Conclusie
Vereniging Pensioengerechtigden Euronext Amsterdam
[verweerder 2]
[verweerder 3]
[verweerder 4]
[verweerder 5]
[verweerder 6],
Euronextrespectievelijk
VPE c.s.. Verweerster sub 1. wordt ook aangeduid als
VPE.
1.Inleiding
actieve deelnemers: werknemers die pensioenaanspraken opbouwen;
gewezen deelnemersof ‘
slapers’: voormalig werknemers die pensioenaanspraken hebben opgebouwd en nog niet pensioengerechtigd zijn;
gepensioneerden: voormalig werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en pensioenuitkeringen ontvangen; en
actieven,
gewezen deelnemers,
gepensioneerdenen
inactieven.
pensioendriehoekgenoemd): [6]
pensioenovereenkomst: een wederkerige overeenkomst tussen de werkgever en de werknemer die onderdeel vormt van hun arbeidsverhouding; [7]
uitvoeringsovereenkomst: een verzekeringsovereenkomst die de werkgever afsluit met een pensioenuitvoerder om de pensioenovereenkomst extern onder te brengen en waarin onder meer de financiële verplichtingen van de werkgever zijn vastgelegd; [8] en
pensioenreglement: een door de pensioenuitvoerder vastgestelde regeling waarin de verhouding tussen de pensioenuitvoerder en de werknemer is vastgelegd. [9]
2.Feiten
personeelshandboek. Met ingang van 1 januari 2012 is de pensioenovereenkomst tussen Euronext en haar op of na die datum actieve werknemers vastgelegd in de ‘CAO inzake pensioenen NYSE Euronext’ (hierna:
CAO 2012). [12]
Nogmaals, u heeft geen recht op toeslagverlening!”
PMA) uitvoeringsovereenkomsten (hierna:
UVOs) afgesloten. Het gaat om de
UVO 2007-2012(aangepast in 2010 en 2011) en de
UVO 2012-2013. Bij PMA waren enkele andere instellingen aangesloten, waaronder de AFM en Euroclear.
pensioenreglement 2006en het
pensioenreglement 2012van PMA. In het personeelshandboek (versie mei 2010) wordt verwezen naar de inhoud van het pensioenreglement 2006. [14]
herstelplan), ingediend bij toezichthouder DNB. [17] Euronext heeft op 19 mei 2009 aan PMA bevestigd dat zij een (eenmalige) storting in PMA had gedaan van € 1.360.000,- en dat zij een opslag van 10% van de pensioenpremie zal betalen gedurende de looptijd van het herstelplan. Deze aanvullende bijdrageafspraak is niet opgenomen in de in 2010 aangepaste UVO 2007-2012.
DL). [20] Deze collectieve waardeoverdracht is per 1 januari 2014 geëffectueerd. Dankzij een gunstige door DL gehanteerde rekenrente kon de korting van 3% met terugwerkende kracht worden beperkt tot 1,55%. PMA heeft gelet op haar financiële situatie per 16 december 2013 in de UVO met DL geen toeslagregeling kunnen overeenkomen (rov. 2.15). Daarmee verdween voor de
inactievenhet voorwaardelijk recht op jaarlijkse indexatie van hun pensioenrechten of -aanspraken. Daar staat tegenover dat pensioenverzekeraar als DL de pensioenen niet kan korten.
CAO 2014), per 1 januari 2014 met DL een UVO gesloten (hierna:
UVO met DL) ten behoeve van de op of na die datum
actieven. Bij DL vond dus de nieuwe pensioenopbouw plaats op grond van een nieuwe pensioenregeling. Van de nieuwe regeling maakte voorwaardelijke jaarlijkse toeslagverlening na uitdiensttreding deel uit (art. 15 UVO met DL). Art. 15 lid 5 UVO met DL bepaalt dat de indexatieregeling tevens geldt voor “
de tot 1 januari 2014 bij PMA opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers die actief zijn op 1 januari 2014.”
3.Procesverloop
de kantonrechter).
primair, de veroordeling van Euronext om een UVO te sluiten met DL of een andere pensioenuitvoerder [21] , welke UVO ten minste voorziet in dezelfde rechten of waarborgen als de UVO 2007-2012 of de UVO 2012-2013 en, subsidiair, de veroordeling van Euronext om een bedrag aan DL, dan wel een andere pensioenuitvoerder, te betalen teneinde de voormalige werknemers van Euronext in dezelfde positie te brengen als waarin zij zouden hebben verkeerd indien de UVO 2007-2012 en de UVO 2012-2013 ongewijzigd zouden zijn voortgezet. Tot slot hebben VPE c.s.
meer subsidiairveroordeling van Euronext tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, gevorderd.
het hof).
het tussenarrest). [23] Het hof heeft daarin geoordeeld dat de grieven van Euronext in het principaal appel niet en de grieven van VPE c.s. in het incidenteel appel wél slagen. Het hof heeft, samengevat en voor zover in cassatie nog relevant, als volgt geoordeeld.
naast de uit goed werkgeverschap voortvloeiende zorgplicht en het gebod op gelijke behandeling” – , op grond van de pensioenovereenkomst gehouden was om aan PMA al die betalingen te verrichten die nodig waren om de pensioenovereenkomst na te komen. Dit zijn de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de UVO: (1) de met PMA overeengekomen premieopslag van 10% totdat volledige indexatie weer mogelijk zou zijn en kortingen ongedaan zouden zijn gemaakt, (2) de uitvoeringskosten voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken en (3) eventuele andere incidentele betalingen (rov. 3.5.12). Het hof verwerpt het hiertegen door Euronext gevoerde verweer dat de verplichtingen uit de UVO niet zijn geïncorporeerd in de pensioenovereenkomst of de pensioenreglementen (rov. 3.5.13).
het eindarrest). [24] Het hof heeft Euronext veroordeeld om, kort gezegd, (a) de in 2013 door PMA op de rechten en aanspraken van de VPE-leden toegepaste korting van (uiteindelijk) 1,55% ongedaan te maken, (b) met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014 in de toekomst jaarlijks bij DL of een andere pensioenuitvoerder de toeslag in te kopen die correspondeert met de toeslagverlening na einde dienstverband van de op 1 januari 2014 nog actieve deelnemers en (c) ervoor te zorgen dat DL of een andere pensioenuitvoerder hieraan meewerkt.
