3.5Het hof oordeelt als volgt.
3.5.1Anders dan Euronext betoogt maar VPE c.s. gemotiveerd hebben bestreden, is VPE in haar onderhavige vorderingen ontvankelijk. VPE is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, de statutaire doelomschrijving van VPE,
het behartigen van de belangen van haar leden in de meest ruime zinis toereikend om op te komen voor de in deze procedure aan de orde zijnde pensioenbelangen van haar leden, gewezen werknemers van Euronext en de onderhavige belangen lenen zich voor een collectieve actie. De eerste grief in principaal appel faalt; de eerste grief in incidenteel appel slaagt.
3.5.2De vierde en vijfde grief in principaal appel en grief twee in incidenteel appel lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.5.3Anders dan Euronext in het eerste onderdeel van haar vierde grief bepleit, is de norm van goed werkgeverschap (voortvloeiende uit artikel 7:611 BW) wel degelijk van toepassing op de pensioenovereenkomst als onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Euronext dient zich dus jegens haar gewezen werknemers te gedragen als een goed werkgever, waarbij Euronext niet mag afwijken van dwingendrechtelijke bepalingen van de Pensioenwet (PW), die (ook aanvullende) regels bevat voor de pensioenovereenkomst en de ter uitvoering daarvan te sluiten UVO. VPE c.s. wijzen er terecht op dat Euronext miskent dat de PW in artikel 23 dwingend voorschrijft dat zij een UVO sluit en in stand houdt voor de opgebouwde pensioenaanspraken van haar (gewezen) werknemers en gepensioneerden. Juist omdat in de onderhavige pensioenovereenkomsten naast de nominale pensioentoezegging ook een indexatieperspectief was gegeven - verwezen wordt naar hetgeen hieromtrent hiervoor onder 2.6 is overwogen - , lag het naar het oordeel van het hof op de weg van Euronext om bij de beëindiging van de UVO met PMA een alternatief te zoeken voor de uitvoering van de gehele pensioenovereenkomst en mocht Euronext geen genoegen nemen met de overdracht door PMA aan DL van de (gekorte) nominale pensioenaanspraken en -rechten zonder indexatieperspectief. Immers - anders dan Euronext bepleit en los van het antwoord op de vraag of PMA de toeslagregeling (al dan niet rechtsgeldig) heeft gewijzigd - leidde de overdracht van de nominale pensioenaanspraken- en rechten door PMA aan DL op 31 december 2013 niet tot een (rechtsgeldige) wijziging van de op dat moment bestaande pensioenovereenkomst(en) tussen Euronext en haar (gewezen) werknemers en gepensioneerden, waaronder de leden van VPE. Dit geldt temeer nu Euronext voor de bij haar op 1 januari 2014 nog actief in dienst zijnde werknemers, van wie de bij PMA ondergebrachte pensioenaanspraken (net als de pensioenaanspraken en -rechten van de gewezen deelnemers en gepensioneerden) door PMA zijn overgedragen aan DL, een indexatiedepot heeft gevormd bij DL voor het verlenen van indexaties op hun uitgestelde pensioenaanspraken en -rechten na uitdiensttreding bij Euronext, zoals onder 2.16 uiteen is gezet. Het hof stelt vast dat de tot 1 januari 2014 in de door PMA uitgevoerde pensioenregeling opgebouwde pensioenaanspraken van de werknemers van Euronext vanaf 1 januari 2014 in artikel 2 lid 6 onder e van de CAO, in artikel 7 lid 3 onder 5 van het Reglement Pensioencommissie en in artikel 15 lid 5 van de UVO met DL gelijk worden behandeld met de na 1 januari 2014 opgebouwde pensioenaanspraken voor de toepassing van de loonindexatie tijdens de opbouwfase en prijsindexatie na uitdiensttreding of pensionering. VPE c.s. hebben terecht aangevoerd dat die bijzondere behandeling in de CAO, het reglement van de pensioencommissie en de UVO met DL niet nodig zou zijn geweest als de voor 1 januari 2014 bij PMA opgebouwde pensioenaanspraken door waardeoverdracht zouden zijn overgegaan naar DL. Nu Euronext er voor heeft gekozen om sommige gewezen deelnemers in de door PMA uitgevoerde pensioenregelingen 2006 en 2012, namelijk de op 1 januari 2014 actieven, anders te behandelen dan andere gewezen deelnemers en gepensioneerden in die pensioenregelingen, heeft Euronext niet alleen gehandeld in strijd met haar verplichtingen uit artikel 7:611 BW maar ook met het bepaalde in artikel 58 PW.
