Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
29 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van een computer die in verband zou staan met strafbare feiten. De klager, geboren in 1971, had beroep in cassatie ingesteld tegen de beslissing van de Rechtbank, die op 20 februari 2015 had geoordeeld dat de computer vatbaar was voor onttrekking aan het verkeer. De Rechtbank had vastgesteld dat de computer afbeeldingen bevatte die als strafbaar konden worden aangemerkt, maar de Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van de Rechtbank niet begrijpelijk was. Er werd niet duidelijk gemaakt met welk strafbaar feit de computer in verband stond, noch waarom het ongecontroleerde bezit van de computer in strijd zou zijn met de wet of het algemeen belang. De Advocaat-Generaal G. Knigge had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de Rechtbank, maar alleen voor zover deze betrekking had op de onttrekking aan het verkeer van de computer. De zaak werd terugverwezen naar de Rechtbank Oost-Brabant voor een nieuwe behandeling van de vordering.