ECLI:NL:HR:2016:1405

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
15/02199
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigen waarneming van de rechter als wettig bewijsmiddel in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. De verdachte, geboren in 1990, was beschuldigd van het opzettelijk doden van een slachtoffer op 3 maart 2014 in Aruba. De Hoge Raad behandelt de vraag of de eigen waarneming van de rechter als wettig bewijsmiddel kan worden gebruikt. De relevante artikelen zijn art. 383 SvA en art. 340 Sv. De Hoge Raad oordeelt dat de eigen waarneming van de rechter, om als wettig bewijsmiddel te kunnen dienen, tijdens het onderzoek ter terechtzitting ter sprake moet komen, zodat alle procespartijen de gelegenheid hebben om hierop te reageren. In dit geval was de DVD met camerabeelden, waarop de waarneming was gebaseerd, afgespeeld in aanwezigheid van alle betrokkenen, waardoor het Hof oordeelde dat er geen sprake was van verrassing voor de verdachte en zijn raadsman. De Hoge Raad bevestigt dat het gebruik van de eigen waarneming van de rechter in dit geval niet onbegrijpelijk was, gezien het procesverloop en de aard van de waarneming. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de bewezenverklaring van de doodslag door het Hof wordt bevestigd.

Uitspraak

5 juli 2016
Strafkamer
nr. S 15/02199 A
IV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 13 april 2015, nummer H 175/14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 3 maart 2014 in Aruba, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, toen en aldaar, opzettelijk met een vuurwapen op en in de richting van [slachtoffer] schoten gelost, ten gevolge waarvan [slachtoffer] is overleden."
2.2.
Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) bevestigd met aanvulling van de bewijsmiddelen en van de overwegingen ten aanzien van het bewijs.
2.3.
De bewezenverklaring steunt op de volgende door het GEA gebezigde bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal, bijlage AH-02, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 maart 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden agent eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisanten, - zakelijk weergegeven -:
Op 3 maart 2014, omstreeks 08:41 uur, kregen wij een melding dat ter hoogte van de rotonde Tanki Leendert een persoon op de grond lag. Ter plaatse aangekomen zagen wij dat het ambulance personeel bezig was met een jonge man. Wij zagen dat de man in een grote afvalbak lag ten zuiden van de woning [a-straat 1] . Omstreeks 09:00 uur kwam dokter [de dokter] ter plaatse. Voornoemde dokter constateerde de onnatuurlijke dood van de (voor ons onbekende) man. Hierna spraken wij met de melder en bewoner van [a-straat 1] , [betrokkene 1] . Hij verklaarde dat hij op 3 maart 2014 naar buiten liep. Toen hij in de richting van de grote afvalbak, gelegen op zijn erf, keek, zag hij een jonge man in voornoemde afvalbak liggen en belde de politie.
2. Een proces-verbaal, relaas onderzoeksdossier pagina 12, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 september 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 3] voornoemd, voor zover inhoudende als relaas van die verbalisant terzake herkenning van het lijk, - zakelijk weergegeven -:
Op 3 maart 2014 omstreeks 16.30 uur werd het aangetroffen lijk herkend als zijnde [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] .
3. Een geschrift, te weten een sectierapport, opgemaakt en ondertekend door de patholoog C. Texier Verhelst, betreffende een op 4 maart 2014 verrichtte sectie van [slachtoffer] , voor zover inhoüdende, - zakelijk weergegeven -:
On 04-03-2014 undersigned Cime Texier V. medical doctor and pathologist has done the autopsy of [slachtoffer] , born in [geboorteplaats] on [geboortedatum] - 1979, to determine the cause of death and all matters that can be of importance.
Cause of death: Bleeding to death as a result of shotwound.
External examination:
Shooting injuries: In the right back, there was a inshot wound. In the right chest, at the front side, in the middle, itself extract a deformed bullet, skin under (subcutaneous tissue). In the left leg, at the back side, there was an inshot wound. In the left leg, at the front side, internal region, there was an outshot wound.
