3.2. In aansluiting op de bewezenverklaring heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
“Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft op gronden als vermeld in zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De verdachte heeft verklaard dat hij voor het eerst in de middag na zijn bezoek aan de juwelier [A] omstreeks 15:00 uur in de auto van de medeverdachte [betrokkene 3] is gestapt. Er zit te veel tijd en afstand tussen de inbraak gepleegd tussen 11:00 en 13:00 aan de [a-straat 1] en het aantreffen van de verdachte in de auto van de medeverdachte [betrokkene 3] op de Marktweg om 15:00 uur, in welke auto een deel van de bij de inbraak gestolen goederen zijn aangetroffen, om aan te nemen dat de verdachte bij de inbraak betrokken is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Op 13 juli 2013 tussen 11:00 uur en 13:00 uur is een inbraak gepleegd in een woning aan de [a-straat 1] te Den Haag. Hierbij zijn een groot aantal sieraden weggenomen, alsmede twee flatscreentelevisies en een dekbedovertrek. Diezelfde dag omstreeks 14:54 uur wordt gezien dat de verdachte de inkoopingang van juwelier [A] aan het Hofplein te Den Haag binnengaat en enkele minuten later weer naar buiten komt. Gebleken is dat de verdachte een gouden armbandje en vier gouden hangertjes (te weten van een olifant, een kameel, een eend en een hond) voor een bedrag van € 82,09 aan de juwelier heeft verkocht. Aangeefster [betrokkene 2] heeft deze hangertjes herkend als zijnde haar sieraden die bij de inbraak zijn gestolen.
Kort hierop, omstreeks 15:05 uur, is de verdachte aangehouden terwijl hij aan de passagierszijde de rode Toyota Starlett van de medeverdachte [betrokkene 3] wilde instappen. Tijdens de doorzoeking van deze auto is onder de bijrijdersstoel aangetroffen een witte plastic tas met daarin diverse sieraden, waaronder een kinderarmbandje met de naam "[naam]", en in de kofferbak een portemonnee met daarin meerdere pasjes op naam van de aangever [betrokkene 1]. Aangeefster [betrokkene 2] heeft een deel van de sieraden, waaronder ook het kinderarmbandje, herkend als dat van haar of één van haar gezinsleden..
Verder is gebleken dat eerder die dag om 13:30 uur de rode Toyota Starlett met als bestuurder de medeverdachte [betrokkene 3] door de wijkagent staande is gehouden bij de Marktweg in Den Haag, omdat de wijkagent de bestuurder wilde aanspreken op zijn rijgedrag. De wijkagent heeft tijdens de staandehouding op de achterbank van de Toyota Starlett een dekbedovertrek zien liggen, welk dekbedovertrek hij naderhand aan de hand van een ; kussensloop heeft herkend als het dekbedovertrek dat is weggenomen bij de inbraak aan de [a-straat 1]. Daar komt bij dat de wijkagent vlak voor de staandehouding van de Toyota twee mannen uit de auto heeft zien springen en met versnelde pas heeft zien weglopen. Één van deze twee mannen heeft hij later herkend als zijnde de verdachte.
De staandehouding door de wijkagent en het daarop uit de Toyota springen van twee mannen, waaronder verdachte, worden bevestigd door de medeverdachte [betrokkene 3]. [betrokkene 3] heeft verklaard dat de verdachte eerder die dag een ‘joekel van een televisie’ en een witte plastic tas bij hem in de auto heeft gelegd.
Het hof acht de verklaring van de verdachte, te weten dat hij eerst na zijn bezoek aan de juwelier [A] omstreeks 15:00 uur bij [betrokkene 3] in de auto is gestapt, dan ook onaannemelijk en gaat ervan uit dat de verdachte al bij [betrokkene 3] in de auto zat ten tijde van de staande houding van de auto omstreeks 13:30 uur. Gelet op het korte tijdsverloop tussen het plegen van de inbraak, te weten tussen 11:00 uur en 13:00 uur, en de aanwezigheid van de verdachte in de auto waarin een deel van de bij deze inbraak gestolen spullen zijn aangetroffen, alsmede op de verklaring van [betrokkene 3] dat de verdachte een televisie en een witte plastic tas met inhoud in de auto heeft gelegd waarvan is gebleken dat die goederen afkomstig zijn uit de woning aan de [a-straat 1], is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de inbraak aan de [a-straat 1] heeft gepleegd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.”