Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
eerstemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 2, in het bijzonder wat betreft het bestanddeel 'schennis van de eerbaarheid' en het vereiste opzet op het plegen van 'schennis van de eerbaarheid', niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, althans ontoereikend en/of onbegrijpelijk is gemotiveerd, althans dat het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van het bestanddeel 'schennis van de eerbaarheid' als bedoeld in art. 239 Sr. Voorts zou de bewezenverklaring van ‘te Sassenheim’ niet naar de eis der wet met redenen zijn omkleed.
"Jij bent kankerlelijk". Ik zag dat de man duidelijk opgefokt was. Ik rook door het raam van de buschauffeur dat de adem van de man naar inwendig gebruik van alcohol riekte.
"Ben jij van de politie of zo?"
"Ja dat klopt, ik ben van de politie".Ik hoorde hem door razen: "
Oh ik zie dat je een kind in je auto hebt, wat een kankerlelijk kind, kankerlelijk wijf dat jij er bent".
"Kijk mama, blote billen".
"Waar ben je nou mee bezig, kankerlelijk wijf".Ik hoorde hem schreeuwen
: "Jij bent kanker gek".
"Jij stinkt ook lelijk wijf en je kind is ook kankerlelijk".
contraire aux bonnes moeursis hier vervangen door eene uitdrukking, die als het ware den weerslag geeft op die van art. 260 [
239]. Aanstootelijk voor de eerbaarheid toch is wat de eerbaarheid kwetst of schendt. Bij de ruime opvatting van het begrip zeden in dezen titel is het bovendien noodzakelijk, het hier bedoelde begrip scherp te bepalen’.
4. De schennis van de eerbaarheid (artikel 239 W.v.Sr.)
NJ1976/120 m.nt. Van Veen had het hof de verdachte vrijgesproken, overwegend ‘dat, gelet op de plaats waar en de omstandigheden waaronder verdachte zich geheel bloot op het strand heeft bevonden niet is komen vast te staan dat hij aldus welbewust een voor het normaal ontwikkeld schaamtegevoel kwetsende handeling heeft verricht'. Uw Raad casseerde deze vrijspraak, overwegend dat ‘het bedoelde opzet ook aanwezig is wanneer de dader zich welbewust blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat zijn handelen het normaal schaamtegevoel kwetst’. Voorwaardelijk opzet volstaat derhalve. [7]
NJ2014/149 m.nt. Keijzer. Daarin was aan de verdachte onder meer tenlastegelegd (kort gezegd) dat hij, ter uitvoering van het voornemen om schennis van de eerbaarheid te plegen, een camera onder het omkleedhokje van een ontklede vrouw had gehouden. Het hof had de verdachte vrijgesproken en daarbij overwogen ‘dat de strafbaarstelling ziet op seksuele gedragingen (zoals coïtus, het de aandacht vestigen op ontblote geslachtsdelen, met name exhibitionisme) waarmee anderen (derden) ongewild worden geconfronteerd’. Uw Raad overwoog, met verwijzing naar de memorie van toelichting bij de wetswijziging uit de jaren ’80 [8] , dat art. 239 Sr ‘zich in de eerste plaats (richt) tegen ongevraagde en ongewenste seksueel getinte confrontatie met het menselijk lichaam of delen daarvan’. Uw Raad voegde daaraan een overweging toe die uitloopt op de conclusie dat twee nader genoemde arresten [9] aan ‘het traditionele bereik van art. 239 Sr een uitbreiding (geven) voor die gevallen waarin er – kort gezegd – seksueel contact is geweest tussen de verdachte en het slachtoffer’. Aan dat traditionele bereik van art. 239 Sr doet deze uitbreiding geen afbreuk.
