ECLI:NL:HR:2014:467

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
12/01398
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door ontbreken pleitnotities in cassatieprocedure

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de Hoge Raad op 4 maart 2014 uitspraak deed. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J. Baumgardt, cassatie heeft ingesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad constateert dat de pleitnotities, zoals vermeld in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, ontbreken in de stukken die aan de Hoge Raad zijn toegezonden. Hierdoor is het niet mogelijk om te beoordelen op welke gronden de raadsman het verzoek tot het horen van getuigen heeft gebaseerd. Dit gebrek aan processtukken is zo ernstig dat het in strijd is met een behoorlijke procesorde en leidt tot de nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak.

De Hoge Raad oordeelt dat het middel gegrond is en dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven. De overige middelen behoeven geen bespreking. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

4 maart 2014
Strafkamer
nr. 12/01398 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 maart 2012, nummer 22/006508-08, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar een gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek om [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] als getuige te horen.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2011 houdt het volgende in:
"De raadsman maakt gebruik van de hem geboden gelegenheid het standpunt van de verdediging nader toe te lichten. Daartoe voert hij het woord overeenkomstig zijn overgelegde en aan dit proces-verbaal gehechte pleitnotities. In aanvulling op zijn pleitnotities legt de raadsman een aantal op schrift gestelde verklaringen van [getuige 1], [getuige 4], [getuige 2], [getuige 5], [getuige 6], [getuige 7] en [getuige 3] aan het gerechtshof over. De raadsman merkt op dat - indien het hof zulks noodzakelijk acht - voornoemde personen bereid zijn om een getuigenverklaring af te leggen."
en voorts:
"Na beraadslaging en hervatting van het onderzoek deelt het hof bij monde van de voorzitter mede dat het hof ten aanzien van het verzoek tot het (doen) horen van de door de raadsman opgegeven getuigen als volgt heeft beslist. (...)
Het hof wijst het verzoek tot het (doen) horen van [getuige 4] als getuige toe. (...)
Ten aanzien van de overige door de raadsman opgegeven getuigen stelt het hof zich op het standpunt dat het horen van die getuigen niet noodzakelijk is voor enige in de onderhavige zaak te nemen beslissing. De opgave is onvoldoende concreet onderbouwd. Het hof wijst het verzoek daartoe dan ook af."
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt in:
"Ook bij heroverweging is het hof van oordeel dat voor het horen van de door de verdediging opgegeven getuigen geen noodzaak bestaat gezien het a-specifieke karakter van hetgeen aan dit verzoek ten grondslag wordt gelegd."
2.3.
De in het genoemde proces-verbaal vermelde pleitnotities ontbreken bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan wat de raadsman aan het in het middel bedoelde verzoek ten grondslag heeft gelegd en derhalve niet kan worden beoordeeld of de afwijzing van het verzoek door het Hof toereikend is gemotiveerd.
2.4.
Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het blijkens door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen zoals in de conclusie vermeld, onherstelbaar is, nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
2.5.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 maart 2014.