Conclusie
eerste middelbehelst de klacht dat het hof in strijd met het bepaalde in art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die hebben geleid tot de afwijking van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging ten aanzien van de opbrengst van één oogst van 80 kilogram natte hennep.
Volgens de steller van het middel is hierin een extra argument gelegen voor de conclusie dat de beslissing van het hof onjuist is, dan wel onvoldoende is gemotiveerd.
tweede middelbehelst de klacht dat het rechtsgevolg dat het hof aan de vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep heeft verbonden onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd is. Daartoe wordt in de toelichting op het middel aangevoerd dat het hof niet had mogen volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op art. 6 EVRM, maar dat gelet op de extreme overschrijdingen vermindering van het vastgestelde dan wel terug te betalen ontnemingsbedrag had moeten volgen.
(…)
Deze aanzienlijke overschrijdingen zouden ertoe leiden dat de op te leggen gevangenisstraf van achttien maanden met drie maanden wordt gematigd tot een gevangenisstraf van vijftien maanden.