In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het besturen van een snorfiets onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 1,31 milligram, wat hoger is dan de toegestane limiet van 0,5 milligram. De feiten vonden plaats op 28 april 2019 te Landsmeer, waar de verdachte na een verkeersongeval werd aangetroffen onder zijn snorfiets. De politie constateerde dat de verdachte alcohol had gedronken, maar kon geen blaastest afnemen om medische redenen. In plaats daarvan werd bloed afgenomen, dat later werd geanalyseerd in een laboratorium in Duitsland.
De verdediging voerde aan dat er twijfels bestonden over de identiteit van de bestuurder en dat de bloedmonsters niet tijdig bij het laboratorium waren afgeleverd, wat zou leiden tot onbetrouwbare resultaten. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wettig en overtuigend als bestuurder kon worden aangemerkt en dat de waarborgen voor de bloedafname waren nageleefd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994.
De straf die werd opgelegd bestond uit een geldboete van € 220,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van het feit en het risico dat het gebruik van alcohol tijdens het besturen van een voertuig met zich meebrengt voor de verkeersveiligheid. De verdachte had eerder al een strafbeschikking voor een soortgelijk misdrijf ontvangen, wat in zijn nadeel werd meegewogen.