Conclusie
1. Inleiding
2. Wettelijk kader
3. Het arrest van de Hoge Raad van 27 oktober 2020
4. Gewijzigde werkwijze bij opslag en transport van bloedmonsters door de politie
te weten: HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1684, D.P.). Dat is onderbouwd met een schrijven d.d. 26 maart 2021 van Dr. C.M. Boone, forensisch onderzoeker toxicologie werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut. Daarin staat onder meer het volgende:
“Rijgevaarlijke stoffen hebben een beperkte stabiliteit in het bloed. Dit betekent dat rijgevaarlijke stoffen in de bloedbuis (gedeeltelijk) afgebroken kunnen worden. De ene stof breekt sneller af dan de andere, en sommige stoffen breken niet of nauwelijks af. Afbraak van stoffen vindt bij hogere temperaturen sneller plaats dan bij lagere temperaturen. In de vriezer (circa -20°C) zijn de stoffen het meest stabiel: eventueel aanwezige alcohol, drugs en medicijnen in bloed blijven minimaal 6 maanden stabiel bij opslag in de vriezer. Onder die condities hebben een eventueel vertraagde aflevering bij het laboratorium of een vertraagde start van het onderzoek na aflevering geen invloed op de resultaten van het onderzoek” (…) “Om afbraak van stoffen te voorkomen, wordt het bloed in de vriezer opgeslagen conform de bijlage bij de Regeling alcohol, druks en geneesmiddelen in het verkeer (…) Sinds 1 januari 2019 wordt het bloed door de politie in vriezers opgeslagen tot het moment van transport naar de laboratoria. Tevens wordt het bloed sinds 1 maart 2019 in de vriezer getransporteerd van de politie naar de laboratoria. Indien een vervolgtransport nodig is naar een tweede laboratorium vindt het transport eveneens plaats in de vriezer. (…) De term ‘zo spoedig mogelijk’ (hof: als neergelegd in het in het Besluit artikel 13 lid 1) is opgenomen omdat opslag bij de politie vóór 1 januari 2019 plaatsvond bij kamertemperatuur en het transport vóór 1 maart 2019 eveneens plaatsvond bij kamertemperatuur, en men de kans op afbraak van rijgevaarlijke stoffen in het bloed onder deze condities (…) wilde voorkomen. (…) Tegenwoordig vinden deze opslag en transport (zoals eerder beschreven) plaats in de vriezer en zijn er geen gevolgen voor het bloed indien het langer duurt voordat het bezorgd wordt bij het laboratorium, tot 6 maanden. Indien de bezorging langer duurt dan 6 maanden, is het niet uit te sluiten dat afbraak plaats heeft gevonden van rijgevaarlijke stoffen in het bloed, hetgeen altijd in het voordeel van de verdachte is. Een toename van stoffen in het bloed is niet mogelijk”.” [7]
5. De doorwerking van deze wijzigingen in de feitenrechtspraak
.
7. De onderhavige zaak
ik begrijp: 2019, D.P.) bloed is afgenomen bij de verdachte, dat het onderzoeksmateriaal op 11 maart 2017
(ik begrijp: 2019, D.P.)bij het laboratorium is aangekomen, dat de waarborg van art. 13, eerste lid, aanhef en onder d, BADG daarmee is geschonden en dat daardoor het resultaat niet voor het bewijs mag worden gebezigd nu sprake is van een schending van een strikte waarborg.
a)dat het voorschrift van art. 13, eerste lid, aanhef en onder d, BADG geen strikte waarborg is, of
b)dat gelet op de nieuwe werkwijze met betrekking tot het bewaren en vervoeren van de buisjes met bloed de niet-naleving van art. 13, eerste lid, aanhef en onder d, BADG in het concrete geval geen afbreuk heeft gedaan aan de strekking van dat voorschrift en dat op grond daarvan het bestanddeel ‘onderzoek’ ondanks het vormverzuim kan worden bewezenverklaard [12] , of
c)dat, gelet op de nieuwe werkwijze met betrekking tot het bewaren en vervoeren van buisjes met bloed, de buisjes met bloed zo spoedig mogelijk zijn bezorgd bij het laboratorium. De overweging dat het juist is dat de in het Besluit opgenomen termijnen niet in acht zijn genomen, verzet zich mijns inziens tegen die laatste lezing. Die overweging kan immers bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat de buisjes met bloed naar het oordeel van de politierechter, en daarmee eveneens naar het oordeel van het hof, niet zo spoedig mogelijk zijn bezorgd bij het laboratorium, terwijl de juistheid van dat oordeel door de steller van het middel – uiteraard – niet wordt bestreden.