3.5.4Anders dan Euronext bij pleidooi nog heeft betoogd, richt het verbod onderscheid te maken tussen verschillende groepen (gepensioneerde) werknemers zich ook tot de werkgever. Het is immers de werkgever die in de pensioenovereenkomst (CAO) en in de UVO met DL het in artikel 58 PW verboden onderscheid tussen actieven en niet-actieven creëert door pensioenrechten en pensioenaanspraken uit dezelfde pensioenregelingen (de door PMA voor Euronext uitgevoerde pensioenregelingen 2006 en 2012) niet voor alle daarbij betrokkenen gelijk te behandelen. Op grond van het bepaalde in artikel 58 PW is Euronext gehouden om met DL als opvolgende uitvoerder van de oorspronkelijk door PMA uitgevoerde pensioenregeling een (aanvullende) UVO af te sluiten waarin een gelijkwaardige indexatieregeling wordt vastgelegd voor alle pensioenaanspraken en -rechten van gewezen deelnemers en gepensioneerden die (nog) niet worden bestreken door de indexatieregeling in de UVO met DL voor de toekomstige opbouw na 1 januari 2014 en de indexatieregeling voor de voor 1 januari 2014 bij PMA opgebouwde pensioenaanspraken. Het zou anders wel heel eenvoudig zijn voor een werkgever om artikel 58 PW te ontduiken door aan de actieven een nieuwe pensioenregeling aan te bieden en die te laten uitvoeren door een nieuwe uitvoerder en daarbij alleen de opgebouwde aanspraken van actieven in de indexatieregeling te betrekken. Het voor overwogene geldt nog los van het antwoord op de vraag of DL door overname van de pensioenaanspraken en -rechten niet in de plaats van PMA is getreden in de laatst geldende UVO tussen Euronext en PMA. Immers, gelijk VPE c.s. terecht hebben gesteld, schrijft artikel 23 PW voor dat Euronext de door haar met haar werknemers gesloten pensioenovereenkomsten bij een toegelaten uitvoerder onderbrengt door onmiddellijk een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst te sluiten en in stand te houden. VPE c.s. stelt daarom terecht dat het op de weg van Euronext had gelegen om aan PMA te verzoeken de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten van alle (gewezen) werknemers en gepensioneerden van Euronext over te dragen aan DL op de wijze als voorzien in artikel 83 PW. Het feit dat Euronext altijd aan haar door de certificerende actuaris goedgekeurde verplichtingen jegens PMA heeft voldaan en dat noch de deelnemersraad van PMA, noch het verantwoordingsorgaan van PMA, noch DNB bezwaren hebben gemaakt tegen de gang van zaken bij PMA en de waardeoverdracht bij liquidatie van PMA, doet niet af aan de verplichtingen van Euronext uit hoofde van de pensioenovereenkomsten tussen haar en haar (gewezen) werknemers, onder andere de leden van VPE, en haar verplichtingen uit hoofde van de artikelen 23 en 58 PW.
3.5.5De stelling van Euronext in het tweede onderdeel van grief 4 dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid de werking van het goed werkgeverschap beperkt omdat de voorwaarden van de indexatieverlening, de voorwaarden van de beëindiging van de uitkeringsovereenkomst of de voorwaarden voor een CWO volledig zouden zijn geregeld in de pensioenovereenkomst of de PW is onjuist.