4.Bespreking van het middel in het principale cassatieberoep
Onderdelen 1-3vormen een inleiding die geen klachten bevat.
Onderdeel 4betoogt dat Euronext niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW), art. 58 Pw en art. 23 Pw.
Onderdelen 5-7bestrijden het oordeel dat de doorgevoerde wijziging van de pensioenovereenkomst, niet gerechtvaardigd was op grond van een drietal zwaarwegende omstandigheden.
Onderdelen 8, 13 en 14richten zich tegen het oordeel dat VPE c.s. Euronext kunnen aanspreken op nakoming van haar financiële verplichtingen uit de UVO met PMA.
Onderdelen 9-10bestrijden dat voldoende aannemelijk is dat VPE c.s. schade hebben geleden.
Onderdelen 11-12gaan over het causale verband.
Onderdelen 15-20richten klachten tegen het eindarrest. Ik zal de onderdelen zoveel mogelijk thematisch groeperen.
Euronext dient zich dus jegens haar gewezen werknemers te gedragen, als een goed werkgever, waarbij Euronext niet mag afwijken van dwingendrechtelijke bepalingen van de Pensioenwet(PW), die (ook aanvullende) regels bevat voor de pensioenovereenkomst en de ter uitvoering daarvan te sluiten UVO.
VPE c.s. wijzen er terecht op dat Euronext miskent dat de PW in artikel 23 dwingend voorschrijft dat zij een UVO sluit en in stand houdt voor de opgebouwde pensioenaanspraken van haar (gewezen) werknemers en gepensioneerden. Juist omdat in de onderhavige pensioenovereenkomsten naast de nominale pensioentoezegging ook een indexatieperspectief was gegeven - verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent hiervoor onder 2.6 is overwogen -, lag het naar het oordeel van het hof
op de weg van Euronext om bij de beëindiging van de UVO met PMA een alternatief te zoeken voor de uitvoering van de gehele pensioenovereenkomst en mocht Euronext geen genoegen nemen met de overdracht door PMA aan DL van de (gekorte) nominale pensioenaanspraken en -rechten zonder indexatieperspectief. Immers - anders dan Euronext bepleit en los van het antwoord op de vraag of PMA de toeslagregeling (al dan niet rechtsgeldig) heeft gewijzigd - leidde de
overdracht van de nominale pensioenaanspraken- en rechten door PMA aan DLop 31 december 2013
niet tot een (rechtsgeldige) wijziging van de op dat moment bestaande pensioenovereenkomst(en) tussen Euronext en haar (gewezen) werknemers en gepensioneerden, waaronder de leden van VPE. Dit geldt temeer nu Euronext voor de bij haar op 1 januari 2014 nog actief in dienst zijnde werknemers, van wie de bij PMA ondergebrachte pensioenaanspraken (net als de pensioenaanspraken en -rechten van de gewezen deelnemers en gepensioneerden) door PMA zijn overgedragen aan DL, een indexatiedepot heeft gevormd bij DL voor het verlenen van indexaties op hun uitgestelde pensioenaanspraken en -rechten na uitdiensttreding bij Euronext, zoals onder 2.16 uiteen is gezet. Het hof stelt vast dat de tot 1 januari 2014 in de door PMA uitgevoerde pensioenregeling opgebouwde pensioenaanspraken van de werknemers van Euronext vanaf 1 januari 2014 in artikel 2 lid 6 onder e van de CAO, in artikel 7 lid 3 onder 5 van het Reglement Pensioencommissie en in artikel 15 lid 5 van de UVO met DL gelijk worden behandeld met de na 1 januari 2014 opgebouwde pensioenaanspraken voor de toepassing van de loonindexatie tijdens de opbouwfase en prijsindexatie na uitdiensttreding of pensionering. VPE c.s. hebben terecht aangevoerd dat die bijzondere behandeling in de CAO, het reglement van de pensioencommissie en de UVO met DL niet nodig zou zijn geweest als de voor 1 januari 2014 bij PMA opgebouwde pensioenaanspraken door waardeoverdracht zouden zijn overgegaan naar DL.
Nu Euronext er voor heeft gekozen om sommige gewezen deelnemers in de door PMA uitgevoerde pensioenregelingen 2006 en 2012, namelijk de op januari 2014 actieven, anders te behandelen dan andere gewezen deelnemers en gepensioneerden in die pensioenregelingen, heeft Euronext niet alleen gehandeld, in strijd met haar verplichtingen uit artikel 7:611 BW maar ook met het bepaalde in artikel 58 PW.
richt het verbod onderscheid te maken tussen verschillende groepen (gepensioneerde) werknemers zich ook tot de werkgever. Het is immers de werkgever die in de pensioenovereenkomst (CAO) en in de UVO met DL het in artikel 58 PW verboden onderscheid tussen actieven en niet-actieven creëert
door pensioenrechten en pensioenaanspraken uit dezelfde pensioenregelingen (de door PMA voor Euronext uitgevoerde pensioenregelingen 2006 en 2012) niet voor alle daarbij betrokkenen gelijk te behandelen.