Internal examination:
In the right chest cavity were several (ml) of blood. The upper lab of the lung was perforated by a shooting channel.
4. Een geschrift, bijlage FTO-13, te weten een aanvraag onderzoek aan het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 24 april 2014, opgemaakt door R.G.L. Jansen, voor zover inhoudende als onderzoeksmateriaal, - zakelijk weergegeven -:
In het lichaam van wijlen [slachtoffer] werd een kogel (AAAG4406NL) aangetroffen. Die kogel is naar het Nederlands Forensisch Instituut verzonden voor nader onderzoek.
5. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut in Nederland, bijlage FTO-15, op 18 juni 2014 opgémaakt en ondertekend door W. Kerkhoff, NFI-deskundige wapens en munitie, voor zover inhoudende de onderzoeksbevindingen aangaande boven aangeduide kogel, - zakelijk weergegeven -:
Onderzoeksmateriaal en conclusie:
De kogel [AAAG4406NL] is vermoedelijk verschoten met een revolver.
6. Een proces-verbaal, bijlage V03-01, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 maart 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , respectievelijk onderinspecteur en brigadier bij voormeld korps, voor zover inhoudende als verklaring van de medeverdachte [betrokkene 2] , - zakelijk weergegeven -:
Op 2 maart 2014 na de Carnavalparade van Oranjestad kwam ik mijn vriend [betrokkene 3] tegen. Wij gingen naar "Café Capri". Ik kwam een andere vriend, [verdachte] , in "Café Capri" tegen. Op een gegeven moment ontstond er een vechtpartij. Mijn vriend [verdachte] was bij deze vechtpartij betrokken. Ik ging hem te hulp. [betrokkene 3] was ook bij de vechtpartij betrokken. Buiten de nachtclub is een restaurant aangebracht. Onder het afdak van bedoeld restaurant bevond zich een van bedoelde mannen die bij de vechtpartij betrokken was. [betrokkene 3] was ook onder bedoeld afdak. Er ontstond een woordenwisseling met voornoemde man. Op een gegeven moment zag ik [verdachte] . Ik zag dat hij vanuit de nachtclub kwam en op voornoemde man die met ons aan het bekvechten was rende. Die man stond buiten het gebouw nabij de ingang/uitgang. Ik zag dat voornoemde man in westelijke richting begon te rennen. [verdachte] rende achter hem aan. Ik begon ook achter hen aan te lopen. Op een gegeven moment, terwijl [verdachte] achter voornoemde man liep, zag ik hoe [verdachte] zijn rechterhand op voornoemde man richtte. Gelijk hierna hoorde ik een schot. Toen zag ik dat [verdachte] een vuistvuurwapen in zijn rechterhand hield.
De foto waarmee u mij nu confronteert, herken ik als de foto van mijn vriend [verdachte] over wie ik het in mijn verklaring heb. (Tijdens verhoor toonde ik een welgelijkende foto uit het politiebestand van de verdachte [verdachte] . Opmerking [verbalisant 4] .)
7. Een proces-verbaal, bijlage G-09, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 maart 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 4] voornoemd, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1] , - zakelijk weergegeven -:
Op 2 maart 2014, omstreeks 22.30 uur, ging ik naar "Café Capri" om als bewaker te werken. Ik had dienst bij de ingangs-/uitgangsdeur. Omstreeks 03.15 uur merkte ik dat er een vechtpartij gaande was. Ik kon zien dat twee mannen met een andere man aan het vechten waren. Ik zag dat een van de mannen gekleed was in een korte spijkerbroek met een wit T-shirt. De andere man met wie zij aan het vechten waren was gekleed in een lange blauwe spijkerbroek met een wit T-shirt. Ik ging de vechtersbazen uit elkaar te halen. De lichten in de nachtclub gingen aan. Aan de voorzijde van de nachtclub is een restaurant aangebracht. Ik liep naar het restaurant om de rolluiken omlaag te doen. Ik keek bij een raam naar buiten. Ik zag dat de man die gekleed was in de korte spijkerbroek met wit T-shirt en die zonet in de nachtclub aan het vechten was, een nikkelkleurig vuistvuurwapen in zijn hand had. Hij rende achter de man die gekleed was in de lange spijkerbroek met wit T-shirt en met wie hij zonet in de nachtclub had gevochten. Ik zag dat zij in westelijke richting op de rijbaan renden. Ik zag dat de man die het wapen in zijn hand hield, het wapen op de man richtte. Ik zag dat hij de andere man bleef achtervolgen terwijl hij het wapen in zijn richting bleef richten. Op een gegeven moment, terwijl bedoelde man hem met het wapen achtervolgde, hoorde ik diverse knallen. Ik had drie verschillende knallen gehoord. Later gedurende de dag zag ik op televisie dat een lijk ter hoogte van de rotonde was aangetroffen. Het was het lijk van de man die vóór de man met het vuurwapen aan het vluchten was. Ik herkende hem aan zijn kleding en uiterlijk.