3.5.6Euronext heeft aangevoerd dat de door haar doorgevoerde eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst met de leden van VPE gerechtvaardigd was op grond van de in het derde onderdeel van de vierde grief genoemde zwaarwegende omstandigheden, te weten:
- dat Euronext bij beëindiging van de UVO de belangen van de leden van VPE en haar actieve werknemers evenwichtig heeft afgewogen;
- dat de leden van VPE pensioen hebben opgebouwd in een eindloonregeling;
- dat Euronext onverplicht EUR 13 miljoen heeft bijgestort.
3.5.7Ter toelichting op de eerste genoemde omstandigheid voert Euronext - kort samengevat - aan dat continuering van de uitvoering van de pensioenregeling van Euronext door PMA wegens het beëindigen van de UVO door de andere werkgevers, tot een disproportionele kostenstijging voor Euronext zou hebben geleid. Het hof volgt Euronext niet in dit betoog. Bij continuering zou Euronext immers het grootste deel van de uitvoeringskosten van PMA hebben moeten dragen. Zoals VPE c.s. hebben gesteld, ziet Euronext daarbij over het hoofd dat zij er zelf in de UVO voor had gekozen om een evenredig deel van de jaarlijkse uitvoeringskosten voor haar rekening te nemen volgens een andere verdeelsleutel dan haar aandeel in de TV en dat daarom PMA in haar TV maar een kostenopslag van 2% had opgenomen, in plaats van een kostenopslag van 5%, die wel vereist was bij zelfstandige voortzetting van PMA. Zoals VPE c.s. terecht hebben gesteld brengt ook DL uitvoeringskosten in rekening bij en na overname van die verplichtingen van PMA en zal die in de overnamekoopsom hebben verdisconteerd. Als het hof er eenvoudigheidshalve van uitgaat dat die uitvoeringskosten van DL vergelijkbaar waren met de 5% die PMA als kostenopslag in haar TV moest aanhouden, was er dus ten tijde van de overdracht sprake van een tekort van 3% van de over te dragen TV. Dat vormt dan naar het hof met VPE c.s. aanneemt een belangrijke reden dat er uiteindelijk 1,55% korting op de pensioenaanspraken resteerde. De door Euronext in dit verband aangevoerde dekkingsgraadproblematiek bij PMA was al bekend in 2008 en 2009 en had toen juist geleid tot aanvullende financiële afspraken waarbij Euronext onder meer op zich heeft genomen om een extra opslag van 10% op de premie te betalen tot de dekkingsgraad zou zijn hersteld. Euronext draagt naar het oordeel van het hof geen bewijs aan van de stelling dat zij er een zwaarwegend belang bij had om een einde te maken aan haar verplichting om de jaarlijkse uitvoeringskosten van PMA te dragen en om 10% opslag op de premie te betalen. Integendeel, het feit dat Euronext wel een indexatiedepot heeft gevormd in de nieuwe UVO met DL voor de actieve deelnemers bewijst dat Euronext wel over middelen beschikt om indexatie van pensioenen te bekostigen.
