In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het besturen van een personenauto onder invloed van cannabis op 29 mei 2019 te Wormer. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juli 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat het rijden onder invloed van drugs bewezen moest worden geacht. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van het openbaar ministerie en de verdediging zorgvuldig afgewogen.
De verdachte had een bloedmonster laten afnemen, waaruit bleek dat hij 11 microgram THC per liter bloed had, wat boven de wettelijke grenswaarde ligt. Het hof heeft vastgesteld dat er enkele procedurele tekortkomingen waren in de afhandeling van het bloedmonster, zoals de termijn voor het onderzoek en de kennisgeving aan de verdachte. Ondanks deze tekortkomingen oordeelde het hof dat de betrouwbaarheid van het bloedonderzoek niet in het geding was, omdat het monster op de juiste manier was bewaard en vervoerd. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard.
De straf die aan de verdachte werd opgelegd, bestond uit een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn recidive.