Op grond van het bepaalde in artikel 58 PW is Euronext gehouden om met DL als opvolgende uitvoerder van de oorspronkelijk door PMA uitgevoerde pensioenregeling een (aanvullende) UVO af te sluiten waarin een gelijkwaardige indexatieregeling wordt vastgelegd voor alle pensioenaanspraken en -rechten van gewezen deelnemers en gepensioneerden die (nog) niet worden bestreken door de indexatieregeling in de UVO met DL voor de toekomstige opbouw na 1 januari 2014 en de indexatieregeling voor de voor 1 januari 2014 bij PMA opgebouwde pensioenaanspraken.Het zou anders wel heel eenvoudig zijn voor een werkgever om artikel 58 PW te ontduiken door aan de actieven een nieuwe pensioenregeling aan te bieden en die te laten uitvoeren door een nieuwe uitvoerder en daarbij alleen de opgebouwde aanspraken van actieven in de indexatieregeling te betrekken. Het voor overwogene geldt nog los van het antwoord op de vraag of DL door overname van de pensioenaanspraken en -rechten niet in de plaats van PMA is getreden in de laatst geldende UVO tussen Euronext en PMA. Immers, gelijk VPE c.s. terecht hebben gesteld,
schrijft artikel 23 PW voor dat Euronext de door haar met haar werknemers gesloten pensioenovereenkomsten bij een toegelaten uitvoerder onderbrengt door onmiddellijk een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst te sluiten en in stand te houden.
VPE c.s. stelt daarom terecht dat het op de weg van Euronext had gelegen om aan PMA te verzoeken de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van alle (gewezen) werknemers en gepensioneerden van Euronext over te dragen aan DL op de wijze als voorzien in artikel 83 PW. Het feit dat Euronext altijd aan haar door de certificerende actuaris goedgekeurde verplichtingen jegens PMA heeft voldaan en dat noch de deelnemersraad van PMA, noch het verantwoordingsorgaan van PMA, noch DNB bezwaren hebben gemaakt tegen de gang van zaken bij PMA en de waardeoverdracht bij liquidatie van PMA, doet niet af aan de verplichtingen van Euronext uit hoofde van de pensioenovereenkomsten tussen haar en haar (gewezen) werknemers, onder andere de leden van VPE, en haar verplichtingen uit hoofde van de artikelen 23 en 58 PW.”
art. 58 Pw, op welke bepaling VPE c.s. aanvankelijk geen uitdrukkelijk beroep hebben gedaan; de inzet in eerste aanleg was voortzetting van de oude situatie met indexatieperspectief. In het tussenarrest neemt art. 58 Pw een prominente plaats in, zoals blijkt uit de zojuist geciteerde rov. 3.5.4.
eerste lidvan art. 58 Pw schrijft gelijke behandeling bij indexatieverlening voor tussen gepensioneerden die voor het ingaan van hun pensioen gewezen deelnemer waren en gepensioneerden voor wie het pensioen direct na beëindiging van de arbeidsovereenkomst is ingegaan. Deze laatste groep – ‘direct-gepensioneerden’ – mogen niet worden bevoordeeld ten opzichte van de eerste groep door aan hen indexaties toe te kennen die aan de eerste groep worden onthouden. Het
derde lidvan art. 58 Pw bevat een gebod van gelijke behandeling bij indexatieverlening van gewezen deelnemers ten opzichte van gepensioneerden. Als pensioenrechten van gepensioneerden worden geïndexeerd, moeten pensioenaanspraken van gewezen deelnemers in dezelfde mate worden verhoogd.
wordt verhoogd’, oftewel als indexatie daadwerkelijk plaatsvindt. Indien en zo lang niet tot indexatie wordt overgegaan, heeft het gebod van gelijke behandeling materieel geen effect. Art. 58 Pw houdt uitdrukkelijk niet een verplichting tot het toekennen van (of een recht op) toeslagen in. [26]
collectieve waardeoverdrachtvan pensioenvermogen aan een andere pensioenuitvoerder. Collectieve waardeoverdracht kan plaatsvinden op verzoek van de werkgever (art. 83 Pw) en bij liquidatie van de pensioenuitvoerder (art. 84 Pw).
art. 7:611 BWis ook van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de werkgever en gepensioneerden en gewezen deelnemers. In het arrest
ECN/OMENis namelijk bepaald dat het einde van de arbeidsovereenkomst niet met zich brengt dat de relatie tussen werkgever en werknemer wat betreft pensioenaanspraken is ‘uitgewerkt’. [32] Die rechtsverhouding wordt voortgezet, met inachtneming van de gewijzigde hoedanigheid van de partijen in de pensioenovereenkomst. Hieruit volgt dat de pensioenovereenkomst kan wijzigen als gevolg van wijzigingen in het pensioenreglement en de incorporatie daarvan in de pensioenovereenkomst. Art. 19 Pw, dat regels geeft voor wijziging van de pensioenovereenkomst door de werkgever, mist in dat geval toepassing. [33] Art. 7:613 BW is evenmin van toepassing omdat het niet de werkgever is die een eenzijdige wijziging in de arbeidsovereenkomst doorvoert. [34]
nakoming van de pensioenovereenkomsttussen de werkgever/onderneming en ieder van de gepensioneerden en gewezen deelnemers. Het antwoord op die vraag hangt, zoals zo vaak, af van de omstandigheden. Enerzijds kan een onderneming zich niet door het eenvoudig opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst onttrekken aan de verplichting tot het betalen van overeengekomen bedragen die zouden kunnen leiden tot indexering van pensioenrechten en -aanspraken. [35] Anderzijds zie ik geen contractuele grondslag voor het aannemen van een verplichting van een werkgever jegens gepensioneerden en gewezen deelnemers tot het continueren van betalingsverplichtingen die vrijwillig jegens de eerste pensioenuitvoerder waren aangegaan om diens eigen vermogen te helpen opkrikken wanneer die uitvoerder in liquidatie is gegaan en de opvolgend pensioenuitvoerder (waaraan het pensioenvermogen is overgedragen) gelet op de omvang van dat vermogen geen ruimte ziet om te voorzien in voorwaardelijke indexatie. In die omstandigheden kunnen gepensioneerden en gewezen deelnemers in beginsel niet nakoming vorderen van de voorheen aangegane verplichtingen van de werkgever, temeer als de pensioenovereenkomst waar zij zich dan op zouden beroepen is gewijzigd als gevolg van de incorporatie van het pensioenreglement van de nieuwe uitvoerder in de pensioenovereenkomst.