8. Een proces-verbaal, bijlage AH-03, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 april 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 6] , onderinspecteur bij voormeld korps, voor zover inhoudende de onderzoeksbevindingen aangaande de ontvangen videobeelden, - zakelijk weergegeven -:
Op 3 maart 2014 werd [slachtoffer] van het leven beroofd. Aan de hand van de videobeelden die werden verkregen, werd terzake dit incident het volgende waargenomen.
Via camera van Café Capri is te zien dat op 3 maart 2014 omstreeks 03:15 uur, een vechtpartij in de zaak uitbreekt. De mannen [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en de man [verdachte] , die later tijdens het onderzoek als de schutter werd aangewezen, hebben allen samen in de discotheek van Café Capri met het slachtoffer [slachtoffer] gevochten. Ook is te zien dat een van de bewakers van Café Capri het slachtoffer naar de uitgangsdeur, die naar het restaurant leidt, begeleidt. In de discotheek wordt de verdachte [verdachte] door een man tegengehouden.
In het restaurant beginnen het slachtoffer [slachtoffer] en de verdachte [betrokkene 2] met elkaar te vechten. De verdachte [betrokkene 3] komt uit de discotheek buiten in het restaurant, pakt een voorwerp vanaf een tafel en mishandelt het slachtoffer hiermee. Het slachtoffer [slachtoffer] rent de roldeur uit. Kort daarna komt de verdachte [verdachte] naar buiten met een voorwerp in zijn hand, die weerschijn afgeeft. De verdachte [verdachte] rent naar buiten met het voorwerp in zijn hand.
Op de beelden van de camera van Arucell, die vlak naast Café Capri is gevestigd, komt het slachtoffer in beeld. Het slachtoffer komt rennend uit oostelijke richting van Café Capri en wordt achtervolgd door [verdachte] . Het slachtoffer glijdt uit en valt vlak naast een auto. Vervolgens is te zien dat terwijl het slachtoffer op de grond ligt, de verdachte [verdachte] een schot op hem lost. Het slachtoffer staat snel op en rent in oostelijke richting, richting Weller Welding Shop weg. Op de beelden is te zien dat de verdachte [verdachte] het slachtoffer achtervolgt en verschillende malen gericht op hem schiet.
Op de beelden van Jaced Wheels komt het slachtoffer in beeld. Het slachtoffer komt uit westelijke richting, uit de richting van Café Capri en Arucell, rennen en gaat op een gegeven moment voorover gebogen lopen. Het slachtoffer gaat voor enkele minuten uit beeld, komt vervolgens weer in beeld en verdwijnt uit beeld als hij in de vuilnisbak van Weller Welding Shop gaat liggen/zitten. Het slachtoffer werd later op de dag in dezelfde vuilnisbak dood aangetroffen.
