Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelbevat de klacht dat het hof tot een bewezenverklaring is gekomen en daartoe een eigen waarneming voor het bewijs heeft gebezigd zonder deze ter terechtzitting ter sprake te brengen terwijl het hof daar gelet op de omstandigheden wel toe was gehouden.
“Op dinsdag 19 december 2017
was ik werkzaam als steward bij de wedstrijd RKC Willem 2 in het Willem 2 stadion te Tilburg. (...) Op het moment dat ik daar stond zag ik dat er een jongen aan de lexaanwand trok en trachten over de wand heen te klimmen. (...) Ik pakte de jongen vast om hem aan te spreken op zijn gedrag. Ik zei tegen hem dat hij zich rustig moest houden. Ik voelde op dat moment een harde duw en viel hierdoor achteruit: Omdat ik de jongen vast had trok ik deze mee naar achter. Door de duw ben ik op de grond terecht gekomen. Ik voelde toen meerdere trappen en stoten op mijn rug en hoofd: Ik voelde hierdoor pijn in mijn rug en hoofd.”
V: Wil je iets vertellen naar aanleiding van de beelden?
“Ik heb één harde duw gegeven aan de steward”.’
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2017 (…) voor zover inhoudende:
relaas van verbalisant [verbalisant] :
verklaring van aangever [benadeelde] :
verklaring van getuige [getuige 1] :
verklaring van getuige [getuige 2] :
[getuige 3]afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 7 januari 2020, voor zover inhoudende:
verdachteafgelegd ter terechtzitting van dit hof op 7 januari 2020, voor zover inhoudende:
Door de raadsman zijn de verklaringen overgelegd die [getuige 1] en [getuige 2] in de strafzaak tegen medeverdachte [betrokkene 2] hebben afgelegd tegenover de rechter-commissaris. Ter terechtzitting van het hof is daarnaast [getuige 3] gehoord als getuige. De getuigen hebben verklaard dat [benadeelde] tijdens de voetbalwedstrijd [betrokkene 1] bij zijn keel greep. Gelet op deze verklaringen acht het hof het aannemelijk geworden dat [benadeelde] [betrokkene 1] bij de keel heeft gegrepen. Verdachte heeft verklaard dat hij op dat moment [benadeelde] een duw heeft gegeven.
Inleiding
nade gerechtvaardigde duw). Daartoe heeft het hof de eigen waarneming van de videobeelden voor het bewijs gebezigd. Deze waarneming komt volgens de steller van het middel als een verrassing omdat de zaak zich tot het wijzen van het eindarrest telkens had toegespitst op die ene duw en het hof deze redengevende waarneming niet ter sprake had gebracht. De verdachte zou met de inhoud of de strekking van de waarneming van de rechter geen rekening hebben behoeven te houden. Het ‘pogen te duwen (c.q. het getalsmatig versterken en/of niet distantiëren)’ zou tot het eindarrest niet ter sprake zijn gekomen.
NJ2011/78 m.nt. Reijntjes heeft Uw Raad het volgende overwogen:
NJ2016/333 (Antilliaanse zaak) was de verdachte veroordeeld wegens doodslag. Tijdens de zitting in hoger beroep waren camerabeelden getoond. De verdachte had daarover op die terechtzitting verklaard dat hij op de beelden te zien was als de persoon die tweemaal op de weglopende man schoot. Het hof had ‘uit eigen waarneming’ vastgesteld dat de afstand tussen de verdachte en het slachtoffer op de schietmomenten beide keren enkele meters betrof en dat de verdachte zijn wapen richtte op de achterzijde van het lichaam van het slachtoffer. Tevens had het hof op de beelden waargenomen dat het slachtoffer, nadat de verdachte tweemaal op hem geschoten had, minder snel ging lopen, althans werd ingehaald door de verdachte. Uit de conclusie van A-G Spronken voor het arrest leid ik af dat het met name ging om de laatste eigen waarneming van het hof. Die waarneming was op de zitting door het hof niet ter sprake gebracht. Uw Raad wees erop dat de beelden, waaronder die welke het hof als eigen waarneming voor het bewijs had gebruikt, in aanwezigheid van alle betrokkenen waren afgespeeld. Op grond daarvan had het hof kennelijk geoordeeld dat het gebruik van die waarneming voor het bewijs geen verrassing kon zijn voor de verdachte en zijn raadsman. Dat oordeel was volgens Uw Raad niet onbegrijpelijk, mede gelet op hetgeen ‘hiervoor is overwogen omtrent het procesverloop, de aard van de waarneming en het verband van de waarneming met het voorhanden bewijsmateriaal’.