Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
31 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarbij geen beslissing was genomen op het beroep van de verdediging tot strafvermindering op basis van artikel 359a, eerste lid onder a, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De raadsman van de verdachte had een pleitnota overgelegd, maar deze was verloren gegaan, waardoor het Hof niet in staat was om op het verweer te beslissen. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het verzuim van het Hof om een beslissing te geven op het beroep tot strafvermindering, gelet op de onderbouwing van het verweer door de raadsman, tot cassatie moest leiden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw op het bestaande hoger beroep kon worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een met redenen omklede beslissing door de rechter op verweren die door de verdediging worden aangevoerd, vooral in het kader van strafvermindering.