3.5.8Ter nadere onderbouwing van de hiervoor in 3.5.6 ad 2 genoemde omstandigheid voert Euronext aan dat de leden van VPE in het verleden veel hogere pensioenrechten opbouwden (met een eindloontoezegging, een hoger opbouwpercentage en indexatie) dan de huidige werknemers. Daarom zou het objectief gerechtvaardigd zijn dat Euronext voor de werknemers die op 1 januari 2014 en daarna actief waren wel een depot heeft gevormd voor indexatieregelingen om hen aldus te compenseren voor de versobering van de pensioenregeling en voor de leden van VPE niet. Het hof volgt Euronext niet in dit betoog. Euronext heeft de pensioenregeling per 1 januari 2012 aangepast maar in de aangepaste UVO 2012/2013 geen extra premiecomponent afgesproken met PMA voor een compensatieregeling. Zonder een extra bijdrage werd dus de oorspronkelijke ruimte aan overrendement die mede bestemd was voor de reeds bestaande indexatieregeling voor pensioenaanspraken en -rechten van slapers en gepensioneerden (waaronder de leden van VPE) gedeeltelijk toegerekend aan de actieven. Voor die wijziging draagt Euronext onvoldoende argumenten aan. Dat Euronext dat later, in 2013, ‘gerepareerd’ heeft door in de UVO met DL wel een apart depot op te nemen voor een indexatieverlening op de pensioenaanspraken van de actieven zo lang zij in dienst bleven, doet daar niet aan af. Hier geldt, zoals hiervoor onder 3.5.7 ook werd overwogen dat Euronext het indexatiedepot bij DL mede heeft gevormd voor de ‘slapersrechten’ van haar actieven in het PMA-contract van DL, hetgeen als een gerechtvaardigde compensatie voor die actieven kan worden gezien (alle opgebouwde aanspraken van actieven worden dan immers gelijk behandeld gedurende het dienstverband), maar ook voor alle pensioenaanspraken van haar gewezen deelnemers en gepensioneerden na uitdiensttreding na 1-1-2014. Juist op dat punt is de indexatieregeling in strijd met het gebod van artikel 58 PW (zie 3.5.4).
3.5.9In 3.5.6 ad 3 voert Euronext aan dat zij onverplicht bedragen van € 1.360.000,- en € 11.759.437,- heeft betaald aan PMA en een aantal jaren een opslag van 10% op de jaarpremie en dat de kantonrechter daar ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden bij haar oordeel. Het hof volgt Euronext daarin niet omdat de beide eenmalige betalingen en de 10% opslag het resultaat zijn van onderhandelingen tussen Euronext en PMA als voorzien in de UVO ter uitvoering van de (ongewijzigde) pensioenovereenkomsten 2006 en 2012. Uit niets blijkt dat Euronext heeft bedongen dat in ruil voor die aanvullende bijdragen de indexatieregeling voor de leden van VPE (en andere gerechtigden) in de pensioenovereenkomsten, de UVO en de pensioenreglementen zou vervallen. Dat staat nog los van het feit dat uit de afspraken van Euronext met DL voor de actieven na 1 januari 2014 volgt dat de indexatietoezegging voor de actieven per die datum niet is vervallen en zelfs werd versterkt met een direct bij het aangaan van de UVO met DL bij DL voor dat doel gevormd depot. Hoe dan ook geldt dat Euronext de overeengekomen extra bijdrageverplichting van 10% had moeten blijven betalen zo lang PMA in dekkingstekort verkeerde en dat zij de bijdrage in de uitvoeringskosten van PMA voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken eenzijdig heeft beëindigd voor de toekomst.
3.5.10Samenvattend is het hof van oordeel dat Euronext zich niet als goed werkgever heeft gedragen door zich eenzijdig te onttrekken aan de verplichtingen uit hoofde van de pensioenovereenkomst met de leden van VPE en de ter uitvoering daarvan gesloten UVO, terwijl de hiervoor genoemde omstandigheden onvoldoende zwaarwegend waren om de eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst en de UVO te rechtvaardigen. Daarnaast heeft Euronext niet aangetoond dat aanvaarding van de wijziging van de pensioenovereenkomst en de UVO in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de leden van VPE gevergd kon worden. Tenslotte past Euronext vanaf 1 januari 2014 een aangepaste indexatieregeling voor haar actieven toe die zij volgens het gebod van artikel 58 PW ook zou hebben moeten toepassen op de pensioenaanspraken en -rechten van haar gewezen werknemers en gepensioneerden, waaronder de leden van VPE.
Hiermee falen alle onderdelen van de vierde grief van Euronext.