Kijk mama, blote billen’’ (bewijsmiddel 2). De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ‘voor het raam in de bus’ zijn broek deels liet zakken en zijn billen in de richting van het raam van de bus keerde (bewijsmiddel 3). Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard dat hij zijn broek heeft laten zakken en zijn billen heeft ‘getoond aan [verbalisant] in het bijzijn van haar dochtertje en mijn eigen dochter’ (bewijsmiddel 4). Het hof heeft overwogen dat ‘het bewust tonen van de ontblote billen op een openbare plaats waar kinderen aanwezig zijn moet worden gekwalificeerd als een handeling die het normaal ontwikkelde schaamtegevoel kwetst’. Naar het mij voorkomt heeft het hof uit de bewijsmiddelen kunnen afleiden dat het ontbloten van de billen de eerbaarheid schond, en heeft het hof dit oordeel toereikend gemotiveerd. Zoals topless winkelen een schending van de eerbaarheid zou opleveren, doet ook het ontbloten van billen in een bus op dergelijke voor personen buiten die bus zichtbare wijze dat. De enkele omstandigheid dat de verdachte ruzie had gemaakt met aangeefster, doet niet af aan het de eerbaarheid schendende karakter van deze gedraging. Dat het ontbloten van de billen beledigend bedoeld was, zoals de raadsman in zijn pleidooi heeft aangevoerd, doet evenmin aan dat karakter afbreuk.
tweedemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van feit 3, in het bijzonder voor zover inhoudende dat de verdachte aangeefster [verbalisant] beledigde ‘ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening’, niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, althans ontoereikend is gemotiveerd.
NJ2017/472 m.nt. Rozemond van belang. Deze zaak betrof de belediging van drie politieambtenaren die aanwezig waren bij een strafzitting van het Gerechtshof Den Haag. Die strafzitting betrof de vervolging van de verdachte wegens bedreiging van één van de agenten. Tijdens de zitting stak de verdachte meerdere keren zijn middelvinger op en maakte hij pijpbewegingen in de richting van de agenten. Daarvan maakten de politieambtenaren proces-verbaal op. Het hof was van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de politieagenten ‘ten tijde van het tenlastegelegde ook 'terzake van de rechtmatige uitoefening' van hun bediening waren. Daarvan is immers ook sprake wanneer een verbalisant gedurende zijn vrije tijd beledigd wordt in zijn hoedanigheid van politieambtenaar. Daarvan is in casu sprake. De verdachte heeft immers bij de politie verklaard dat hij de mensen die bij het uitroepen van de zaak ook opstonden, herkende als politieagenten. De zaak waarvoor hij op dat moment terechtstond betrof een strafbaar feit tegen één van die agenten gepleegd.’ Uw Raad overwoog:
derdemiddel klaagt dat de motivering van de opgelegde straf onbegrijpelijk is, in het bijzonder omdat het hof daarbij in aanmerking heeft genomen dat de verdachte ter zitting in hoger beroep zou hebben verklaard het tonen van zijn billen nog steeds als een grapje te beschouwen en aldus nog steeds in onvoldoende mate het kwalijke van zijn handelen lijkt in te zien. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep zou blijken dat de verdachte aldaar heeft verklaard dat die gedraging (destijds) als geintje was bedoeld, dat het een impuls was en dat het inderdaad nergens op slaat, dat hij zijn excuses heeft aangeboden aan [verbalisant] en dat hij haar punt wel snapte.
NJ2007/630. Het hof had mede in het licht van ‘de niet onwaarschijnlijke mogelijkheid dat verdachte zich later opnieuw met wapens en opiumwetdelicten zal inlaten’ een zwaardere straf opgelegd dan geëist. Die overweging was volgens Uw Raad niet zonder meer begrijpelijk ‘in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld, en voorts dat het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting en uit de stukken van het geding waarvan aldaar de korte inhoud is medegedeeld, onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat de door het Hof bedoelde recidive in redelijkheid te verwachten is’. Aan deze eis was ook niet voldaan in HR 17 januari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU3447,
NJ2006/303 m.nt. Buruma. Het hof had bij de strafoplegging meegewogen dat ‘de verdachte niet de indruk geeft in te zien dat hem een grote fout te verwijten valt’. Uw Raad vond deze overweging niet begrijpelijk, ‘in aanmerking genomen dat het Hof tot het bewijs heeft gebezigd de verklaring van de verdachte waarin hij erkent dat hij zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat hij de fietsersoversteekplaats is opgereden zonder zich er voldoende van te vergewissen waar het slachtoffer zich bevond’.
vierdemiddel signaleert dat in het bestreden arrest vervangende hechtenis is opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregel en verzoekt Uw Raad deze te vervangen door gijzeling.