9. Processen-verbaal, bijlagen V04-01 en V04-02, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 en 28 maart 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 7] en [verbalisant 6] , respectievelijk hoofdagent eerste klasse en onderinspecteur bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als verklaring van [betrokkene 4] , - zakelijk weergegeven -:
Door mijn kennissen word ik [betrokkene 4] genoemd. Na de grote carnavalsoptocht ontmoette ik een kennis van mij genaamd [verdachte] . Wij besloten om samen naar de eetcafé/discotheek Capri te Tanki Leendert te gaan. In Café Capri zag ik [betrokkene 3] . Op een gegeven moment ontstond er een vechtpartij. Ik zag dat [betrokkene 3] en [verdachte] betrokken waren in de vechtpartij. Zij gingen daarna naar buiten. Kort daarna hoorde ik een luide knal.
Op de dag dat ik samen met [verdachte] naar Café Capri ging had hij lang haar. U hebt mij zojuist een video-opname getoond van 3 maart 2014 in Café Capri. De man op de video-opname met het vuurwapen in handen, herken ik als [verdachte] . Ik ken hem goed. Ik herken hem aan zijn gezicht, bouw en kleren.
10. Een proces-verbaal, bijlage G-13, in de wettelijke vorm opgemaakt, gesloten en getekend door [verbalisant 8] voornoemd, voor zover inhoudende, als de op 6 maart 2014 afgelegde verklaring van de getuige [getuige 2] , - zakelijk weergegeven -:
Op 3 maart 2014, omstreeks 02:00 uur, ging ik samen met vriendinnen naar Café Capri. Toen wij in Café Capri aankwamen was [betrokkene 4] aldaar met een man aan het praten. De man was gekleed in een wit T-shirt en een bermuda. Ik zal hem in mijn verklaring de vriend van [betrokkene 4] noemen. De vriend van [betrokkene 4] was boos en gedroeg zich onrustig. Omstreeks 03:00 uur, ontstond een discussie. De vriend van [betrokkene 4] zat in de discussie. De discussie liep uit tot een vechtpartij. Tijdens het gevecht zag ik dat een man gekleed in een wit T-shirt en spijkerbroek de vriend van [betrokkene 4] een vuistslag in zijn gezicht diende. Ik zag dat de vriend van [betrokkene 4] een vuistvuurwapen tevoorschijn haalde. Hij trok het vuurwapen van tussen zijn broeksband bij zijn buik. Ik zag dat de man met het witte T-shirt naar buiten rennen. De vriend van [betrokkene 4] verstopte toen het vuurwapen tussen zijn broeksband en buik en ging ook naar buiten. Kort daarna hoorde ik vier schoten. U heeft mij zonet een fotoblad van zes personen getoond. Ik herken de man op foto nummer 3 op het fotoblad ais de man die ik op 3 maart 2014 in Café Capri met het vuurwapen heb gezien. (Ik toonde de getuige een fotoblad van zes verdachten uit het politiebestand. Zij toonde foto nummer 3. De foto behoorde aan [verdachte] . Opmerking [verbalisant 8] .)
11. Een proces-verbaal, bijlage G-07, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 maart 2014 gesloten en getekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 9] , beiden brigadier eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende, als verklaring van de getuige [getuige 3] , - zakelijk weergegeven -:
Op 3 maart 2014, omstreeks 01.30 uur, ging ik even naar Café Capri. Bij Café Capri ontmoette ik een collega van mij genaamd [slachtoffer] . [slachtoffer] droeg een blauwe spijkerbroek en een witte hemd. Op één gegeven moment ontstond een vechtpartij. Ik zag dat een bewaker [slachtoffer] vast hield. Vervolgens zag ik dat een man die in de groep was die aan het vechten was een zilverkleurige revolver tevoorschijn haalde. Ik weet dat het een revolver is omdat het een cilinder had. Ik weet het verschil tussen een revolver en een pistool. De man hield de revolver omhoog. Ondertussen had de bewaker [slachtoffer] uit de bar gezet. Ik zag dat de man met de revolver achter [slachtoffer] was gegaan. Hij schopte de voordeur van de lokaliteit open en rende toen naar buiten. Vervolgens hoorde ik een schot buiten de bar."
alsmede op de volgende door het Hof gebezigde bewijsmiddelen:
"- De verklaring van de verdachte, op 23 maart 2015 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik herken mijzelf op de getoonde camerabeelden. Ik ben op die beelden te zien als de persoon die tweemaal op de weglopende man schiet.
