ECLI:NL:HR:2022:1815

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
21/00620
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onttrekking aan het verkeer van een computer in verband met kinderpornografie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 februari 2021. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van een computer van het merk Medion, die in beslag was genomen in het kader van een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1954. De verdachte had de computer gebruikt voor het maken van back-ups van een andere computer, waarop kinderpornografisch materiaal was aangetroffen.

De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het bevel tot onttrekking van de Medion computer. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de computer aan het verkeer moest worden onttrokken. Het hof had overwogen dat er een 'geenszins denkbeeldige kans' bestond dat er kinderpornografisch materiaal op de computer stond, maar had niet aangetoond dat het politieonderzoek naar de computer volledig was geweest. Dit leidde tot de conclusie dat het oordeel van het hof ontoereikend was gemotiveerd.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe beoordeling van de beslissing omtrent de inbeslaggenomen computer. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de onttrekking aan het verkeer van voorwerpen die in verband staan met strafbare feiten, en benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering door de rechter.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00620
Datum6 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 februari 2021, nummer 22-004697-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.A. Kaarls, advocaat te ’s–Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het bevel tot onttrekking aan het verkeer van een computer van het merk Medion, en in zoverre tot zodanige op art. 440 lid 2 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof dat een computer van het merk Medion aan het verkeer dient te worden onttrokken.
2.2
Het procesverloop is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2. Daaruit blijkt dat het hof, na een eerdere vernietiging door de Hoge Raad, alleen nog te beslissen had over een inbeslaggenomen computer. Het hof heeft die computer aan het verkeer onttrokken en daarover het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat er een geenszins denkbeeldige kans bestaat dat er − ondanks het reeds uitgevoerde onderzoek door de politie − op deze aan de verdachte toebehorende computer kinderpornografisch materiaal staat. Het hof heeft hierbij in overweging genomen dat de verdachte deze computer − zo heeft hij zowel tegenover de politie (blz. 81 van het zaaksproces-verbaal) als ter terechtzitting in hoger beroep verklaard − heeft gebruikt voor het maken van back-ups van de computer van het merk HP Pavilion. Met behulp van de computer van het merk HP Pavilion is − zo blijkt uit het arrest van dit gerechtshof van 22 november 2016 – het bewezenverklaarde begaan. Het hof merkt daarbij op dat uit het dossier niet blijkt dat het onderzoek van de computer door de politie zodanig volledig is geweest dat op grond van de daaruit voortvloeiende bevindingen voldoende uitgesloten kan worden dat daarop nog kinderpornografisch materiaal aanwezig is. Daarbij zou het bijvoorbeeld kunnen gaan om (in verborgen bestanden) verborgen materiaal of om materiaal dat alleen bij een uitvoeriger onderzoek kan worden getraceerd.
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande de onder nummer 6 op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen vermelde computer, merk Medion, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten − op grond van artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht − vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep − voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen − en doet opnieuw recht:
beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
6. 1.00 STK Computer KI: Grijs, Medion PC MT7.”
2.3
Artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
2.4
Het hof heeft geoordeeld dat de inbeslaggenomen en niet teruggegeven computer van het merk Medion van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en dat deze computer daarom vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Het hof heeft daartoe overwogen dat “een geenszins denkbeeldige kans” bestaat dat er op die computer kinderpornografisch materiaal staat, omdat niet blijkt dat het onderzoek door de politie van de computer van het merk Medion zodanig volledig is geweest dat voldoende kan worden uitgesloten dat daarop nog – verborgen of alleen bij uitvoeriger onderzoek traceerbaar – kinderpornografisch materiaal staat. Daarmee heeft het hof zijn oordeel dat het ongecontroleerde bezit van de computer van het merk Medion in strijd is met de wet of met het algemeen belang, ontoereikend gemotiveerd. Ook de enkele door het hof in aanmerking genomen omstandigheid dat de verdachte de computer van het merk Medion heeft gebruikt voor het maken van back-ups van de computer van het merk HP Pavilion, met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan en waarop zich kinderpornografische afbeeldingen bevonden, kan dat oordeel niet dragen.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag zodat de zaak wat betreft de beslissing ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2022.