ECLI:NL:HR:2006:AX5479
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Motivering van hogere straf dan gevorderd door het Openbaar Ministerie in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar was door het Hof veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf voor diefstal en opzetheling. De verdachte had in een bedrijfspand ingebroken en daarbij een eerder gestolen auto gebruikt. Het Hof had de opgelegde straf zwaarder gemaakt dan door de Advocaat-Generaal was gevorderd, wat leidde tot het cassatieberoep van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de motivering van de hogere straf niet in strijd was met de wet, aangezien de wetgeving omtrent de motiveringsplicht van de rechter was gewijzigd. De Hoge Raad herhaalde dat indien het gaat om een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van het OM, de verdachte in cassatie in de regel niet kan klagen over de motivering van de afwijking van dat standpunt. De Hoge Raad concludeerde dat de enkele vordering van het OM niet als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt kan worden beschouwd, waardoor de rechter niet verplicht was om deze afwijking nader te motiveren. Het beroep van de verdachte werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de uitspraak van het Hof.