4.7.Het bestreden arrest houdt, wat betreft de strafmotivering het volgende in:
“
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft aangevoerd dat het hoger beroep niet is gericht tegen de bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde, maar tegen de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf. De verdediging heeft het hof verzocht om aan de verdachte een taakstraf op te leggen. De verdediging heeft betoogd dat rekening moet worden gehouden met de feiten en omstandigheden van dit geval en dat sprake is van verschillende strafverminderende omstandigheden. Het verweer houdt in de kern genomen in dat er naar het oordeel van de verdediging sprake was van een relatie die niet was gebaseerd op lust, maar van een normale liefdesrelatie tussen de verdachte en aangeefster [aangeefster], behoudens het feit dat aangeefster minderjarig was toen de relatie begon.
Het hof verwerpt de visie van de verdediging. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen heeft gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard. Daarbij komt het aan op een waardering van de omstandigheden van het geval.
Het hof stelt over de omstandigheden in de onderhavige strafzaak het volgende vast.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte, die is geboren in 1951, een relatie is begonnen met aangeefster [aangeefster], die is geboren op [geboortedatum] 1986. Het leeftijdsverschil tussen de verdachte en aangeefster bedraagt ruim 34 jaar. Uit het dossier komen aanwijzingen naar voren dat aangeefster pas 13 jaar oud was toen de omgang met de verdachte startte. Enige tijd na hun eerste kennismaking is de verdachte begonnen met het verrichten van seksuele handelingen bij aangeefster. Volgens de verdachte was dit begin 2000. Uit de verklaringen van zowel aangeefster als de verdachte volgt dat hun relatie ruim zeven jaren heeft geduurd. Aangeefster is twee maal in verwachting geraakt van de verdachte. De eerste zwangerschap heeft zij laten afbreken, omdat zij toen nog minderjarig was. De verdachte heeft haar vergezeld naar een abortuskliniek. Uit de tweede zwangerschap is in 2004 een zoon geboren.
Aangeefster heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij in de periode dat zij de verdachte leerde kennen op zoek was naar aandacht, vanwege haar moeilijke thuissituatie. Zij realiseert zich nu dat ze wel de aandacht wilde, maar absoluut niet de seks. De verdachte heeft haar aangesproken bij het buurthuis waar zij vaker kwam en zij hebben wat afgesproken. Tijdens die afspraken zat de verdachte wel eens aan haar. In zijn woning in Rotterdam heeft hij op een matras op de grond voor de eerste keer seks met haar gehad. Dat deed heel erg veel pijn en zij verloor wat bloed. In die periode is zij begonnen met blowen. Daarna wilde zij eigenlijk niet meer met de verdachte afspreken, maar dat heeft zij toch gedaan, onder meer op de camping in Bergen op Zoom, waar zij met haar broer op vakantie was. In het bos bij de camping heeft de verdachte tweemaal seks met haar gehad. Het deed pijn. Aangeefster heeft verklaard dat zij met de verdachte was gezien door een meisje dat ook op de camping was en dat haar broer naar haar op zoek was gegaan. Omdat zij niet wilde dat haar broer zou weten dat zij met de verdachte was geweest, heeft zij op dat moment verzonnen dat zij was verkracht. Daarvan is aangifte gedaan. Ze durfde niet te vertellen wat er echt was gebeurd, omdat zij toen nog dacht dat zij het zelf allemaal wilde. Aangeefster heeft verklaard dat het steeds slechter met haar ging en dat zij ook harddrugs begon te gebruiken. Daardoor weet zij niet alles meer. Aangeefster heeft verder verklaard dat de verdachte haar vaak ophaalde uit school, maar dat zij drie maanden later helemaal met school is gestopt. Zij verbleef steeds vaker bij de verdachte. Zij gebruikte veel drugs en de verdachte en zij hadden ook veel seks. Vanwege haar drugsgebruik weet zij niet meer helemaal hoe zij in bepaalde situaties is terechtgekomen. Op haar achttiende is zij zwanger geraakt en na een zware bevalling is haar zoon geboren. Toen haar zoon een paar jaar oud was, is zij bij de verdachte weggegaan. Ze heeft niet eerder tegen iemand verteld wat er is gebeurd, omdat zij er alleen voor stond.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij een maand of vier na de kennismaking met de aangeefster seks met haar heeft gehad in zijn woning. Hij heeft bevestigd dat de aangeefster op enig moment een abortus heeft ondergaan. Hij vond dat zij te jong was om zwanger te zijn. Voor een relatie was zij niet te jong, aldus de verdachte. Zij zijn gaan samenwonen toen de aangeefster 15 jaar oud was. De seksuele handelingen vonden binnen hun relatie plaats. De verdachte heeft er nooit bij stilgestaan of de aangeefster te jong was om seks met hem te hebben.