3.5.11Grief 5 van Euronext richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat Euronext tekort is geschoten in de nakoming van de pensioenovereenkomst omdat de wijziging van de indexatiebepaling onrechtmatig is. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot grief 4, faalt ook de vijfde grief. Euronext gaat er ten onrechte van uit dat alleen PMA de indexatieregeling kon wijzigen, omdat de indexatietoezegging van Euronext in de pensioenovereenkomsten met het tot stand komen van de UVO zou zijn overgedragen aan PMA. PMA voert de indexatieregeling in de pensioenovereenkomsten echter alleen maar uit en heeft die overgenomen in haar pensioenreglement en mede langs die weg maakt de indexatieregeling op zich weer deel uit van de pensioenovereenkomst.
3.5.12Met grief 2 in incidenteel appel stelt VPE c.s. vervolgens ter discussie of de op Euronext rustende zorgplicht uitsluitend voortvloeit uit de verplichting uit goed werkgeverschap (7:611 BW), zoals de kantonrechter in overweging 11 heeft geoordeeld. Mede gezien hetgeen hiervoor is overwogen inzake de vierde en vijfde grief in principaal appel, stelt VPE c.s. terecht dat de samenhang tussen de pensioenovereenkomst, de ter uitvoering daarvan gesloten UVO met PMA en de vastlegging van de verplichtingen van PMA tegenover haar (gewezen) deelnemers en gepensioneerden in de pensioenreglementen 2006 en 2012, er toe leidt dat Euronext – naast de uit goed werkgeverschap voortvloeiende zorgplicht en naast het gebod van gelijke behandeling – op grond van de pensioenovereenkomst gehouden was om aan PMA al die betalingen te (blijven) verrichten die nodig waren om de pensioenovereenkomst na te komen. Het gaat dan om betaling van (1) de met PMA overeengekomen premieopslag van 10% van de verschuldigde premie voor de basispensioenregeling tot dat volledige indexatie, zowel voor de actieven als voor de slapers en gepensioneerden, weer mogelijk zou zijn en kortingen ongedaan zouden zijn gemaakt, (2) de uitvoeringskosten voor de tot 1 januari 2014 opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken en (3) eventuele andere incidentele betalingen. Euronext is – naar het hof uit de feitelijke gang van zaken afleidt – op dezelfde grondslagen met haar nieuwe pensioenuitvoerder DL een indexatiedepot overeengekomen waarin zij een eenmalige storting heeft gedaan en Euronext betaalt aan DL alle uitvoeringskosten.
3.5.13Het door Euronext in het incidentele appel gevoerde verweer dat de verplichtingen uit hoofde van de UVO niet geïncorporeerd zijn in de individuele pensioenovereenkomsten van Euronext of de pensioenreglementen van PMA, gaat niet op omdat Euronext de pensioenovereenkomsten juist nakomt door de afspraken die zij heeft gemaakt in de UVO en daarvan afgeleide afspraken. Aan die verplichting tegenover VPE c.s. is geen einde gekomen door de opzegging van de UVO met PMA. De voor 1 januari 2014 gewezen werknemers en gepensioneerden, waaronder de leden van VPE, hebben er net als de werknemers, gewezen werknemers en gepensioneerden van Euronext na 1 januari 2014 recht en belang bij dat Euronext zodanige betalingen verricht aan een pensioenuitvoerder (bijvoorbeeld DL) dat de korting van 1,55% op hun pensioenen ongedaan wordt gemaakt en hun indexatieverwachting door die pensioenuitvoerder gestand wordt gedaan op dezelfde wijze als PMA dat zou hebben kunnen doen bij doorlopende ontvangst van de tussen Euronext en PMA overeengekomen betalingen (buiten de premie voor toekomstige opbouw van pensioen en de uitvoeringskosten daarvoor die door Euronext al worden betaald aan DL en in aanvulling op de indexatie koopsommen of premies die Euronext al heeft gestort bij DL). Juist omdat Euronext eenzijdig een einde heeft gemaakt aan die UVO, kan zij tegenover VPE c.s. geen beroep doen op beëindigingsvoorwaarden in de UVO, zoals zij in onderdeel 5 van haar verweer in het incidentele appel doet. Grief 2 in incidenteel appel treft dus doel.
