ECLI:NL:HR:2015:3356

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
24 november 2015
Zaaknummer
14/06253
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen in uitgaansgelegenheid en de beoordeling van de strafoplegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor ontuchtige handelingen, waarbij hij in een drukke uitgaansgelegenheid een jonge vrouw in haar billen had geknepen. De feiten vonden plaats op 30 september 2012 in discotheek Hollywood te Rotterdam. De aangeefster, samen met vrienden, werd geconfronteerd met de verdachte die haar zonder toestemming in haar billen kneep. Ondanks haar verzoek om afstand te houden, herhaalde de verdachte deze handeling, wat leidde tot een confrontatie waarbij de verdachte de aangeefster ook in haar gezicht sloeg. Het Hof had geoordeeld dat de handelingen van de verdachte als ontuchtig moesten worden gekwalificeerd, wat de Hoge Raad bevestigde. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld over de ontuchtige handelingen en dat de bewijsvoering toereikend was. Daarnaast werd er een kennelijke misslag geconstateerd in de strafoplegging, maar deze misslag leidde niet tot cassatie, aangezien de Hoge Raad deze kon herstellen. De uiteindelijke beslissing was dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak bevestigde, met een verduidelijking van de strafoplegging.

Uitspraak

24 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/06253
MD/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 december 2014, nummer 22/003013-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. D.N. de Jonge, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging voor zover daarbij voor feit 1 de straf is bepaald op een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft geoordeeld dat te dezen sprake is van "ontuchtige handelingen" zoals onder 2 is bewezenverklaard.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 30 september 2012 te Rotterdam door een feitelijkheid [betrokkene 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het meermalen knijpen in de billen van [betrokkene 1], de feitelijkheid heeft bestaan uit het onverhoeds knijpen in de billen van [betrokkene 1]."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 31 oktober 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17DO 2012488889-13. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 1]:
Er heeft een jongen aan mijn billen gezeten. In de nacht van 29 september 2012 op 30 september 2012 was ik met vrienden in Hollywood in Rotterdam. We liepen naar de hoofdzaal. Het was druk. Ik passeerde een jongen. Die jongen stond aan mijn rechterzijde. Op het moment dat ik hem passeerde, voelde ik dat er iemand met twee handen in mijn beide billen kneep. Ik draaide mij direct om naar die jongen die ik zojuist passeerde. Daarbij lieten de beide handen die mij knepen, mijn billen los. Ik stond op dat moment met mijn gezicht naar die jongen die ik gepasseerd was toe. Ik wist direct dat die jongen in mijn billen had geknepen aangezien er links van mij niemand stond en mijn vriendin achter mij liep. Achter mijn vriendin liep mijn vriend. Ik draaide mij naar hem toe en ik vroeg of hij van mij af wilde blijven. Ik zag dat zijn gezicht heel strak was. Ik ben toen doorgelopen en even verderop gaan staan. Ik zag dat die jongen, ik zal hem verder verdachte noemen, op een afstand van ongeveer twee à drie meter van mij vandaan stond. Ik zag dat de verdachte heel de tijd in mijn richting keek. Hij kwam steeds dichterbij. Op een gegeven moment besloten wij om weg te gaan omdat wij de verdachte opdringerig vonden. Op het moment dat we weg wilden lopen, draaide ik me om. Op dat moment voelde ik dat er met één hand in mijn rechterbil werd geknepen. Dit voelde harder dan de eerste keer dat er in mijn billen werd geknepen. Op het moment dat ik mij omdraaide, zag ik dat de verdachte pal achter mij stond en dat hij zijn rechterhand vanuit de richting van mijn billen naar zich toe trok. Ik zei hierop tegen de verdachte dat hij van mij af moest blijven. Direct hierop zag en voelde ik dat de verdachte mij met zijn vuist op mijn gezicht sloeg. Mijn onderlip begon te bloeden.
2. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 november 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17DO 2012488889-14. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op genoemde datum afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Op 30 september 2012 was ik samen met mijn vriendin [betrokkene 1] en een paar vrienden in discotheek Hollywood te Rotterdam. Het was behoorlijk druk. Wij besloten naar de hoofdzaal te gaan. [betrokkene 1] liep voor mij. Op een gegeven moment zag ik dat een, voor mij onbekende jongen, die aan de rechter zijkant stond, [betrokkene 1] in haar billen kneep. Die jongen ging met beide handen naar de billen van [betrokkene 1] en kneep in haar billen. Ik zag dat [betrokkene 1] iets zei tegen die jongen. Ik zag dat [betrokkene 1] doorliep en wij liepen met haar mee. Een stukje verder bleven wij bij elkaar staan. Ik zag dat die jongen in de buurt van [betrokkene 1] bleef staan en dat hij haar steeds bleef aankijken. Wij besloten een stukje verder te gaan. Op het moment dat [betrokkene 1] die jongen weer passeerde zag ik dat die jongen wederom, maar nu met één van zijn handen, in een bil van [betrokkene 1] kneep. Ik zag en hoorde dat [betrokkene 1] direct daarop reageerde in de richting van die jongen. Vervolgens sloeg die jongen met een vuist in het gezicht van [betrokkene 1]. De jongen werd door de beveiliging meegenomen en later aan de politie overgedragen.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 september 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17DO 2012488889-3. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 30 september 2012, omstreeks 02.10 uur, stonden wij, verbalisanten 1 en 2, in de Delftsestraat ter hoogte van discotheek 'Hollywood', te Rotterdam. Daar werden wij door de portier [betrokkene 3] aangesproken. De portier verklaarde: 'Ik ben werkzaam als beveiliger in de Hollywood. Binnen in de discotheek zag ik dat een jongen met een rood shirt een meisje in haar gezicht sloeg. Ik heb deze jongen beetgepakt en naar de hoofdingang gebracht'.
