ECLI:NL:HR:2007:AZ8417
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Oordeel over redelijke termijn in ontnemingszaken en gevolgen voor betalingsverplichting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 april 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met betrekking tot een ontnemingsvordering. De zaak betreft een betrokkene die in 1957 is geboren en ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid West' te Middelburg. Het Gerechtshof te 's-Gravenhage had op 10 mei 2005 een uitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Het Hof oordeelde dat deze overschrijding niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet tot rechtsgevolgen zou leiden, omdat de betrokkene in een samenhangende strafzaak al een korting op de gevangenisstraf had gekregen vanwege dezelfde termijnoverschrijding. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof terecht had volstaan met de constatering van de termijnoverschrijding zonder verdere rechtsgevolgen te verbinden aan deze schending. De Hoge Raad verwierp het beroep van de betrokkene, waarmee de verplichting tot betaling van een bedrag van € 5.077,- aan de Staat in stand bleef.