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat alleen al gelet op het zeer grote leeftijdsverschil van ruim 34 jaar van de verdachte zeer grote terughoudendheid in zijn contact met de aangeefster kon en mocht worden verwacht. Daarbij komt dat de aangeefster ten tijde van het eerste contact pas 13 jaar oud was. De verdachte heeft weliswaar herhaaldelijk verklaard dat hij niet wist hoe oud de aangeefster precies was, maar toen hij dit op enig moment wel wist, heeft hij de omgang met haar niet gestaakt. Hij heeft zich, zo blijkt uit zijn eigen verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, ook niet afgevraagd of zijn handelen wel correct was. Integendeel, de verdachte heeft zijn contact met aangeefster juist geïntensiveerd, waarbij zij zelfs zijn gaan samenwonen. Ook de omstandigheid dat de aangeefster tweemaal zwanger is geraakt, weegt het hof mee. De eerste zwangerschap is geëindigd door een abortus, maar uit de tweede zwangerschap is een kind geboren. Het hof overweegt dat de aangeefster daardoor dagelijks wordt herinnerd aan wat er is gebeurd. Met de stelling dat de relatie tussen de verdachte en de aangeefster gebaseerd zou zijn geweest op gelijkwaardigheid en dat de relatie normaal was, behoudens de omstandigheid dat de aangeefster nog minderjarig was toen die begon, kan het hof zich in het geheel niet verenigen. De verdachte had door zijn leeftijd en de reeds kwetsbare positie van de aangeefster, waarmee de verdachte bekend moet zijn geweest, overwicht en hij heeft dit gebruikt om de aangeefster te bewegen met hem een relatie te beginnen en te onderhouden. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele handelingen die sociaal-ethisch niet aanvaardbaar zijn en derhalve een ontuchtig karakter hebben.
Hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich — kort gezegd — gedurende een periode van circa 2 jaren schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van aangeefster [aangeefster], die destijds ouder dan twaalf jaren, maar jonger dan zestien jaren was.
In algemene zin geldt dat seksueel misbruik van minderjarigen een zeer ernstige inbreuk op hun lichamelijke en geestelijke integriteit vormt. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase. Door ontuchtige handelingen te plegen met een minderjarige stelt een verdachte de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens boven de belangen van het slachtoffer. Hierdoor doorkruist een verdachte de seksuele ontwikkeling van een minderjarige, terwijl een minderjarige ongestoord hoort te kunnen groeien tot volwassenheid, zeker ook op seksueel vlak. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke delicten nog langdurig nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden. Dat is in de onderhavige zaak niet anders.
Anders dan de verdediging en met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, waarvan de omstandigheden hiervoor uiteen zijn gezet, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een gevangenisstraf als door de advocaat-generaal gevorderd, omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het hof wijst in dit verband nogmaals op de jeugdige leeftijd van de aangeefster ten opzichte van de veel oudere verdachte, op de duur van het contact en op de omstandigheid dat de aangeefster tweemaal zwanger is geraakt en dat uit één van die zwangerschappen een kind is geboren, op de omstandigheid dat de aangeefster haar opleiding kennelijk niet heeft kunnen afmaken en dat zij gedurende het contact met de verdachte eerst softdrugs en later ook harddrugs is gaan gebruiken, omdat zij zich zo neerslachtig voelde;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, welk leed ook tot uitdrukking is gebracht in de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangeefster.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij thans, anders dan eerder het geval was, wel inziet dat hij geen relatie met de aangeefster had moeten beginnen of had moeten onderhouden. Het hof is evenwel van oordeel dat de verdachte nog steeds onvoldoende blijk heeft gegeven van inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen. In dat oordeel heeft het hof ook de omstandigheid betrokken dat de verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een psychologisch onderzoek. In het reclasseringsrapport dat omtrent de persoon van de verdachte is opgemaakt, is opgenomen dat de verdachte niet veel lijkt stil te staan bij de emotionele gevolgen van zijn denken. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte niet de indruk gewekt dat hij oprecht spijt heeft van wat er tussen hem en de aangeefster is voorgevallen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof anderzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat het recht op een behandeling binnen een redelijke termijn is geschonden. Als begindatum voor de aanvang van de redelijke termijn hanteert het hof 2 juli 2015, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft op 27 november 2017 vonnis gewezen. Het hof stelt vast dat de behandeling in eerste aanleg niet is afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de hiervoor genoemde termijn, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht, die deze overschrijding rechtvaardigen.
Zonder schending van de redelijke termijn zou naar het oordeel van het hof een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden zijn geweest. Rekening houdend met de schending van de redelijke termijn zal het hof een gevangenisstraf voor de duur van 46 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opleggen.
Met een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal zal het hof aan de voorwaardelijke gevangenisstraf ook bijzondere voorwaarden verbinden, zoals ook is geadviseerd in het reclasseringsrapport dat op 23 januari 2019 omtrent de verdachte is uitgebracht.”