Hierop ben ik, verbalisant 1, naar de hoofdingang van de Hollywood gelopen. Daar werd ik door een beveiliger aangesproken dat de man die het meisje geslagen zou hebben in de garderobe stond. Ik zag dat deze beveiliger mij een man aanwees. Ik zag dat deze man een rood shirt aan had en dat zijn rechter hand bebloed was. Deze man bleek te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats].
Ik, verbalisant 2, liep vervolgens met de beveiliger [betrokkene 3] mee naar het meisje dat geslagen zou zijn. Ik zag het meisje binnen op een stoel zitten. Ik zag dat haar onderlip bloedde. Het meisje bleek te zijn genaamd: [betrokkene 1]. Zij verklaarde het volgende: 'Ik was met een groep vrienden in de Hollywood. Ik ben zomaar geslagen door een jongen met een rood t-shirt. Hij heeft mij geslagen met zijn vuist. Hij heeft mij geslagen op mijn lip.'
4. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 september 2012 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17DO 2012488889-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 30 september 2012 te 02.07 uur hielden wij als verdachte aan [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats]."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
"De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig haar aan het hof overgelegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft zij, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte aangeefster niet heeft aangeraakt met een seksuele bedoeling, dat over de manier van aanraken te weinig duidelijkheid bestaat en dat als er sprake is geweest van het aanraken van de billen, dit de grenzen van het sociaal-ethisch betamelijke niet heeft overschreden. (...)
Bij de beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde feit gaat het hof uit van de volgende uit het dossier blijkende feiten en omstandigheden.
Op 31 oktober 2012 heeft aangeefster tegenover de politie verklaard dat de verdachte aan haar billen heeft gezeten toen zij op 30 September 2012 in de uitgaansgelegenheid Hollywood was. Zij heeft dit aan de billen zitten als volgt beschreven. Toen zij de verdachte passeerde die toen aan haar rechterzijde stond, kneep de verdachte haar met twee handen in haar beide billen. Aangeefster vond dat niet fijn en vroeg of hij van haar af wilde blijven. Het gezicht van de verdachte was toen heel strak. Vervolgens is aangeefster doorgelopen en verderop gaan staan. De verdachte stond twee à drie meter bij aangeefster vandaan en keek voortdurend in de richting van aangeefster. Hij kwam steeds dichterbij. Het gezelschap waarin aangeefster zich bevond besloot toen om weg te gaan, omdat de verdachte opdringerig werd gevonden. Op het moment dat het gezelschap weg wilde lopen, werd aangeefster door de verdachte met één hand in haar rechterbil geknepen. Dit voelde harder dan de eerste keer dat er in haar billen werd geknepen.
Deze verklaring van aangeefster wordt op essentiële punten ondersteund door onder meer de verklaring van getuige [betrokkene 2]. Hij heeft verklaard dat hij op 30 september 2012 samen met aangeefster en wat vrienden in de uitgaansgelegenheid Hollywood was en dat hij zag dat de verdachte, die aan de rechter kant stond aangeefster in haar billen kneep. De verdachte ging met beide handen naar de billen van aangeefster en kneep in haar billen. [betrokkene 2] zag dat aangeefster toen iets zei tegen de verdachte. Vervolgens zijn zij met het gezelschap een stukje verderop gaan staan. [betrokkene 2] zag toen dat de verdachte in de buurt van aangeefster bleef staan en dat de verdachte aangeefster steeds bleef aankijken. Daarom besloot het gezelschap om nog een stuk verder te lopen. [betrokkene 2] zag toen dat de verdachte, op het moment dat aangeefster hem weer passeerde, met één van zijn handen in een bil van aangeefster kneep.
Op basis van deze twee verklaringen stelt het hof vast dat de verdachte aangeefster tot tweemaal toe opzettelijk in haar billen heeft geknepen. (...)
Het hof kwalificeert de door de verdachte verrichte handelingen, te weten het knijpen in de billen van aangeefster, als ontuchtig. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen de omstandigheden waaronder de handelingen zijn verricht. De verdachte heeft een voor hem onbekende jonge vrouw in een drukke uitgaansgelegenheid, onverhoeds in de billen geknepen. Nadat aangeefster kenbaar had gemaakt dat zij daar niet van was gediend, heeft hij zich opdringerig gedragen en haar nogmaals onverhoeds in haar bil geknepen. Aldus heeft de verdachte seksuele handelingen verricht die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm."
2.3.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 246 Sr. Daarom moet de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende uitdrukking "ontuchtige handelingen" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in die bepaling.
2.4.
Art. 246 Sr luidt:
"Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie."
2.5.
In het licht van hetgeen het Hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld omtrent de omstandigheden waaronder de verdachte in de billen van de aangeefster heeft geknepen, getuigt het oordeel van het Hof dat sprake is van 'ontuchtige handelingen' in de zin van art. 246 Sr niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is toereikend gemotiveerd.
2.6.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het derde middel

4.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan art. 423, vierde lid, Sv.
4.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 23 tot en met 27 moet worden aangenomen dat het Hof bij de bepaling van de straf op de voet van art. 423, vierde lid, Sv met betrekking tot het onder 1 bewezenverklaarde feit kennelijk abusievelijk ervan is uitgegaan dat de verdachte ter zake van de in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf, in plaats van een voorwaardelijke taakstraf, van veertig uren. Het middel klaagt daarover terecht. Dit behoeft echter niet tot cassatie te leiden, aangezien de Hoge Raad deze kennelijke misslag kan herstellen.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verstaat het dictum in de bestreden uitspraak aldus dat het Hof de door de Politierechter opgelegde straf ter zake van feit 1 heeft bepaald op een taakstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2015.