goed werkgever te gedragenhad kunnen en moeten inzetten om een indexatieregeling ten behoeve van de inactieven te bedingen.
norm van goed werkgeverschapvoor Euronext de verplichting worden afgeleid om een financiële bijdrage te leveren die ertoe kan leiden dat VPE c.s. mogelijk aanspraak kunnen maken op indexatie.
voorwaardelijkeindexatie. [40] Dit lijkt ook de betekenis te zijn die het hof hier voor ogen staat. [41] De leden van VPE hadden (dus) geen recht op de indexatie, maar enkel een kans dat indexatie zou plaatsvinden. De verwezenlijking van die kans was afhankelijk van de financiële positie van pensioenuitvoerder PMA, nu overrendement bij PMA de enige mogelijk financieringsbron voor indexatie was, [42] dus het door PMA behaalde beleggingsrendement dat uitstijgt boven wat nodig is ter financiering van de pensioenrechten en -aanspraken.
ten eerste’) dat het indexatieperspectief verloren is gegaan als gevolg van de negatieve beleggingsresultaten van PMA mist in zoverre feitelijke grondslag dat die resultaten weliswaar de reden vormen waarom (voor 2014) niet is geïndexeerd, maar niet als zodanig de reden vormen waarom het indexatieperspectief voor de toekomst uit de pensioenregeling moest worden gehaald.
voorafgaandhandelen. De overwegingen van het hof dat (i) het op de weg van Euronext lag om bij beëindiging van de UVO met PMA een alternatief te zoeken voor de uitvoering van de gehele pensioenovereenkomst, (ii) Euronext geen genoegen mocht nemen met de overdracht door PMA aan DL van de nominale pensioenrechten en -aanspraken zonder indexatieperspectief, en (iii) Euronext de actieven gunstiger behandelde dan VPE c.s., dragen zelfstandig het oordeel dat Euronext in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen die voor haar voortvloeien uit art. 7:611 BW en art. 58 Pw. Dat betekent overigens niet dat dit oordeel rechtens juist is en rechtens voldoende is gemotiveerd.
ten tweede’) dat Euronext bevoegd was tot beëindiging van de UVO komt onder meer terug bij onderdeel 5.1. In de context van rov. 3.5.3 (waartegen het hier besproken onderdeel zich richt) speelt dit gezichtspunt geen rol omdat het hof op die plaats enkel oordeelt dat Euronext gehouden was zich in te spannen tot behoud van de indexatieregeling. Daar heeft het hof niet geoordeeld dat Euronext de UVO niet mocht beëindigen, of dat Euronext financiering aan PMA diende te (blijven) verstrekken om indexering weer mogelijk te maken.
ten derde’) dat het hof geen toereikend inzicht in zijn gedachtegang heeft geboden waarom Euronext bij beëindiging van de UVO gehouden was additionele betalingen te doen, in het licht van (i) de onverplichte additionele stortingen die zij al had gedaan, (ii) de gunstige rekenrente waarmee DL werkte, en (iii) de rol van de dekkingsgraadproblematiek.
heeftgedaan om het nadeel voor
alle(gewezen) deelnemers en gepensioneerden te beperken. Het hof heeft onvoldoende inzicht gegeven waarom Euronext, ondanks het doen van voornoemde onverplicht overeengekomen (substantiële) betalingen (een premieverhoging met 10% en twee bijstortingen van samen ruim € 13 miljoen), zich onvoldoende heeft ingespannen tot het behoud van het indexatieperspectief door niet
nog meerte betalen. Dit terwijl Euronext nimmer een financieringsverplichting voor het indexatieperspectief had nu indexaties als gezegd uit overrendement zouden worden gefinancierd. Het reële indexatieperspectief was bovendien beperkt in het licht van de tekortsituatie. De kans op verdere kortingen daarentegen was aanzienlijk.
onderdeel 4.1.
strijd met art. 7:611 BW. Een feitelijk verschil is dat VPE c.s. op 1 januari 2014 niet meer actief waren, zodat geen sprake is van gelijke gevallen als de werknemers die op 1 januari 2014 in dienst waren (of nadien in dienst zijn getreden). Voor het geval hier toch gesproken kan worden van een ongelijke behandeling, bestaat daar een objectieve rechtvaardiging voor. Daarbij wijst de klacht op de omstandigheid dat VPE c.s. hun pensioenrechten (grotendeels) hebben opgebouwd op basis van een (gunstige) eindloonregeling.
art. 7:611 BWvoortvloeiende verplichting van goed werkgeverschap met name heeft
ingevuld aan de hand van de uit art. 58 Pwvoortvloeiende verplichting tot gelijke behandeling. Art. 58 Pw (i) staat toe dat onderscheid wordt gemaakt naar het moment waarop de dienstbetrekking is geëindigd en tussen gepensioneerden en gewezen deelnemers, (ii) is niet van toepassing op werkgevers maar alleen op pensioenuitvoerders, en (iii) is bovendien pas van toepassing indien daadwerkelijk een toeslag wordt betaald, aldus de klacht.
