ECLI:NL:HR:2012:BX4990

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/05375
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen waarneming van het Hof als bewijs in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk geweld tegen een slachtoffer op 22 april 2007 in Groningen. De Hoge Raad behandelt de vraag of het Hof een eigen waarneming van camerabeelden als bewijs heeft mogen gebruiken zonder dat de verdediging hierop had kunnen reageren. De verdachte had in eerste aanleg verklaard dat hij op de camerabeelden een schoppende beweging maakte, wat door het Hof werd bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof zijn waarneming ter terechtzitting heeft meegedeeld en dat de verdediging niet door deze waarneming is verrast. De Hoge Raad concludeert dat de eigen waarneming van het Hof niet in strijd is met de procesregels en dat het beroep van de verdachte wordt verworpen.

Uitspraak

25 september 2012
Strafkamer
nr. S 10/05375
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 26 november 2010, nummer 24/001471-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Flevoland, locatie Almere-Binnen" te Almere.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof een eigen waarneming voor het bewijs heeft gebezigd waarop de verdediging niet heeft kunnen reageren.
2.2.1. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 22 april 2007 in de gemeente Groningen met anderen, op de openbare weg, nabij de Poelestraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer]."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal met nummer PL01KG/07-051040 d.d. 24 april 2007 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, Distrikt Groningen/Haren (pagina 15 van een dossierproces-verbaal met nummer PL01KG/07-003595 d.d. 7 mei 2007, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, District Groningen/Haren), zakelijk weergegeven als aangifte van [slachtoffer], gedaan op 22 april 2007:
Ik doe aangifte van mishandeling deze nacht gepleegd in de Poelestraat te Groningen. Ik zag dat twee Turkse jongens en een donkere jongen in mijn richting kwamen rennen. Ik draaide me om en wilde hard wegrennen. Na enkele meters struikelde ik en viel op straat. Ik weet niet meer precies hoe het is gegaan, maar ik lag opeens in een steeg. In die steeg hebben de twee Turkse en de donkere jongen mij flink te pakken gehad. Ze hebben mij meerdere keren met kracht geschopt en geslagen. Ik voelde direct pijn. Korte tijd later hoorde ik dat er geroepen werd: "Politie, wegwezen". Ik zag kans om weer op te staan. Ik zag dat de Turkse jongen met een witte blouse nog voor mij stond. Ik zag dat de Turkse jongen met witte blouse mij weer aanviel. Ik zag en voelde dat hij mij twee harde vuistslagen tegen mijn gezicht gaf. Ik voelde dat deze goed raak waren. Ik voelde direct hevige pijn. Ik deed uit reactie mijn hoofd naar beneden om de slagen te ontwijken. Door mijn reactie liet de Turkse jongen mij los en zag ik de kans om weg te rennen.
2. Een proces-verbaal met nummer PL01KG/07-051040 d.d. 22 april 2007 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd (pagina 18 van het onder 1. genoemde dossierproces-verbaal, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
Ik ben op zondag 22 april 2007 omstreeks 02.30 uur naar de binnenstad van Groningen gegaan. Ik ben in de richting van een Nederlandse jongen gelopen. Toen ik vlak bij hem was rende hij hard weg via de Poelestraat in de richting van de Peperstraat. Ik ben toen achter deze jongen aangerend. Ik zag dat hij op een gegeven moment viel. [Betrokkene 1] en [betrokkene 2] kwamen er toen ook bij. Ik heb toen gezien dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] slaande bewegingen naar die jongen maakte. Ik droeg afgelopen nacht een wit t-shirt.
3. Een proces-verbaal met nummer PL01KG/07-051040 d.d. 22 april 2007 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, Distrikt Groningen/Haren (pagina 17 van het onder 1. genoemde dossierproces-verbaal, zakelijk weergegeven als verklaring van [betrokkene 3]:
Vannacht, 22 april 2007, stond ik samen met [slachtoffer] te praten op de Poelebrug te Groningen. Ik zag dat [slachtoffer] wegrende. Ik zag dat [slachtoffer] struikelde vlak bij een deur naast een etalage. Ik liep achter [slachtoffer] aan en zag dat hij in het portiekje op de grond lag. Ik zag dat er nog twee Turken en een donker getinte jongen bij [slachtoffer] waren. Ik zag dat [slachtoffer] helemaal in elkaar in een hoekje zat en door die Turken en die donker getinte jongen met kracht geschopt en geslagen werd.
4. Een verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Groningen d.d. 30 mei 2008, zakelijk weergegeven:
In de steeg heb ik een slaande beweging gemaakt. Ik droeg een witte trui. Ik was wel bij de vechtpartij.
U toont mij track 3 van de camerabeelden die zijn opgenomen tijdens de nachtelijke uren op 22 april 2007 in de Poelestraat te Groningen (DVD met nummer 07-051040), welke DVD zich in het dossier bevindt. Ik zie op de beelden dat ik een schoppende beweging maak.
5. Eigen waarneming van het hof van die camerabeelden waarop het hof waarneemt dat rond het tijdstip 5:56:49 de verdachte deelneemt aan een gevecht en dat de verdachte daarbij een harde, gerichte trap geeft tegen/naar een (niet op de beelden zichtbaar) persoon of object."
2.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt onder meer in:
"De camerabeelden die zijn opgenomen in de Poelestraat te Groningen op 22 april 2007 (DVD-R met nummer 07-051040) worden ter terechtzitting getoond. De voorzitter merkt op dat op de beelden op track 3, rond het tijdstip 5:56:49, zichtbaar is dat verdachte een schoppende beweging maakt. Desgevraagd verklaart de verdachte geen opmerkingen te willen maken met betrekking tot de getoonde beelden."
2.4. Bij de beoordeling van het middel moet het volgende worden vooropgesteld. Wil de eigen waarneming van de rechter als wettig bewijsmiddel kunnen meewerken tot het bewijs, dan zal deze, naar art. 340 Sv voorschrijft, bij het onderzoek ter terechtzitting moeten zijn gedaan, zodat ook zowel de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie als de verdachte en de raadsman die waarneming hebben kunnen doen en de gelegenheid hebben gehad zich daaromtrent bij de behandeling van de zaak uit te laten (vgl. HR 29 augustus 2006, LJN AX6414, NJ 2007/134). Het is in zijn algemeenheid niet vereist dat de rechter zijn eigen, bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting gedane waarneming aldaar ter sprake brengt. Niettemin is de rechter gehouden dat wel te doen, indien de procespartijen door het gebruik van die waarneming voor het bewijs zouden worden verrast omdat zij daarmee geen rekening behoefden te houden. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals het procesverloop, de aard van de waarneming en het verband van die waarneming met het voorhanden bewijsmateriaal (vgl. HR 15 december 2009, LJN BJ2831, NJ 2011/78).
2.5. Het Hof heeft, door tot het bewijs bezigen van zijn waarneming als onder 2.2.2 sub (5) weergegeven, aan de videobeelden geen wezenlijk andere betekenis gegeven dan als weergegeven onder 2.3. Ter terechtzitting heeft het Hof zijn waarneming als onder 2.3 weergegeven, meegedeeld. In het licht van de door de verdachte in eerste aanleg afgelegde en onder 2.2.2 sub (4) tot bewijs gebezigde verklaring - inhoudende dat hij op de camerabeelden ziet dat hij een schoppende beweging maakt - kan de verdediging niet door de overeenkomstige waarneming van het Hof zijn verrast.
2.6. Het middel, dat van een andere opvatting uitgaat, faalt derhalve.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en N. Jörg, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 25 september 2012.