3.5.14Met grief 2 in principaal appel bestrijdt Euronext dat er sprake is van schade als gevolg van de beëindiging van de UVO. VPE c.s. stellen daartegenover terecht dat het voor de toewijzing van een vordering tot vergoeding van schade op te maken bij staat voldoende is dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Die mogelijkheid is voldoende aannemelijk. Euronext gaat er in haar betoog ten onrechte aan voorbij dat bij ongestoorde voortzetting van de UVO zij jaarlijks 10% van de jaarlijkse premie had moeten voldoen aan PMA tot de dekkingsgraad was hersteld, waardoor er perspectief zou komen op indexatie uit het eigen vermogen boven de TV en het MVEV, zoals VPE c.s. hebben gesteld. Volgens het geldende indexatiebeleid zou PMA immers al gedeeltelijke indexaties hebben verleend op de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieven (loonindex) en van de slapers en op de pensioenrechten van de gepensioneerden (prijsindex tot maximaal 6%) bij een dekkingsgraad boven 105%. Totdat het volledige vereist eigen vermogen (VEV) zou zijn bereikt moest Euronext 10% premieopslag betalen, ook als het overrendement van PMA zou worden gebruikt voor (gedeeltelijke) indexering. Door de beëindiging van de UVO en het niet overeenkomen van een alternatief met DL, heeft Euronext de kans op overrendement en daarmee de mogelijkheid tot indexatieverlening tot nihil teruggebracht. Euronext stelt dat al voor 1 januari 2014 duidelijk was dat PMA niet kon herstellen, maar die stelling heeft zij niet onderbouwd. VPE c.s. stelt terecht dat als Euronext zich had gehouden aan de verplichtingen uit de pensioenovereenkomsten (2006 en 2012) en de ter uitvoering daarvan gesloten UVO, het indexatieperspectief zou zijn blijven bestaan. Het illusoir maken van dat indexatieperspectief door beëindiging van de UVO kan leiden tot schade.
3.5.15Euronext heeft kennelijk onderkend dat haar actieve werknemers (ook) schade zouden ondervinden en daarvoor een oplossing getroffen. Zoals het hof heeft overwogen onder 3.5.4, overtreedt Euronext met die oplossing het gebod van artikel 58 PW. De in 5.8 en 5.9 van de MvG door Euronext geciteerde dwingendrechtelijke regels voor indexatie (artikel 15 Besluit FTK), die de kans op indexatie zouden beperken, dateren van na 2014 en waren derhalve niet van toepassing in 2012/2013, zodat Euronext daar geen beroep op kan doen. Grief 2 in principaal appel faalt.
3.5.16Met haar derde grief voert Euronext aan dat de kantonrechter in zijn oordeel ten onrechte is uitgegaan van een causaal verband tussen het besluit van Euronext om de UVO te beëindigen en niet te kiezen voor een waardeoverdracht naar haar nieuwe pensioenuitvoerder DL en het verloren gaan van het indexatieperspectief. Volgens Euronext is dat perspectief verloren gegaan door het liquidatiebesluit van PMA en het besluit van PMA tot een CWO aan DL. Hiervoor is reeds overwogen dat de besluiten van Euronext om (i) de UVO met PMA niet te continueren (maar in zee te gaan met DL), (ii) de opgebouwde pensioenaanspraken van al haar (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden niet te laten overdragen aan DL en (iii) een indexatieregeling in stand te houden voor haar per 1-1-2014 aanwezige actieven, onaanvaardbare wijzigingen inhouden van de pensioenovereenkomsten.. Ten gevolge van die beslissingen werd PMA, zoals VPE c.s. ook heeft gesteld, gedwongen te besluiten tot liquidatie en tot CWO aan DL. Euronext weigerde immers nog langer (herstel)betalingen te verrichten en de uitvoeringskosten te betalen zoals in de UVO overeengekomen. Ook de derde grief van Euronext faalt.
