Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
4 maart 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de Hoge Raad op 4 maart 2014 uitspraak deed. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt, cassatie heeft ingesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad constateert dat de pleitnotities, zoals vermeld in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, ontbreken in de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden. Hierdoor is het niet mogelijk om te beoordelen op welke gronden de raadsman het verzoek tot het horen van getuigen heeft gebaseerd. Dit gebrek aan processtukken is zo ernstig dat het in strijd is met een behoorlijke procesorde en leidt tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het middel gegrond is en dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De overige middelen behoeven geen bespreking. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.