art. 58 Pwniet ziet op actieven en daarom niet kan worden ontdoken door een nieuwe pensioenregeling overeen te komen die alleen voor actieven geldt, aldus het middel. [46]
de werkgever. Het is juist dat deze bepaling zich strikt genomen uitsluitend richt tot de pensioenuitvoerder, niet alleen omdat zij in hoofdstuk 4 van de Pensioenwet staat (dat bepalingen met betrekking tot de pensioenuitvoerder bevat) maar ook omdat sinds de inwerkingtreding van de Pensioenwet de – voorheen op grond van de Pensioen- en Spaarfondsenwet bestaande – mogelijkheid van toeslagverlening door de werkgever is komen te vervallen. [47] De pensioenuitvoerder is de enige partij die een toeslag kan verlenen. [48] Dit betekent echter niet dat het verbod van art. 58 Pw de werkgever niet zou regarderen. [49] De pensioenuitvoerder voert de pensioenovereenkomst uit. Daarom zal een met art. 58 Pw strijdig onderscheid doorgaans te zijn herleiden tot de werkgever.
vraag of Euronext art. 58 Pw heeft geschonden. Volgens het hof is dat het geval. Het hof preciseert niet of Euronext het eerste lid, het derde lid dan wel die beide leden heeft geschonden. Ik bespreek de klachten van Euronext in een iets andere volgorde dan het middel aanhoudt:
dezelfde pensioenregelingvallen onjuist, dan wel onbegrijpelijk, nu de pensioenregeling voor de actieven voortvloeit uit een andere pensioenovereenkomst – namelijk de CAO 2014. De pensioenovereenkomst waar VPE c.s. onder vallen is de pensioenovereenkomst zoals opgenomen in het personeelshandboek en/of de CAO 2012. Daarnaast is de pensioenregeling inhoudelijk verschillend. VPE c.s. bouwden pensioen op in een (gedeeltelijke) eindloonregeling; de actieven bouwen enkel nog pensioen op in een middelloonregeling. [50] De voorwaardelijke indexatie voor VPE c.s. werd bekostigd uit beleggingsrendement; voor de actieven uit een geoormerkt depot. Ook gold bij de CAO 2014 een hogere pensioenleeftijd. [51]
objectvan indexatie) onder dezelfde pensioenregeling zijn opgebouwd, ook als de
grondslagvoor indexatie is neergelegd in een andere pensioenovereenkomst met een andere pensioenregeling. Daarmee geeft het hof een onjuiste uitleg van het begrip ‘pensioenregeling’. De op 1 januari 2014 actieven zijn vanaf het moment dat zij bij Euronext uit dienst (zullen) treden aan te merken als gepensioneerden of gewezen deelnemers in de door DL voor Euronext uitgevoerde pensioenregeling. VPE c.s. kwalificeren als gepensioneerden en gewezen deelnemers in de door PMA uitgevoerde pensioenregelingen 2006 en 2012. Dat een indexatieregeling zich tevens uitstrekt tot pensioenrechten en -aanspraken die zijn opgebouwd in een voorafgaande periode waarin een andere pensioenregeling van toepassing was, brengt evenmin mee dat sprake is van één (en dezelfde) pensioenregeling. Het oordeel dat VPE c.s. en de actieven onder dezelfde pensioenregeling vallen is daarom rechtens onjuist, althans ontoereikend gemotiveerd.
daadwerkelijke indexatieverlening. Art. 58 Pw is immers alleen van toepassing indien (mijn onderstreping) “
een ouderdomspensioenrecht (…)wordt verhoogddoor middel van een toeslag (…)”. Zolang geen sprake is van daadwerkelijke toeslagverlening – lees: een ouderdomspensioenrecht wordt (nog) niet verhoogd – kan er geen schending zijn van art. 58 Pw). Overigens blijkt niet uit de gedingstukken dat in de periode 2014 – 2019 indexatie heeft plaats gevonden ten behoeve van hen die op 1 januari 2014 actief waren. De meeste pensioenen zijn overigens al minstens 12 jaar niet geïndexeerd.
toepassingsbereik van art. 58 Pwvalt. Zoals ik hiervoor in 4.6-4.7 heb opgemerkt, is art. 58 Pw niet van toepassing op een verschil in behandeling van inactieven ten opzichte van actieven. Van een schending van
het eerste lidart. 58 Pw is hier in elk geval geen sprake, omdat een onderscheid tussen direct-gepensioneerden en gepensioneerden die vóór hun pensioen gewezen deelnemer waren niet aan de orde is. Schending van
het derde lidvan art. 58 Pw doet zich evenmin voor, nu geen onderscheid wordt gemaakt tussen de pensioenrechten van gepensioneerden en de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers. Van een schending van art. 58 Pw kan enkel sprake zijn als de pensioenrechten van
gepensioneerdenworden geïndexeerd.
tussen gewezen deelnemersniet onder het verbod van art. 58 lid 3 Pw valt, omdat die bepaling alleen voorschrijft dat ‘slapers’ dezelfde toeslag moeten ontvangen als gepensioneerden, en dan alleen indien zij deelnemen aan dezelfde pensioenregeling.
dat Euronext haar na 1 januari 2014 uit dienst getreden gewezen deelnemers en gepensioneerden en de leden van VPE gelijk moet behandelen voor de toeslagverlening op basis van de prijsindex.” Evenwel maakt het hof geen onderscheid tussen de indexatie van (i) pensioenaanspraken van actieven die na 1 januari 2014 uit dienst treden en onder de pensioenregeling met DL de status van
gewezen deelnemerverkrijgen en (ii) pensioenrechten van actieven die na 1 januari 2014 uit dienst treden en daarbij direct de status van
gepensioneerdeverkrijgen. Het verbod van art. 58 Pw is op die eerste groep niet van toepassing. In zoverre is het oordeel van het hof onjuist en slaagt de klacht.
