanpak van ondermijnende criminaliteit” wordt het begrip ‘verborgen ruimte’ als volgt gedefinieerd: [7]
“Een verborgen ruimte betreft veelal een professioneel aangebrachte niet fabriekseigen en kunstmatig aangelegde ruimte die op zodanige wijze is aangebracht dat deze niet eenvoudig is waar te nemen. Door de terminologie ‘niet fabriekseigen’ en ‘kunstmatig aangebracht’ wordt tot uitdrukking gebracht dat een verborgen ruimte zich onderscheidt van een door een fabrikant in een vervoermiddel aangebrachte (opslag)ruimte, met het oog op – anders dan een verborgen ruimte – een legale toepassing.”
3.5.
Met de steller van het middel meen ik dat van een verborgen ruimte, die kan maken dat het ongecontroleerde bezit van de auto in strijd komt met de wet of het algemeen belang, slechts sprake is, indien de aangetroffen ruimte of de toegang daartoe niet standaard in de auto is voorzien en dus achteraf (al dan niet professioneel) is ingebouwd. Een in die zin geprepareerde auto kan worden onttrokken aan het verkeer, mits er een relatie is tussen die verborgen ruimte en een strafbaar feit. [8] Een vergelijking met de Algemene Douanewet (ADW) dringt zich op. In art. 1:37 ADW is namelijk bepaald dat het bij een verborgen ruimte moet gaan om een ruimte die “kennelijk (is) ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken”. De ADW biedt met die formulering aanknopingspunten voor het maken van onderscheid tussen achteraf aangebrachte verborgen ruimten voor legaal gebruik en voor illegaal gebruik. [9]
3.6.
In de onderhavige zaak blijkt uit de gedingstukken dat er twee blokken cocaïne zijn aangetroffen achter de multimedia unit in de auto. Uit de stukken volgt niet dat de originele staat van de auto is gewijzigd: niet blijkt dat achteraf een verborgen ruimte is ingebouwd of dat achteraf een speciale voorziening is getroffen waarmee toegang kan worden verkregen tot een in de auto (standaard) aanwezige verborgen ruimte.
3.7.
Voor zover de rechtbank met haar oordeel tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen Seat Leon tot uitdrukking heeft willen brengen dat het enkele feit dat de auto is gebruikt om drugs mee te vervoeren, betekent dat de auto van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Voor zover de rechtbank die opvatting niet huldigt, is het oordeel van de rechtbank niet zonder meer begrijpelijk. De rechtbank had haar beslissing tot onttrekking aan het verkeer nader moeten motiveren, in de eerste plaats omdat het enkele feit dat er twee blokken cocaïne zijn verborgen in een auto niet maakt dat het ongecontroleerde bezit van die auto zonder meer in strijd is met de wet of het algemeen belang en in de tweede plaats omdat niet is vastgesteld of er sprake is van een geprepareerde auto. Het middel klaagt hierover terecht.
3.8.
Volledigheidshalve merk ik nog op dat uit informatie van het openbaar ministerie, opgevraagd en ontvangen via de rolraadsheer, volgt dat de auto na de beslissing tot onttrekking aan het verkeer voor “trainingsdoeleinden” is uitgeleend. Afhankelijk van de staat waarin het voertuig verkeert, kan de auto zich lenen voor teruggave aan de verdachte dan wel tot vergoeding van schade op grond van art. 119 lid 2 Sv.

4.Slotsom

4.1.
Het middel slaagt. Om redenen van doelmatigheid geef ik de Hoge Raad in overweging om te volstaan met de vernietiging van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de auto.
5. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis maar uitsluitend voor wat betreft de opgelegde maatregel van onttrekking aan het verkeer.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Beide aktes zijn opgemaakt door dezelfde persoon. Dat komt doordat de rechtbank Gelderland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (locatie Arnhem) zijn gevestigd in hetzelfde pand en bij de balie waar appel kan worden ingesteld medewerkers zitten die bevoegd zijn voor beide gerechten griffierswerkzaamheden te verrichten.
2.HR 8 maart 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR7626,
3.
4.Zie bijvoorbeeld HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1298, waarin de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof dat een knipmes met foedraal en broodmes van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang zonder nadere motivering niet begrijpelijk is. Vgl. ook HR 17 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2644 (in verband met een zaktelefoon en papieren), HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:526 en HR 6 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1815 (beide laatste uitspraken hebben betrekking op een computer).
5.HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2238.
6.Vgl. bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam 21 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4393, Gerechtshof Den Haag 19 maart 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:494 en Gerechtshof Amsterdam 2 september 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2639.
7.Conceptwetsvoorstel “Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met verdere versterking van de aanpak van ondermijnende criminaliteit”, concepttoelichting, p. 3.
8.Zie de conclusie van mijn ambtgenoot Spronken, randnr. 2.17 tot en met 2.23, voor HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:39,
9.In het commentaar van de NVvR van 30 september 2022 op het in de vorige noot genoemde conceptwetsvoorstel wordt aandacht gevraagd voor eigenaren van kampeerauto’s en motorboten die het vervoermiddel (laten) uitrusten met een verborgen ruimte voor het opbergen van waardevolle goederen tijdens de reis.