3.5.17Volgens de toelichting bij grief 6 in principaal appel zou de gevorderde verklaring voor recht van VPE c.s. onvoldoende bepaalbaar zijn en had de Kantonrechter deze daarom niet mogen toewijzen. Uit al het voorgaande blijkt genoegzaam dat de vordering voldoende bepaalbaar is, zodat ook deze grief van Euronext faalt.
3.5.18Met de derde grief in incidenteel appel stellen VPE c.s. het oordeel van de kantonrechter onder 12 ter discussie dat VPE c.s. jegens Euronext geen beroep op nakoming toekomt van de UVO’s met PMA omdat de leden van VPE geen partij zijn bij de UVO.
Met VPE c.s. is het hof van oordeel dat de UVO’s tussen Euronext en PMA een begunstiging inhouden van de deelnemers in de pensioenregelingen, als bedoeld in artikel 6:253 BW. Euronext miskent in haar verweer dat die begunstiging direct voortvloeit uit het systeem van de PW, dat in beginsel meebrengt dat de werknemers van Euronext, anders dan geoordeeld door de kantonrechter, na aanvaarding van het derdenbeding partij bij de uitvoeringsovereenkomst zijn (art. 6:254 lid 1 BW). Toetreding door een werknemer tot een pensioenovereenkomst houdt een aanvaarding van het derdenbeding in de UVO in. Daarom is de pensioenuitvoerder verplicht om de werknemer op te nemen als deelnemer in de pensioenregeling en aan die werknemer pensioenaanspraken toe te kennen conform het van toepassing zijnde pensioenreglement.
Al hetgeen Euronext in haar verweer in het incidentele appel naar voren brengt gaat voorbij aan het hiervoor overwogene dat juiste nakoming van de pensioenovereenkomst tevens inhoudt juiste nakoming van de UVO. Anders dan Euronext stelt is Euronext met PMA (aanvullende) betalingsverplichtingen overeengekomen die er toe strekten dat PMA de pensioenovereenkomsten kon uitvoeren. Daarmee is er direct een verband met de nakoming van de voorwaardelijke indexatieregeling in de pensioenovereenkomst, maar ook met de nakoming van de onvoorwaardelijke pensioentoezegging zonder korting van opgebouwde pensioenaanspraken.
3.5.19Met betrekking tot grief 1 in incidenteel appel is het hof met VPE c.s. van oordeel dat het in de schadestaatprocedure gaat om de vaststelling van relevante feiten en omstandigheden die voor alle leden van VPE, waaronder [X] c.s., gelijk zijn, zodat er geen belemmering is om de schade van alle leden in één schadestaatprocedure op te maken. Dit is ook een logisch vervolg op de door de kantonrechter toegewezen verklaring voor recht dat Euronext jegens de leden van VPE aan wie een voorwaardelijke indexatie is toegezegd toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van hun pensioenovereenkomsten. Nu de grieven van Euronext gericht tegen de toewijzing van de verklaring voor recht en de verwijzing naar de schadestaat procedure worden afgewezen, leidt dat er toe dat in de schadestaatprocedure de schade kan worden vastgesteld van alle leden van VPE, waaronder [X] c.s.. Het daartegen gerichte verweer van Euronext in het incidentele appel gaat er op voorhand van uit dat het in de schadestaat procedure zal gaan om vaststelling van een vervangende schadevergoeding in geld. Het hof kan dat verweer van Euronext, mede gezien het door VPE c.s. gestelde, niet volgen omdat de rechter in de schadestaatprocedure Euronext ook kan veroordelen vastgestelde schade ongedaan te maken, bijvoorbeeld door alsnog de aan de actieve werknemers in het vooruitzicht gestelde indexatie op vóór 1 januari 2014 opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten na uitdiensttreding toe te kennen aan de vóór 1 januari 2014 uit dienst getreden werknemers, dan wel door een eenmalige storting te doen bij een pensioenuitvoerder.. Ook de eerste grief in incidenteel appel slaagt.