nietop grond van art. 58 Pw is verboden, tóch in strijd zou zijn met (sec) de norm van goed werkgeverschap als bedoeld in art. 7:611 BW. Indien het hof, in afwijking van mijn lezing van het arrest, wél heeft bedoeld te oordelen dat art. 7:611 BW een zelfstandige basis vormt om het gemaakte onderscheid te verbieden, dan heeft het onvoldoende inzicht in zijn gedachtegang gegeven. [55]
onderdeel 4.2over de door het hof gegeven uitleg en toepassing van art. 58 Pw doel treffen.
opbouwen, bestaat er een verplichting tot onderbrenging van de pensioenovereenkomst bij een pensioenuitvoerder teneinde die aanspraken veilig te stellen. Of een dergelijke noodzaak en verplichting ook bestaat ten aanzien van inactieven (die geen nieuwe pensioenaanspraken meer opbouwen), valt te betwijfelen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat externe onderbrenging niet meer opportuun is als de verwerving van pensioenaanspraken is opgehouden. [57] Er is voor de werkgever dan geen verplichting meer om de in het kader van een eerder ondergebrachte pensioenregeling gesloten uitvoeringsovereenkomst in stand te houden. [58] Euronext was op 31 december 2013 daarom alleen gehouden te voorzien in een UVO voor de actieven.
onderdeel 4.3ook slaagt.
de verplichtingrustte om PMA op de voet van art. 83 Pw een verzoek tot collectieve waardeoverdracht te doen, nu het hier gaat om een wettelijke
bevoegdheid(zie 4.12 en 4.14). Indien het hof heeft geoordeeld dat Euronext
verplichtwas die bevoegdheid uit te oefenen (daar lijkt het op), dan stel ik vast dat uit het oordeel van het hof niet voldoende blijkt waar deze verplichting dan op zou zijn gebaseerd. Juist omdat waardeoverdracht aan een andere pensioenuitvoerder ook kan worden gerealiseerd op grond van art. 84 Pw, dient een dergelijke verplichting niet snel te worden aangenomen. Ik wijs er nog op dat het (voorgenomen) besluit van PMA tot liquidatie en collectieve waardeoverdracht door de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan van PMA positief is beoordeeld.
onderdeel 4.4.
veronderstellingdat de pensioenovereenkomst, goed werkgeverschap, art. 58 Pw en/of art. 23 Pw Euronext verplichtten zich in te spannen voor het behoud van de (voorwaardelijke) indexatie voor de inactieven. In deze rechtsoverwegingen bespreekt het hof het verweer van Euronext dat
alsdie verplichtingen bestaan (anders dan zij had betoogd), Euronext deze eenzijdig heeft gewijzigd (en heeft kunnen wijzigen) op grond van zwaarwegende omstandigheden die maken dat de instandhouding van die verplichtingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor haar onaanvaardbaar is (art. 6:248 lid 2 BW).
nakomingvan financiële verplichtingen die Euronext had op grond van de UVO met PMA, in het bijzonder de verplichting tot (i) betaling van een opslag van 10% op de premie, (ii) betaling van uitvoeringskosten, en (iii) het in overleg met PMA doen van eventuele incidentele bijdragen. In rov. 3.5.12 oordeelt het hof dat Euronext genoemde financiële verplichtingen jegens VPE c.s. heeft op basis van de
pensioenovereenkomstomdat de financiële verplichtingen uit de UVO daarin zijn geïncorporeerd. In rov. 3.5.18 gaat het hof in op de vraag in hoeverre de
UVOeen begunstiging (en corresponderend derdenbeding) inhoudt op grond waarvan VPE c.s. nakoming van de financiële verplichtingen van Euronext in de UVO kunnen vorderen. Twee verschillende routes zouden dus leiden tot hetzelfde resultaat.
de op Euronext rustende zorgplichtuitsluitend voortvloeit uit de verplichting uit goed werkgeverschap (7:611 BW), zoals de kantonrechter in overweging 11 heeft geoordeeld. Mede gezien hetgeen hiervoor is overwogen inzake de vierde en vijfde grief in principaal appel, stelt VPE c.s. terecht dat de samenhang tussen de pensioenovereenkomst, de ter uitvoering daarvan gesloten UVO met PMA en de vastlegging van de verplichtingen van PMA tegenover haar (gewezen) deelnemers en gepensioneerden in de pensioenreglementen 2006 en 2012, er toe leidt dat
Euronext- naast de uit goed werkgeverschap voortvloeiende zorgplicht en naast het gebod van gelijke behandeling -
op grond van de pensioenovereenkomst gehouden was om aan PMA al die betalingen te (blijven) verrichten die nodig waren om de pensioenovereenkomst na te komen. Het gaat dan om betaling van (1) de met PMA overeengekomen
premieopslag van 10%van de verschuldigde premie voor de basispensioenregeling tot dat volledige indexatie, zowel voor de actieven als voor de slapers en gepensioneerden, weer mogelijk zou zijn en kortingen ongedaan zouden zijn gemaakt, (2)
de uitvoeringskosten voor de tot 1 januari 2014 opgebouwdepensioen
rechtenen -aanspraken en (3) eventuele
andere incidentele betalingen. Euronext is - naar het hof uit de feitelijke gang van zaken afleidt - op dezelfde grondslagen met haar nieuwe pensioenuitvoerder DL een indexatiedepot overeengekomen waarin zij een eenmalige storting heeft gedaan en Euronext betaalt aan DL alle uitvoeringskosten.
Aan die verplichting tegenover VPE c.s. is geen einde gekomen door de opzegging van de UVO met PMA.
