Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 september 2017. De verdachte, geboren in 1954, was in cassatie gegaan tegen een eerdere uitspraak. Het beroep was ingesteld door de verdachte zelf, bijgestaan door zijn advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De kern van de zaak betrof de vraag of de uitslag van een bloedonderzoek als bewijs kon worden uitgesloten. Dit bloedonderzoek was uitgevoerd in het kader van een strafzaak wegens rijden onder invloed, waarbij de verdachte zich beroept op schending van artikel 6 van de Regeling bloed- en urineonderzoek (oud). De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.