- De eigen waarneming van het Hof van videobeelden, gemaakt door de beveiligingscamera's binnen en buiten Club Capri in Aruba op 3 maart 2014, afgespeeld en getoond tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 23 maart 2015."
2.4.
Ten aanzien van de bewezenverklaring is voorts het volgende overwogen:
- door het GEA:
"De raadsman heeft betoogd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de kogel die in het lichaam van het slachtoffer is gevonden afkomstig is van een revolver, terwijl hetgeen verdachte - gelet op de foto waarop hij met een vuurwapen staat - op de bewuste avond in handen had de uiterlijke schijn van een pistool had. Dit verweer wordt verworpen.
Uit het rapport van de patholoog leidt het gerecht af dat het slachtoffer ten gevolge van een rechterlongperforatie en bloedverlies, veroorzaakt door een kogel die via het rechterschouderblad in het lichaam van het slachtoffer binnendrong, is overleden. Voorts leidt het gerecht uit de bewijsmiddelen, waaronder de videobeelden, en het verhandelde ter terechtzitting af dat verdachte, nadat hij en anderen eerder op de bewuste avond in een nachtclub met het slachtoffer hadden gevochten, het slachtoffer met een geladen vuurwapen in de hand op de openbare weg heeft achtervolgd en gedurende die achtervolging verschillende keren gericht op hem heeft geschoten, waarna het slachtoffer in een afvalbak is gaan liggen. Het slachtoffer is uren na dit voorval in dezelfde afvalbak dood aangetroffen.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 2] kan worden afgeleid dat verdachte in het etablissement een revolver voorhanden had. Deze getuigenverklaringen vinden ondersteuning in de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) ten aanzien van de kogel die in het lichaam van het slachtoffer is aangetroffen. De stelling van de raadsman dat de kogel niet van het vuurwapen dat verdachte de bewuste nacht in handen zou hebben gehad afkomstig is, wordt door het vorenstaande weerlegd."
- en in aanvulling daarop door het Hof:
"De verdediging heeft betoogd dat de verdachte weliswaar in de richting van het slachtoffer heeft geschoten, maar niet op hem heeft gericht, en dat de verdachte zeker weet dat hij het slachtoffer niet heeft geraakt. De verdachte is, volgens zijn raadsman, na het lossen van de schoten van de plaats van de schietpartij weggelopen in de richting van zijn huis. Het slachtoffer was toen nog in leven en op de been, zoals op de camerabeelden is te zien. Bovendien staat vast dat er op het moment van de schietpartij veel meer mensen ter plaatse waren dan alleen het slachtoffer en de verdachte. Nu de verdachte het slachtoffer niet heeft geraakt, moet de dood van het slachtoffer naar de mening van de verdediging aan een ander te wijten zijn.
(...)
Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht het Hof de door de verdachte geschetste gang van zaken niet aannemelijk geworden en overweegt hiertoe als volgt.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte tweemaal gericht heeft geschoten op het wegrennende slachtoffer. Het Hof heeft uit eigen waarneming kunnen vaststellen, dat de afstand tussen de verdachte en het slachtoffer op de schietmomenten beide keren enkele meters betrof en dat de verdachte zijn wapen richtte op de achterzijde van het lichaam van het slachtoffer. Het Hof heeft op de beelden waargenomen dat het slachtoffer, nadat de verdachte tweemaal op hem geschoten had, minder snel ging lopen, althans werd ingehaald door de verdachte. De waarneming dat de verdachte gericht op het slachtoffer heeft geschoten vindt steun in de getuigenverklaring van de bewaker [getuige 1] (bewijsmiddel 7 van het vonnis van het GEA). Het autopsierapport vermeldt dat het slachtoffer is geraakt door twee schoten aan de achterzijde van zijn lichaam, waarna de dood is ingetreden (bewijsmiddel 3 van het vonnis van het GEA). Het slachtoffer heeft een inschotwond in het linker achterbeen en een uitschot wond in het linker voorbeen. Daarnaast heeft het slachtoffer een inschotwond op de rug rechts. Uit de waarneming van de verdachte dat het slachtoffer nog enige tijd doorliep na de twee schoten, kan niet worden afgeleid dat de schoten van de verdachte het slachtoffer niet (dodelijk) hebben geraakt. De aard van de verwonding die uiteindelijk tot de dood heeft geleid, te weten "bleeding to death as a result of shotwound", hetgeen is veroorzaakt door een geperforeerde long