De voor 1 januari 2014 gewezen werknemers en gepensioneerden, waaronder de leden van VPE,
hebben er net ais de werknemers, gewezen werknemers en gepensioneerden van Euronext na 1 januari 2014
recht en belang bij dat Euronext zodanige betalingen verricht aan een pensioenuitvoerder(bijvoorbeeld DL)
dat de korting van 1,55% op hun pensioenen ongedaan wordt gemaakt en hun indexatieverwachting door die pensioenuitvoerder gestand wordt gedaanop dezelfde wijze als PMA dat zou hebben kunnen doen bij doorlopende ontvangst van de tussen Euronext en PMA overeengekomen betalingen (buiten de premie voor toekomstige opbouw van pensioen en de uitvoeringskosten daarvoor die door Euronext al worden betaald aan DL en in aanvulling op de indexatie koopsommen of premies die Euronext al heeft gestort bij DL). Juist omdat Euronext eenzijdig een einde heeft gemaakt aan die UVO, kan zij tegenover VPE c.s. geen beroep doen op beëindigingsvoorwaarden in de UVO, zoals zij in onderdeel 5 van haar verweer in het incidentele appel doet. Grief 2 in incidenteel appel treft dus doel.”
Met VPE c.s. is het hof van oordeel dat de UVO’s tussen Euronext en PMA een begunstiging inhouden van de deelnemers in de pensioenregelingen, als bedoeld in artikel 6:253 BW. Euronext miskent in haar verweer dat die begunstiging direct voortvloeit uit het systeem van de PW, dat in beginsel meebrengt dat de werknemers van Euronext, anders dan geoordeeld door de kantonrechter, na aanvaarding van het derdenbeding partij bij de uitvoeringsovereenkomst zijn (art. 6:254 lid 1 BW).
Toetreding door een werknemer tot een pensioenovereenkomst houdt een aanvaarding van het derdenbeding in de UVO in. Daarom is de pensioenuitvoerder verplicht om de werknemer op te nemen als deelnemer in de pensioenregeling en aan die werknemer pensioenaanspraken toe te kennen conform het van toepassing zijnde pensioenreglement. Al hetgeen Euronext in haar verweer in het incidentele appel naar voren brengt gaat voorbij aan het hiervoor overwogene dat
juiste nakoming van de pensioenovereenkomst tevens inhoudt juiste nakoming van de UVO. Anders dan Euronext stelt
is Euronext met PMA (aanvullende) betalingsverplichtingen overeengekomen die er toe strekten dat PMA de pensioenovereenkomsten kon uitvoeren. Daarmee is er direct een verband met de nakoming van de voorwaardelijke indexatieregeling in de pensioenovereenkomst, maar ook met de nakoming van de onvoorwaardelijke pensioentoezegging zonder korting van opgebouwde pensioenaanspraken.”
DSM/Fox(mijn onderstrepingen): [72]
het recht op een pensioenuitkeringheeft bedongen. In de onderhavige zaak heeft de werknemer, [verweerder],
zijn uit deze bepaling voortvloeiende rechtenaanvaard, zodat hij heeft te gelden als
partij bij de tussen de werkgever en het pensioenfonds gesloten overeenkomst(art. 6:254 lid 1 BW). (…)”
onderdelen 9 en 10richten zich tegen het oordeel van het hof dat voldoende aannemelijk is dat VPE c.s. schade hebben geleden. Onderdeel 9 ziet op de verwerping door het hof van een interpretatie van Euronext van een deskundigenrapport. Het hof overweegt in rov. 3.5.14:
niet slagen, dan blijft de basis voor het dictum onder b. in het eindarrest in stand. In dat geval faalt deze klacht wegens gebrek aan belang . Het hof oordeelt in rov. 3.5.14 dat deze overweging enkel ziet op de aannemelijkheid van schade in verband met de verwijzing naar de schadestaatprocedure. Evenwel vernietigt het hof de door de kantonrechter uitgesproken veroordeling tot betaling van schadevergoeding en verwijzing naar de schadestaatprocedure. Er was immers geen reden Euronext daartoe te veroordelen nu de subsidiaire vordering van VPE c.s. is toegewezen (eindarrest, rov. 2.21).
wél slagen, zoals naar mijn mening het geval is, dan ontvalt daarmee de basis voor het dictum onder b. en heeft Euronext belang bij de vraag of schade voldoende aannemelijk in verband met een eventuele verwijzing naar de schadestaat na vernietiging en verwijzing. Tegen deze achtergrond bespreek ik de klacht.
Onderdeel 11is gekant tegen het oordeel van het hof (rov. 3.5.16) dat een causaal verband bestaat tussen het handelen van Euronext en de schade van VPE c.s.:
Onderdeel 11.1betoogt dat dit oordeel onjuist dan wel onbegrijpelijk is. Onderzocht moet namelijk worden of het indexatieperspectief in stand zou zijn gebleven indien het besluit tot beëindiging van de UVO niet zou zijn genomen. Als de schade ook in dat geval zou zijn ontstaan omdat geen reële kans op indexatie bestond, ontbreekt het causaal verband. Deze vraag heeft het hof niet onderzocht. Het hof herhaalt slechts waarom Euronext de UVO niet mocht beëindigen en dat die beëindiging leidde tot de waardeoverdracht aan DL. Euronext heeft onderbouwd dat ook als de UVO was voorgezet, geen reële kans bestond op indexatie.
Onderdeel 11.2voegt daaraan toe dat het oordeel onjuist en onbegrijpelijk is omdat de dekkingsgraad van PMA voldoende was om als gesloten fonds door te gaan, waarmee collectieve waardeoverdracht kon worden vermeden. Het hof maakt niet duidelijk waarom bij voortzetting van PMA als gesloten fonds indexatieperspectief zou zijn blijven bestaan.
condicio sine qua nonverband dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de feitelijke situatie (de vaststelling van hetgeen daadwerkelijk is voorgevallen) en de hypothetische situatie zonder de onrechtmatige gedraging (de vaststelling van hetgeen zou zijn gebeurd zonder de normschending). [89]
Onderdeel 12bouwt voort op het voorgaande en faalt.
zolang het pensioenfonds in een tekortsituatie verkeert”. De opslag op de premie was overeengekomen in het kader van het langetermijnherstelplan, dat was opgesteld ter herstel van het reservetekort. Op 1 januari 2014 is PMA in liquidatie gegaan. Vanaf die datum zijn uitgewerkt de afspraken die sedert 2008 tussen PMA en Euronext zijn gemaakt om de vermogenspositie van PMA te versterken en was ook het herstelplan niet langer van toepassing. Mij lijkt niet goed mogelijk dat betalingsverplichtingen voor de periode na 1 januari 2014 kunnen worden gebaseerd op niet meer bestaande afspraken uit de periode daarvoor. Nu het hof de jaarlijkse premieopslag van 8,25% onderbouwt als zijnde het
pro rataaan de gepensioneerden en gewezen deelnemers toebehorende deel van de premieopslag van 10% uit de UVO met PMA, berust die premieopslag mijns inziens op een onjuiste grondslag.
Onderdeel 15richt zich tegen rov. 2.2.3:
Verder kan een dergelijke handelwijze in strijd komen met artikel 58 lid 1 en 3 Pw. Zodra pensioengerechtigden, die op 1 januari 2014 nog actieve deelnemers waren, een toeslag krijgen, die, zoals hiervoor geconstateerd, ook betrekking heeft op de pensioenaanspraken die onder de PMA-regeling zijn opgebouwd, dienen de slapers die voor 1 januari 2014 geen dienstverband meer hadden met EA, op de voet van artikel 58 lid 3 Pw ook eenzelfde toeslag te ontvangen.’
Onderdeel 16richt zich tegen rov. 2.5 en 2.6:
dit moment is niet voor ons te achterhalen welke koopsom voor uitvoeringskosten bij de collectieve waardeoverdracht in rekening is gebracht. Wij kunnen daarom ook niet bevestigen dat dat 2% van de technische voorziening is geweest.”
Onderdeel 16valt deze rechtsoverwegingen aan als onbegrijpelijk omdat niet valt te achterhalen welke koopsom voor uitvoeringskosten bij de collectieve waardeoverdracht in rekening is gebracht en of dat 2% van de TV is geweest. Uit de mededelingen van DL blijkt niet dat 5% van de uitvoeringskosten is verwerkt in de koopsom of dat een tekort van 3% is afgewenteld op VPE c.s. door de pensioenkorting van 1,55%.
Onderdeel 17valt rov. 2.13 aan, dat luidt:
zolang het pensioenfonds in een tekortsituatie verkeert”. Voorts is de opslag op de premie specifiek overeengekomen in het kader van het langetermijnherstelplan, dat is opgesteld ter herstel van het
reservetekort. Van een reservetekort was sprake (zoals het hof vaststelt in rov. 2.11) wanneer het pensioenfonds een dekkingsgraad had tussen de 104,3% en 126,9%. [96] Bij TV van 108,1% verkeert het fonds nog steeds in de tekortsituatie waarvoor de premieopslag was voorzien. In dat licht is het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk.
Onderdeel 18richt zich tegen rov. 2.17 en 2.19, waarin het hof overweegt:
het behartigen van de belangen van haar leden in de meest ruime zin”, en dus niet mede tot behartiging van de belangen van gewezen deelnemers en gepensioneerden die geen lid zijn. Bovendien is het oordeel inconsistent met andere overwegingen uit het eindarrest (in het bijzonder rov. 2.2.1 en 2.5) waarin het hof, samengevat, oordeelt dat de door de kantonrechter toegewezen verklaring voor recht geen betrekking heeft op hen die geen lid zijn van VPE, en dat het hof de veroordeling tot reparatie van pensioenaanspraken en pensioenrechten van niet-leden niet juist acht.
Onderdeel 19richt zich tegen rov. 2.20:
Onderdeel 20bouwt voort op alle voorgaande onderdelen 4-19 en slaagt.
5.Bespreking van het middel in het incidentele cassatieberoep
pro rataaan de inactieven toekomende deel van de 10% premieopslag die Euronext met PMA was overeengekomen in de UVO. Van die verplichting kunnen VPE c.s. geen nakoming (meer) vorderen om de redenen als genoemd bij de bespreking van onderdelen 8, 13 en 14. Bovendien moet een deel van de 8,52% van de jaarpremie worden toegerekend aan gewezen deelnemers en gepensioneerden die VPE niet vertegenwoordigt, zoals uiteengezet in de bespreking van onderdeel 18. Om deze redenen treft het middel geen doel.
6.Slotsom en afdoening
Onderdeel 4is terecht voorgesteld (zie 4.26-4.60). Datzelfde geldt voor de onderdelen
8, 13 en 14(zie 4.74-4.86). Daarmee ontvalt de basis aan de in het dictum van het eindarrest onder a) en b) aan Euronext opgelegde betalingsverplichtingen en, in het verlengde daarvan, aan de onder c) aan Euronext opgelegde verplichting ervoor te zorgen dat DL, of een andere pensioenuitvoerder, meewerkt aan de veroordelingen onder a) en b).
onderdeel 18en de algemene voortbouwklacht in
onderdeel 20(zie 4.127 en 4.132), waardoor rov. 2.19 en 2.21 van het eindarrest niet in stand kunnen blijven. Aan de
onder b van het dictumopgelegde betalingsverplichting ontvalt daarmee de basis voor zover deze verplichting ziet op gewezen deelnemers en gepensioneerden die geen lid zijn van VPE.