"by a scotting channel", is hiermee naar het oordeel van het Hof niet onverenigbaar. De geconstateerde verwondingen sluiten daarentegen aan bij de schoten door de verdachte. Kogelfragmenten en bloedsporen die zijn aangetroffen op het traject waar de verdachte het slachtoffer achtervolgde en heeft beschoten, ondersteunen de stelling dat het slachtoffer is geraakt op het moment dat de verdachte op hem schoot. Er waren weliswaar meerdere mensen ter plaatse, doch het dossier bevat geen getuigenverklaringen of andere bewijsmiddelen die erop wijzen dat een ander dan de verdachte schoten heeft gelost en/of een wapen in de hand had. Evenmin is er forensisch bewijs aangetroffen waaruit zou blijken dat er op een andere plaats en tijd op het slachtoffer geschoten is. Op de plaats delict zijn kogelfragmenten aangetroffen in de nabijheid van de plek waar de verdachte het eerste schot heeft gelost. Daarnaast is er de (dodelijke) kogel, aangetroffen in het lichaam van het slachtoffer. Verder zijn er geen kogels of hulzen aangetroffen.
Op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, acht het Hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer van het leven heeft beroofd."

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt dat het Hof voor het bewijs gebruik heeft gemaakt van zijn eigen waarneming met betrekking tot hetgeen op camerabeelden is te zien, zonder dat de inhoud van die waarneming ter terechtzitting ter sprake is gebracht, zodat de verdachte daardoor is verrast. Blijkens de daarop gegeven toelichting richt het middel zich in het bijzonder tegen het gebruik voor het bewijs van 's Hofs eigen waarneming dat het slachtoffer minder snel ging lopen nadat tweemaal op hem was geschoten.
3.2.
Het in deze zaak toepasselijke art. 383 Wetboek van Strafvordering van Aruba (hierna: SvA) is gelijkluidend aan art. 340 Sv. Naar art. 340 Sv voorschrijft, zal de eigen waarneming van de rechter, wil deze als wettig bewijsmiddel kunnen meewerken tot het bewijs, bij het onderzoek ter terechtzitting moeten zijn gedaan, zodat ook zowel de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie als de verdachte en de raadsman die waarneming hebben kunnen doen en de gelegenheid hebben gehad zich daaromtrent bij de behandeling van de zaak uit te laten. Het is in zijn algemeenheid niet vereist dat de rechter zijn eigen, bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting gedane waarneming aldaar ter sprake brengt. Niettemin is de rechter gehouden dat wel te doen, indien de procespartijen door het gebruik van die waarneming voor het bewijs zouden worden verrast omdat zij daarmee geen rekening behoefden te houden. Of daarvan sprake is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals het procesverloop, de aard van de waarneming en het verband van die waarneming met het voorhanden bewijsmateriaal. (Vgl. HR 15 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ2831, NJ 2011/78.) Het vorenoverwogene geldt ook voor art. 383 SvA.
3.3.
Blijkens de processen-verbaal van de terechtzittingen is aldaar in aanwezigheid van alle betrokkenen de DVD afgespeeld met daarop door beveiligingscamera's gemaakte beelden, waaronder de in het middel bedoelde beelden die het Hof als eigen waarneming voor het bewijs heeft gebruikt. Op grond daarvan heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat het gebruik van die waarneming voor het bewijs geen verrassing kon zijn voor de verdachte en zijn raadsman. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het procesverloop, de aard van de waarneming en het verband van de waarneming met het voorhanden bewijsmateriaal.
3.4.
Het middel faalt derhalve.

4.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juli 2016.